Onze Taal. Jaargang 7
(1938)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan onze leden.Regelmatig- Verscheidene leden wijzen ons op het gebruik van regelmatig, waar volgens hunne meening het woord geregeld op zijn plaats zou zijn. ‘Te plattelande schijnen de toestanden beter te zijn, daar leiden de kinderen een regelmatiger leven.’ ‘Een man, die in gebreke was gebleven een zijner kinderen regelmatig naar de lagere school te zenden.’ ‘Wie zijn tanden regelmatig laat onderzoeken....’ ‘Gebruik dus regelmatig A's beschuit.’ ‘Het aantal gebreveteerde en regelmatig vliegende sportvliegers gaat de 200 niet te boven.’ (Het aantal gebreveteerde vliegers, die ‘onregelmatig’ vliegen, met horten en stooten, die als dronken tollen het luchtruim doorzwieren, is niet bij benadering vast te stellen!) Er bestaat inderdaad - misschien onder hd. invloed - een neiging om ‘regelmatig’ een grootere plaats in ons taalgebruik toe te kennen dan het woord toekomt. Wij, voor ons, hebben ons tot regel gesteld: niet ‘regelmatig’ te zeggen, waar ‘geregeld’ (ook) voldoet. Immers, wie zich op geen andere wijze weet uit te drukken, dan in een andere taal oók kan, geeft blijk zijn eigen taal niet te beheerschen. ‘Regelmatig’ noopt tot voorzichtigheid, ‘omdat het ook Duitsch is’! Geregeld, zegt Wdb. IV, 1651 o.m., Bnw. Het voorkomen hebbende van door vaste regels bestuurd te worden; ....van alles, wat men zich denkt als voortgaande. Gelijkmatig, ordelijk geschiedende. Paarden, in geregelden draf; een geregelde gang, een geregelde levenswijze, een geregeld huishouden. Volgens een vasten regel of eene vaste gewoonte telkens terugkeerende, regelmatig. Na den eten is eene wandeling zijne geregelde ontspanning. Hij is een geregeld bezoeker van alle concerten. Als bijw. van wijze. Op eene wijze die blijk geeft van orde en regelmaat. Een plan geregeld volgen, een ontwerp, naar hetwelk alles geregeld afloopt. De werken vorderden geregeld. Als bijw. van omstandigheid. Regelmatig, volgens een vasten regel, of eene vaste gewoonte. Hij kwam vrij geregeld ter kerk. Het geregeld vieren der christelijke feestdagen. Bondgenooten, die niet zoo geregeld betaalden. Syn. Geregeld, regelmatig. | |
[pagina 15]
| |
Een van onze leden schreef ons: ‘Regelmatig’ zullen wij stellig wel aan het Hd. ontleend hebben, zooals de meeste op ‘matig’ eindigende woorden.Ga naar voetnoot*) Het is jonger dan ‘geregeld’ en waarschijnlijk heeft het een deel van diens functie overgenomen. Het lijkt mij niet noodig daartegen bezwaar te hebben, mits ‘regelmatig’ binnen zijn eigen grenzen blijft. In de boven genoemde voorbeelden is ‘regelmatig’ dunkt mij ten onrechte gebruikt; op al die plaatsen zou ik ‘geregeld’ bezigen. | |
Varen- Ons lid, de heer Dr. B. Schlikker te Hamburg, schrijft ons: Darf ich einige Bemerkungen machen zu dem Aufsatz ‘Ter Toelichting’ in der Februarnummer? Zunächst zu dem Satz: ‘Maar ànders staat de zaak, als een Twentenaar zich op deze wijze uitdrukt (met de tram varen); in Twente is varen voor rijden niet ongewoon.’ - Diese Meinung entspricht nach meiner Erinnerung nicht oder nicht ganz den Tatsachen. Um aber ganz sicher zu gehen, habe ich mich an Herrn Bernink in Denekamp (Twente) gewandt. (Herr B. ist der Gründer des naturkundlichen Museums in D. und genauer Kenner der Twente.) Soweit seine Antwort hier von Belang ist, gebe ich sie wörtlich wieder; sie lautet: ‘Hier zegt men: met de tram rijden en ook wel: met de tram gaon (plat).’ Ferner sagt man in D. (nach Herrn B.) ‘schaatsen rijden of rieden’ (an Stelle von ‘schaatsen loopen’ oder ‘scheuvel loopen’). Dit laatste doen wij inderdaad en wij danken ons lid voor zijn opmerkingen. Onze kennis van het gebruik van varen (voor rijden) in Twente dateert reeds van een veertig jaar geleden; de uitdrukking was toen gebruikelijk in de buurt van Hengelo. Een zegsman verwonderde er zich altijd over, als de voerlieden hem verzekerden, dat ze dien dag nog naar Deventer moesten varen; omdat er tusschen Hengelo en Deventer geen waterverbinding was. Misschien is het gebruik heel plaatselijk geweest, misschien ook is de uitdrukking sedert uit de volkstaal verdwenen. Het zou een reden te meer zijn om haar niet voetstoots in de algemeene schrijftaal op te nemen. ‘Scheuvelloopen’ was niet uit Twente afkomstig; een correspondent te Emmen noemde deze uitdrukking inheemsch in Groningen en Drenthe. | |
Pansponsen- Een van onze vrouwelijke leden is boos; op haar leverancier van die handige dingskes, waarmee de pannen worden gereinigd. Dat zijn pannesponsen, of pannelappen, zegt zij; en géén ‘pansponsen’ of ‘panlappen’, zooals die leverancier beweert. En zij vraagt ons, hem eens mores te leeren. Een moeilijke vraag. Zijn pan(ne)spons, -lap ‘technische’ termen? zoo ja, dan moet er een commissie voor gevormd worden. Behooren zij tot de ‘gewone’ taal, dan mogen wij er ons oordeel over uitspreken, tenminste.... àls wij te dezen oordeelen kunnen. En dat, vreezen wij, kunnen wij hier niet. Zeker, wij zeggen pennelikker en niet penlikker, pannelapper en niet panlapper, maar het Wdb. kent naast pannekoek: pankoek, en heeft blijkbaar geen voorkeur voor panbrood of pannebrood. Sprak de leverancier van de pan(ne)sponsen misschien met een Zuidelijk accent, had hij iets sinjoraals over zich? Zoo ja, dan gaat hij vrij uit. ‘Gewestelijk (b.v. te Antwerpen): panring (houten ring, waar men de pan op zet om de tafel niet vuil te maken), panveger (een lapje aan een stok gebonden, waarmede men de pan smeert als men koeken bakt).’ | |
Interessants- ‘.... weet ze méér dan anderen interessants, onbekends, te vertellen van haar vroegeren, diepvereerden chef.’ Dat is geen Nederlandsch, dat is puur Duitsch. Interessantes, Unbekanntes. Een vorming die heel dicht bij goede Nederlandsche vormingen komt en daardoor zéér gevaarlijk is. Men lette er op! | |
[pagina 16]
| |
Liefdesbrief- Een Delftsche Vermeer in Burlington House: De Liefdesbrief. Een werk van een Nederlandschen schilder, aangeduid met een on-Nederlandschen naam; daar past een woord van protest tegen. Maar tot wien moeten wij ons protest richten, wie is hier de schuldige? Wie geeft een schilderij haar naam, de schilder, de kunsthandelaar? Wij hebben er een deskundige naar gevraagd en deze zegt: ‘Ik vind uw vraag zeer moeilijk te beantwoorden. Wanneer men een bepaalde categorie van schilderkunst uitzondert (de verbeeldende, die een persoon een bepaalde gebeurtenis of een bepaalde idee weergeeft) dan geloof ik dat een algemeen antwoord kwalijk kan worden gegeven. Zeker geeft gewoonlijk de schilder den naam aan een stuk, maar als een kunsthandelaar den naam verandert omdat hij het publiek beter wil pakken, dan zal de schilder zich daarom in den regel