| |
Van onze leden.
Woordbeeld
- Ons lid, Mr. F.E.H. Groenman, schrijft: ‘De commissie, die op de basis van het woordbeeld 1934, 1936 zal adviseeren over de schrijfwijze der woorden, waaromtrent twijfel bestaat,...’ (kennisgeving van Ministerie van Onderwijs in Nederlandse pers).
Woordbeeld? - Wij spreken immers van de betekenis van een woord, de lengte van een woord, en niet van ‘woordbetekenis’ of ‘woordlengte’.
Betekenissen van ‘beeld’: 1. nabootsing in hout, metaal enz.; 2. nabootsing in schilderij of tekening enz.; 3. afschijnsel; 4. persoon, die een sprekende gelijkenis vertoont met een ander; 5. iemand, die geheel het voorkomen of het karakter heeft van een bepaalde soort van personen; 6. iemand, die sterk een aandoening of hoedanigheid toont; 7. mooi exemplaar (een beeld van een meisje); 8. mooi vrouwspersoon; 9. schets door een schrijver; 10. voorstelling in de geest; 11. voorstelling in abstracto (beeldspraak).
| |
| |
Deskundigen willen misschien uitmaken of ‘woordbeeld’, ‘stadsbeeld’ nabootsingen zijn uit het Duits. Hoe dit zij, het lijken eigendunkelijke vormingen, die een eigenaardig Nederlands woord in een hoek duwen. Dit eigenaardige Nederlandse woord is: voorkomen; het voorkomen der woorden, het voorkomen der stad.
Met ‘woordbeeld’ en ‘stadsbeeld’ is het gesteld als met: ‘ervaring’, ‘verbinding’, ‘leiding’, ‘voor kort’, ‘leer- en arbeidskrachten’, ‘volkomen’, ‘afzijdig’, ‘oprit’, ‘inrit’, ‘afzet’ enz. enz. Het minste wat wij van die woorden kunnen zeggen, is dat wij de voorkeur geven aan de pittige Nederlandse woorden, die zij ons helpen afleren: ondervinding, gemeenschap, beheer, kort geleden, onderwijzend personeel en werklieden, volmaakt, achteraf, oprij, inrij, aftrek.
Ons lid stelt voor, zoodra de commissie, in hoofde dezes bedoeld, zal zijn benoemd, haar te verzoeken wel te willen nagaan of er misschien aanleiding is de term ‘woordbeeld’ te vervangen door: ‘voorkomen der woorden’ en te spreken b.v. van....: die zal adviseeren over de schrijfwijze der woorden, waaromtrent twijfel bestaat, op de basis van het voorkomen, dat de regels van 1934 en 1936 aan die woorden hebben gegeven.
| |
Inblikken
- Ons lid, de heer Hans van Eeden, merkt op: Ik heb iets tegen het ‘inblikken’ van runderen (en andere crisisslachtoffers). D.w.z. tegen de uitdrukking - ook wel tegen de handelwijze, maar dat doet hier minder terzake. Maar dat werkwoord ‘inblikken’ zit mij dwars en ik kan niet redelijk motiveeren waarom. Ik vind ‘inblikken’ en ‘ingeblikt’ antipathiek - en leelijk bovendien.
Ga ik naar analogieën zoeken, dan kom ik er niet. Het ‘inkuilen’ van landbouwproducten klinkt mij bijvoorbeeld zeer aangenaam in de ooren, en dat is toch iets dergelijks.
Aan den anderen kant kan ik dan weer tot mijn bevrediging vaststellen, dat ik nergens ‘ingeblikte’ sardientjes of bismarckharing kan koopen, ook zijn er nergens ‘ingeglaasde’ augurkjes of mixed pickles te verkrijgen, terwijl Tieleman & Dros terecht befaamd zijn om hun ‘verduurzaamde’ levensmiddelen.
Als men haring mag ‘inmaken’, augurkjes en uitjes mag ‘inleggen’, groenten ‘verduurzamen’, waarom moeten dan die stumpers van koeien juist worden ‘ingeblikt’?
