Uit: Het oneigene, door W. de Vries.
- 'n Woord dat weinig in gebruik is en tevens ongewoon klinkt, maakt de indruk van 'n vreemd woord. Wordt het gebruik algemener, dan schikt de klank zich veelal naar wat men gewoon is. Vaak is dat zelfs onvermijdelik voor wie geen vreemde taal geleerd heeft. Door die uitspraak is de vreemde herkomst moeiliker of in 't geheel niet herkenbaar. Biezonder weinig valt op, wanneer maar eerst het gebruik algemeen is, dat men eigentaalse woorden bezigt in betekenissen welke aan andertaalse syn. toekomen. Evenzo gaat het, waar 'n zegswijs of konstruktie wordt overgenomen. Bij ons is niet zelden op te merken, dat ouderen zich stoten aan hd. in ndl. klanken, hoewel jongeren niet geloven kunnen dat men iets anders hoort dan onvervalst Nederlands. Velen b.v. kunnen zich niet voorstellen dat iemand waar 'n groep in afdelingen heet te vervallen, verval van de moedertaal opmerkt; en: zich splitsen, verdeeld worden en dgl. verstaan ze wel, maar ze komen er niet gemaklik op. Zelfs veelgelezen schrijvers pennen zulke ergerlike zinnen neer als ‘Het doet nood, dit te bemerken’, d.i. Het is nodig dit op te merken. Naast Duitse duurt Franse invloed voort; Latijnse heeft weinig of niet meer te betekenen, maar werkt sterk na; Engelse wordt merkbaar (niet slechts techniese: eer ‘vrijwel, en dgl.’ naar rather; ‘Deze zijn als regel onbekwaam’, niet als 'n regel, dus met enige aanpassing). Intussen is niet elke ontlening te betreuren. Zomin als op menig ander gebied is de grens van het ongewenste zó te trekken dat ieder haar juist vindt. Niet het hovaardig of stug verwerpen van al het vreemde, maar het inzichtvol verwerken van het dienstige heft 'n taal het hoogst.
Maar niet voor elk vreemd woord dat iemand zich verkeerdelik heeft aangewend dient 'n Nederlands in de plaats te komen. Ook niet wanneer velen het gebruiken; als b.v. iets ter afdoening in handen van B. en W. wordt gesteld, is de uitdr. ter fine van afdoening niet oorbaar. En heel wat gangbare substituties zijn geen gelukkige. Voor à fin, à cette fin behoeft het houterige ten einde, te dien einde niet gebezigd, en voor open en dicht worden geopend en gesloten vaak te onpas aangewend. Veelal moet men zich geheel van het vreemde verwijderen en doen wat overal raadzaam is waar het bewoorden minder goed lukt: de zaak opnieuw bekijken (‘revenir au fond des choses’, zoals men in Frankrijk telkens aanraadt, waar men zich er niets van aantrekt dat men menige buitenlandse term en wending mist). Zelfs bij vertalingen. Wie zich doorlopend zó uitdrukt als in 'n andere taal ook kan, of nagenoeg zó, heeft zijn taal niet in de macht. (Het kan in 'n bepaald geval wezen, dat zodanige uitdrukking 'n vreemde omgeving beter tot de lezer brengt.) En hij loopt gevaar, als hij het inlandse ontmoet, het zonder recht lager dan het vreemde te stellen.