weinig bekreunen, omdat hij, met Shakespeare, pleegt te zeggen: What's in a name? Als Rembrandt had geweten dat het nageslacht in zijn Corporaalschap van Banning Cocq een “Nachtwacht” zou zijn gaan zien, dan had hij daarvan waarschijnlijk vreemd, maar glimlachend, opgekeken en als Leonardo da Vinci nog bij zijn leven heeft geweten dat velen zijn “Mona Lisa” gingen aanduiden als “La Gioconda”, dan zal hij dat allicht niet kwaad hebben gevonden. Het werk pleegt voor den schilder zoozeer alles te zijn, dat de naam hem meestal niet veel kan schelen.’ Nu het dus niet is gebleken, wie in dezen verantwoordelijk moet worden gesteld, beschuldigen wij den onbekenden dader van ‘het opzettelijk en arglistelijk in omloop brengen van een niet in onze taal thuis behoorend woord, met het oogmerk dit voor echt en onvervalscht Nederlandsch te laten doorgaan’. | |
Beteekenend- Een Noorsche boot komt naar Harlingen om daar 2500 ton Friesche kleiaardappelen te laden en te vervoeren naar Zuid-Amerika. ‘Een zoo beteekenend transport is tot nu toe zelden in deze haven voorgekomen’, schrijft een Harlinger correspondent. Ik acht, merkt een lid op, het gebruik van het onderstreepte woord ‘teekenend’ voor dezen correspondent. | |
Heimwee- ‘Wat zeiden wij’, vraagt een lid, ‘voor heimwee, voor dat wij heimwee zeiden?’ Wij weten het niet. In Hendriks, Nederlandsche Synoniemen, vinden wij het woord niet. Misschien was bij ons vroeger het begrip heimwee onbekend en hebben wij dit, mèt de aanduiding, uit Duitschland gekregen. Groningsch: wenst, Noordbrabantsch: (de) vaart (hebben); huisziek (bij de Vlaardingsche visschers). (Wdb. VI, 478). | |
Taalcritiek- ‘Ik heb’, schrijft een lid, ‘eens aanmerking gemaakt op de taal van een vriend, die zich had aangewend te spreken van hij hep (heb'), iets dat ik erg onbeschaafd vind; maar toen kreeg ik den wind van voren. Het was dwaasheid, meende mijn vriend, daar aanmerking op te maken; geen mensch zei hij heeft en het zou niet zoo lang meer duren of deze verouderde vorm zou ook uit de schrijftaal verdwijnen. - Wat zegt U daar nu wel van?
Wij vinden het, zooal geen ‘dwaasheid’, dan toch weinig aanbevelenswaardig, aanmerking te maken op iemands gesproken taal; wij zouden het ons lid stellig niet in dank afnemen als hij zulke critiek tot ons richtte. Waar zou het heen gaan, als wij elkaar op zulk een manier het leven zuur gingen maken! Met de schrijftaal is het wat anders; daarbij zijn wij aan veel strengere regels gebonden dan bij de gesproken (praat-) taal. En een schrijver, die ons hij hep zou willen voorzetten als aanbevelenswaardig Nederlandsch, of aan een vreemdeling dezen vorm als ‘Nederlandsch’ zou willen leeren, zouden wij niet gaarne als mentor aanvaarden. En wat die voorspelling betreft, dat een ‘verouderde’ vorm als ‘hij heeft’ wel spoedig ook uit de schrijftaal zal verdwijnen, - die late ons lid maar voor wat zij waard is. Het heet dat, in tegenstelling met talen, die de persoonsbetrekking bij werkwoorden slechts door vervoeging kunnen uitdrukken (Latijn: amo, amas, amat), een taal, die dit doet door het persoonlijk voornaamwoord, aan deze flexievormen geen behoefte heeft, - en wij dus zonder bezwaar kunnen gaan spreken van: ik heb, jij heb, hij heb. Och ja; het hangt er maar van af welke ‘bezwaren’ men aanvaardt. Als het onzen kinderen en kleinkinderen al te bezwaarlijk zou zijn, in de geheimen van heb, heeft, hebben, door te dringen, dan misschien zullen wij.... Maar kom, geen zorgen voor den tijd! | |