Mag ik eens van U vernemen of mijn weerzin tegen dezen crisisterm gegrond of ongegrond is? Ben ik in deze onredelijk, dan zou ik er misschien deze psychologische verklaring voor kunnen geven, dat onze Departementen en dagbladen tegenwoordig dikwijls met zulke ‘rare’ uitdrukkingen voor den dag komen, dat elk nieuw woord, ook al is het op zichzelf niet onjuist, ons onmiddellijk schichtig maakt.
| |
In een ruk
- ‘...., afstanden, die in één ruk worden afgelegd.’ Het woord ruk in dit verband zal uit Duitschland tot ons gekomen zijn. Daar te lande bezigt men dit woord gaarne: een plotselinge ruk van de locomotief, een zaak een ruk geven (aan den gang brengen), zich een innerlijken ruk geven, met een ruk was hij boven, de verkiezingen hebben geleid tot een sterken ruk naar links, rechts.
‘Stoss’ is ook zulk een woord; iemand krijgt een stoot in de zijde (om zijn opmerkzaamheid te wekken!), een zwemmer zwemt met lange, krachtige stooten.
Wij dienen in onze taal zulke geweldige woorden te vermijden; in het gegeven voorbeeld zouden wij kunnen spreken van sprong: afstanden die in één sprong worden afgelegd.
| |
Deftige taal
- Een van onze leden, een medicus, heeft opgemerkt, dat velen uit ons volk, die thuis heel normaal spreken, wanneer zij zich ‘beschaafd’, ‘ontwikkeld’ willen voordoen, tot allerlei verkeerde woorden en zinswendingen komen. Zoo noteerde ons lid: ‘dokter, ik heeft...’ van patienten, die in hun eigen kring er niet aan zouden denken zulk een vorm te bezigen. Een patient, die last had van pijn in de zijde, antwoordde, toen hem gevraagd werd of hij zich ook gestooten kon hebben, ‘... vermoedelijk weet ik het niet; of ik mij misschien gestooten heb, durf ik U niet betwisten’!
(Een ander woord, dat zich verheugt in de genegenheid van velen van ons volk is ‘indirect’. ‘Dat weet ik zoo indirect niet’. Indirect wordt blijkbaar gevoeld als een beschaafde vorm van ‘direct’ - Red.)
| |
Eventueel
- Een woord, dat in den laatsten tijd veel wordt gebezigd, misschien in navolging van het Duitsch. Onze Oostelijke buren kennen het reeds sedert het einde van de 18e eeuw; ons Woordenboek (III, van 1920) kent het nog niet. In vele gevallen zal mogelijk het begrip kunnen uitdrukken; soms ook zal men het geheel kunnen missen. ‘De sleepboot Goliath is naar de Spijkerplaat vertrokken, teneinde eventueel hulp te kunnen verleenen.’ Hier zou men kunnen zeggen: teneinde zoo noodig, desgewenscht....; maar daar het van zelf spreekt, dat de sleepboot die hulp niet verleent, wanneer die niet noodig of niet gewenscht is, kunnen wij ‘eventueel’ hier geheel weglaten.
| |
Verzorgt
- ‘De regeering verzorgt tot nu toe allerlei diensten, zooals de weerberichtendienst, de radio, enz.’ Wij komen dezen schrijver te hulp; een dienst kan men niet verzorgen, maar wel een wezen, en wij zeggen dus: ‘de regeering verzorgt tot nu toe allerlei wezens, zooals het weerberichtenwezen, het radiowezen’.
| |
| |
| |
Laagdrukwind
- Wij kennen dit hoog- en laag- uit hoogspanning en laagspanning: een electrische stroom van hooge (lage) spanning heet hoog-, laagspanningstroom; uit hoogdruk en laagdruk: een ketel voor stoom van hoogen (lagen) druk, is een hoog-, laagdrukstoomketel. Deze laagdrukwind echter is geen wind met een lagen druk; dat zou niet kunnen, immers wind is lucht van hoogen druk, die stroomt naar plaatsen, waar de druk lager is. Neen, het is een wind, die iets (in dit geval een luchtballon) naar omlaag drukt. ‘Een laagdrukwind bracht het gevaarte in de nabijheid der boomen, die het terrein omzoomen.’ Onze hoedenleverancier begreep al spoedig, dat hij ons bezoek dankte aan een meeneemwind.
