[Nummer 7]
Brokkentaal.
Een verschijnsel, dat waard is in het licht van onze belangstelling te worden geplaatst: de letter-, lettergreep- en brokkelsamenstellingen, de ‘Aküsprache’ der Duitschers, de tot in het dwaze gegroeide gewoonte om van brokstukken van woorden, namen te smeden, die slot noch zin hebben. Entos, Hapag, Robaver, Vova. Een tentoonstelling, een scheepvaartmaatschappij, een bank, een krant. Wie zich verheugt in het bezit van drie zoons, die Jan, Piet en Klaas heeten, weet dat hij zijn landhuisje Japiekla zal moeten noemen; het nut, dat de Kabacen sticht, is niet onder woorden te brengen; immers wat zouden wij moeten beginnen zonder de maatschappelijke instelling, die Mies de poes tot Liernur dient.
Duizenden, mogelijk tienduizenden woorden vormt men zoo; er is geen ophouden aan. Ieder die wil, levert zijn bijdragen. De Kinabu is in nood; geeft mildelijk! Bezoekt het congres van den Biet, van de Siec; wij geven U reductie op de vrachtprijzen! Wat een toestand toch in Italië, met die Baziko; en daar in Rusland met de Hemuro! De schuld van de ACDG van Franco, zegt de een; of van de Quimal van Saragossa, merkt de ander schamper op. Baziko, Hemuro, ACDG, Quimal; wie zal ze tellen, de ongure samenstellingen, die als een lawine op ons neer komen. Nooit van gehoord, ge betwijfelt of zij bestaan? Goed, dan bestaan ze niet; maar morgen zijn ze er; of overmorgen.
Aan protesten geen gebrek; Duitschland protesteert en Zwitserland, de Académie française verheft er haar stem tegen en Soviët-Rusland is niet achtergebleven. Woordenboeken heeft men er voor noodig; in Duitschland heeft men er sinds lang. Pfohl, 1934, leidt ons door de Akü (= Abkürzungs) sprache, niet alleen van verscheidene Europeesche landen, maar ook van Arabië en Japan. Onlangs is er zulk een woordenboek in het Nederlandsch verschenen (men noemt dit ook Nederlandsch; het zal taalverruiming en taalverrijking beteekenen!).
Volledig zijn ze nooit; men dient ze dagelijks zelf aan te vullen. Van oorsprong ‘graphische verkorting’, is het een weldra alle dammen en dijken doorbrekende stroom in de gesproken taal geworden, waardoor verschillende groepen van een volk elkaar vaak niet meer verstaan.
En nog is het einde niet te zien. Wij hebben geen tijd meer om de woorden geheel te zeggen: wij radbraken ze tot een onbegrijpelijk mengelmoes. Keeren wij met onze ijdele druktemakerij in een tijd, leeg van arbeid, weer terug - zoo het dan heeten zou - tot de ‘clamores concomitantes’ van den in de modder wroetenden en in gebaren zich uitenden zoogenaamden primitieven mensch? Of is het de nieuwe algemeene spraakverwarring bij den nieuwen toren van Babel, waar ons geslacht al zulk een machtig stuk van klaargetooverd heeft? De Algespraver van de Nitovaba!
Reeds in 1928 voorspelde de Zweed Wellander: ‘Es wird mit der Zeit ganz unmöglich, alle diese an sich sinnlosen “Wörter” auseinanderzuhalten, von denen täglich neue auftauchen.’
Het is nu een zondvloed....