Ontwerpen van wet- De keuze van de woorden, gebezigd in de benamingen van de ontwerpen van wet tot wijziging en aanvulling van de grondwet, moet door de leden van ons Genootschap ten zeerste worden gewaardeerd. Het zijn: Ontwerpen van Wet. Zou nu het Algemeen Nederlandsch Verbond niet gedaan kunnen krijgen dat de nieuwe secretarissen heeten: Secretarissen van Staat? Te letten op: Raad van State, Minister van Staat, het Kind van Staat en Joan de Witt enz. Vervanging van het aaneengeplakte woord ‘staatssecretarissen’ door drie korte, pittige woorden zou een uitstekend voorbeeld ter navolging zijn voor hen, die er toe overhellen te zeggen: bestaansmiddel, meeningsverschil, vertrouwensman enz. G...n. | |
[pagina 17]
| |
Zon te weenen- ‘Een bleeke zon, die te weenen scheen’. Ik kan, verzucht een lid, maar niet wennen aan die nieuwe manier, om persoonsnamen en namen van steden met een kleine letter te schrijven. Meent ons lid nu waarlijk dat hier gesproken wordt van een zon, die haar stralen neerzond op Oostenrijks hoofdstad? Het is toch duidelijk dat hier sprake is van een zon, die te weenen scheen; scheen te weenen, zooals wij dat vroeger uitdrukten. Het is een constructie, die toont dat de schrijver over zijn zinsbouw nadenkt, dat hij niet zóó maar, voor de hand weg, schrijft. Ons lid lette maar eens op; het kleurlooze: een bleeke zon, die scheen te weenen - een eenvoudige constateering, een mededeeling; zooiets als: hij schijnt niet thuis te zijn. En nu: te weenen scheen...., zoetvloeiend en lieflijk; en droef, oneindig droef...
Ons lid voelt er geen ‘snars’ van? Ja, dan kunnen wij er ook al niets aan doen. Nu, maar wij verzekeren hem dat het veel geschreven wordt zoo, tegenwoordig. ‘De graaf, die met zijn kostbare geschenken het hart der herbergierster te veroveren tracht.’ ‘..., die daarop plotseling te weenen aanving.’ Een zaakje begon in Wee...? Neen, géén zaakje begon in Wee... Men kan alles ridiculiseeren. | |
Verkeerde zinsconstructie?- Een correspondent - zegt een lid - schreef mij eens: ‘wij hebben over deze zaak een rapport opgemaakt, hetwelk wij U hierbij met het verzoek overhandigen, het...’. Ik vind dit een typisch Duitsche constructie; ‘..., welchen wir Ihnen anliegend mit der Bitte überreichen,...’. Ik zal natuurlijk niet zoo ver gaan om te beweren dat zij fout is, maar U zult mij denkelijk willen toestaan te zeggen, dat deze woordschikking m.i. voor onze taal geen aanbeveling verdient.Ga naar voetnoot*)
En vindt U dat wij mogen zeggen: ik heb een rapport opgemaakt, dat (of hetwelk) ik U hierbij toezend? Ik weet wel, dat iedereen dat zoo schrijft, maar kan het wel door den beugel? De bijzin zegt toch niets omtrent den aard van dat rapport; m.i. is het beter te zeggen: ik heb een rapport opgemaakt en ik zend U dit hierbij toe.
In de krant lees ik ‘de toenaderingspogingen, welke Neville Chamberlain zoo herhaaldelijk heeft ondernomen en helaas weer tot mislukking gedoemd waren’. Zou dit niet moeten zijn: en welke (of, als men wil, en die) helaas....? | |
Valschspeler- ‘Even een korte opmerking over iets, daar Guitry niets aan kan doen, n.l. over den vertaalden titel. “Valschspeler” is niet Nederlandsch; wij zeggen: valsche speler.’