Stellig behoort de uitvinder van dit nieuwe woord tot de schrijvers, die ‘prennent plaisir à tout ce qui marque une décadence, une déchéance du bon langage’.....
| |
Sjorren
- Een lid wijst op het veel-voorkomend gebruik van dit woord, in de beteekenis van ‘trekken’; ‘de kisten werden moeizaam naar voren gesjord’, ‘kind, sjor me niet zoo aan m'n rokken!’ De juiste beteekenis van sjorren is echter, zegt ons lid: vastleggen, -binden. (Dit laatste is inderdaad voor velen de ‘juiste’ beteekenis. Toch mag sjorren = trekken, sleepen, niet verworpen worden; het oostfriesch kent het in deze beteekenis. Men leidt dit ww. - zegt Franck-Van Wijk - via het Spaansch en Portugeesch af van het arabisch jarra = voortsleepen (o.a. een schip). Veeleer is het woord in 't Ndl.-Fri. zelfstandig ontstaan misschien als klanknabootsend woord, evenals fri. sjorrelje = slieren over een beijzelden grond. - Red.)
| |
Aangebracht
- ‘In het proefschrift van een Neerlandicus - schrijft een lid - lees ik: “het was in zijn tijd en in zijn omgeving aangebracht over de onbestendigheid van het aardsche te spreken”. Ik zou “aangebracht” (D. angebracht) ten allen tijde en in elke omgeving voor een grof germanisme hebben gehouden, doch nu een promovendus Neerlandicus en een promotor Neerlandicus er geen aanstoot aan namen, weet ik het niet meer. Wat zegt U?’
Wij zeggen niets; wij zwijgen. ‘Op het schrik'-lijkst!’
| |
Boud
- ‘Of boud (met een d) goed is?’ vraagt een lid. Stellig is het goed; en men zegt ook boude taal, weer met een d. Althans, men dient het zoo te zeggen; men spreekt wel vaak van ‘boute’ taal, maar dat is niet goed. En als de krant zegt ‘die vraag kortweg met ja te beantwoorden, was te bout gesproken....’, dan kunnen wij er maar één ding van zeggen: die krant vergist zich. Ook kranten zijn niet onfeilbaar!
| |
Alpha privans
- De Maasbode heeft ons stukje over De ‘A-’-Mode overgenomen en de redactie van dit blad merkt in een naschrift o.m. het volgende op: ‘Wat de z.g.n. “knoei-vormen” betreft zouden wij de eischen toch niet te straf willen zien gesteld. Er zijn nu eenmaal tal van combinaties van Latijn en Grieksch, die men moeilijk diskwalificeeren kan. De geijkte term alpha privans zou in het kader van dit anti-a-mode-artikel het eerst als slachtoffer moeten vallen.’
Wat wij echter gewraakt hebben en met ‘knoei-vormen’ aangeduid, zijn woordvormingen, samengesteld uit deelen, ontleend aan verschillende talen; niet uitdrukkingen, waarin een vreemd woord voorkomt. Alpha privans is zulk een uitdrukking. Zij komt uit de Grieksche grammatica, die in vroeger eeuwen in het Latijn werd gesteld. En dus is ‘alpha privans’ niet vreemder dan: ‘de letter omega’ in een Grieksche grammatica, die in het Nederlandsch is gesteld.
| |
Terugbrengen
- ‘Zal de Regeering Schiphol tot tweederangs luchthaven terugbrengen?’ Bedoeld wordt: verlagen.
|
|