(Uit een dagblad) | |
Verwerkte room- Crisissteun verwerkte room in hopjes’; wat gebeurt er met dien room, voor hij in de hopjes gaat? Dat is moeielijk te zeggen; wij zijn geen deskundigen op het stuk van de bereiding dezer lekkernij. Onder ‘verwerkt’ bier verstaat men bier, dat door gisting is bedorven; misschien is het de gewoonte van sommige hopjesfabrikanten, door gisting bedorven room voor hun product te bezigen. Dat aanvaardt het publiek niet en de winkeliers raken dan zulke hopjes niet kwijt en er ontstaat een ‘crisis’. Nu, en dan springt de regeering bij en steunt de aldus gedupeerde winkeliers. Tenminste, dat maken wij er uit op. Wie het beter weet, moet het maar zeggen! | |
Verzorgen- Een van onze leden zendt ons het prospectus van Vondels volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza, verzorgd en ingeleid door Albert Verwey. Een dagbladrecensie, in het prospectus afgedrukt, spreekt over deze uitgave als ‘in ieder opzicht zoo goed verzorgd’. Ons lid zou in beide gevallen het woord verzorgd willen vervangen zien door: in orde gebracht. Ten onrechte, naar het ons voorkomt. Stellig wordt verzorgen herhaaldelijk onjuist gebezigd en wel in den zin van: bezorgen, zorgen voor, en dat verdient afkeuring; maar wij mogen er ons daardoor niet toe laten verleiden het woord verzorgen uit te bannen. ‘Verzorgen’ is een goed Nederlandsch woord. Het onderstelt zorg en liefde (ambitie); het is meer waardeerend dan ‘zorgen voor’. In het onderhavige geval, waarbij de uitgave van Vondels werken is tot stand gekomen door de goede zorgen van een man als Prof. Verwey, een van de grootste Vondelkenners en zelf een groot dichter, mogen wij met volle gerustheid spreken van een verzorgde uitgave. Wij moeten, het is reeds eerder gezegd, er voor waken, dat wij er niet toe komen fijne verschillen uit te wisschen! | |
Modewoorden- Elk jaar en elk land - zegt Muttersprache - heeft zijn modewoord. Het is er opeens, ‘wie vom Himmel gefallen’, wordt in elken zin driemaal gebruikt en even plotseling is het verdwenen. Het heeft zich doodgeloopen. Zoo'n modewoord was voor een Berlijner: manometer. Als de Münchener steunde ‘Jösses!’ en de Hamburger lachte ‘Igittigit!’, dan zei de Berlijner, koel, Manometer! Een modewoord, zegt Muttersprache, moet een ‘Fremdwort’ zijn, en bepaald onbegrijpelijk. Het volk neemt het op, verzadigt zich er aan en is dan gereed voor een nieuw, - nog onbegrijpelijker, nog fantastischer. ‘Manometer’! | |
[pagina 18]
| |
Bemerking- Heeft U ook opgemerkt, - schrijft ons lid Ir. J.H. Ledeboer - welke groote vorderingen het woord ‘bemerking’ tegenwoordig maakt? Het schijnt een stadhuisbeteekenis te krijgen, en bovendien wordt het in technische kringen zeer veel gebruikt. Wat het precies beteekent weet ik niet; ik zou zeggen ‘het geheel der op een voorwerp voorkomende merken’. Hoe het zij, het woord ‘opmerking’ komt helaas maar sporadisch voor. Het ergst is, dat men het verschil niet meer voelt en zeer verbaasd is als men zegt dat ‘bemerking’ een germanisme is. - Zoudt U er nog eens de aandacht op willen vestigen? Inderdaad neemt het gebruik van het woord ‘bemerken’ hand over hand toe. Wij gelooven, dat het woord bij ons in geen andere beteekenis gebezigd mag worden dan gewaarworden, bespeuren (aan de merkteekenen onderkennen). Het zal wel weer een gewone ontleening zijn aan het Duitsch. In deze taal schijnt het woord elke speciale beteekenis verloren te hebben, ten minste Duden geeft als aequivalent niets anders dan ‘sagen’. ‘Bemerking’, aldus een lid van onzen Raad, ‘bespaart den schrijver de geringe moeite om te bedenken of hij opmerking dan wel aanmerking moet gebruiken; het bezigen van het gewraakte woord leidt tot verarming van de taal. Men bezige dus opmerking of (en) aanmerking.’ Dat onze Raad het woord ‘bemerking’ als een (overbodig) germanisme afkeurt, toont weder aan dat ook onze Deskundigen het gebruik van een woord in vroegere tijden (‘bemerckinge’ reeds bij Poirters) op zich zelf geen rechtvaardiging achten van het bezigen er van in de huidige taal. | |
Het gaat er om- Een belangstellend lezer wijst er op, dat wij ons in Onze Taal van December tot tweemaal toe aan één zelfde germanisme hebben schuldig gemaakt en wel door het bezigen van ‘het gaat er om’ (‘het ging er bij ons om in het licht te stellen’ en ‘Augenfälliges Merkmal - daar gaat het om’). Onze Raad heeft inderdaad in zijn meerderheid ‘het gaat om....’ in den zin van ‘het gaat om je leven’, ‘het gaat om hooge belangen’ afgekeurd (‘ongetwijfeld een kras germanisme’) en daarvoor in de plaats gezet: het is om je leven te doen, het geldt hooge belangen, (iets) staat op het spel. Dus: het ging er nièt bij ons om in het licht te stellen, maar: het was er om te doen..., onze bedoeling was.... Den belangstellenden lezer onzen dank! | |
Rond- ‘... zoo vinden de spoorwegen de tegenwoordige ceintuurbaan rond Rotterdam toch minder geschikt...’ Het bezwaar van de spoorwegen zal betrekking hebben op het bezigen, hier, van het woord ‘rond’; ook wij vinden het ‘minder geschikt’! | |
Uitprobeeren- ‘Uitprobeeren’, zegt een lid, ‘wil toch niets anders zeggen dan gewoon maar probeeren’. Neen, uitprobeeren gaat o.i. iets verder. ‘Laat mij dat ding ook eens probeeren’, d.i. laat mij eens zien of ik er mee overweg kan; daarbij zal men nooit zeggen: uitprobeeren. Met ‘uitprobeeren’ (voor ons gevoel overigens een ‘afschuwelijk, tot groot bederf strekkend’ germanisme) bedoelt men iets grondig beproeven, zóó, dat de gebruikswaarde er van zal blijken. Terecht ‘vertaalt’ ons lid, de heer Groenman, ‘wij willen dat apparaat wel eens uitprobeeren’ met: wij willen wel eens de proef nemen met dat toestel. | |
Nog eens: zorgenloos- Een van onze leden vestigt nog eens de aandacht op de advertentie van een, zich noemende Hollandsche bankinstelling, waarin deze tracht ons het woord zorgenloos als goed Nederlandsch aan te praten. (‘Werkelijk zorgenloos omtrent de veiligheid van Uw bezit kunt Gij alleen dan zijn....’) Het maakt ons lid ‘kriebelig’, en hij zou stellig niet onbezorgd zijn, met zijn papieren van waarde, geborgen in de kluis van een bank, die zóó zorgeloos omspringt met een bezit, dat ook haar is toevertrouwd, - de taal! | |
Walserij- Uit de krant zie ik dat de directie van Van Leer's Vereenigde Fabrieken in de buurt van Velsen (in de ‘omgeving van Velsen’ zegt de krant) een walserij laat bouwen. Dat vind ik in dezen tijd van verslapping een verheugend ding; niet alleen dat men daar in Velsen een industrieele onderneming gaat vestigen, maar dat men die walserij noemt en niet Walswerk of zoo iets Duitsch. | |
Verzoenlijkheid- ‘De raadgevingen uit Berlijn zouden Italië tot grootere verzoenlijkheid hebben willen bewegen.’ Een van onze leden betwijfelt het, of het gespatiëerde woord goed Nederlandsch is. Van Dale maakt tegen het woord geen bezwaar; verzoenlijkheid, vatbaarheid voor verzoening. Misschien zou ‘verzoeningsgezindheid’ hier beter de bedoeling weergeven. | |
Meerdere- ‘Aan boord van de Nieuw Amsterdam zijn meerdere keukens.’ ‘Tegen meerdere bekende prijsknoeiers zijn meerdere processen loopende.’ | |
Doorgang- ‘De reeds aangekondigde voorstelling kon geen doorgang vinden.’ Hier geprobeerd, daar getracht, nergens een gaatje om doorheen te komen. Verdrietig! | |
Keurige taal- Gehoord uit den mond van een paar jonge dames (met betrekking tot een gerecht, dat haar gesmaakt had): Walgelijk lekker! ‘De meysjes benne nou soo keurigh.’ |
|