Taal en overheid.
Waarom worden er vanwege de Koloniale Reserve te Nijmegen zulke onmogelijke advertenties geplaatst? vraagt een lezer. De aanhef heeft zeker ten doel door onbegrijpelijkheid de aandacht te trekken.
De wijziging 1937-1938 komt onherroepelijk, staat er, maar de ‘wijziging’ Holland-Indië komt niet vanzelf. Daarvoor moet men dienst nemen in het leger.
Daarna worden den adspirant eenige vragen gesteld aangaande zijn karaktereigenschappen. En dan volgt deze zin: ‘Indien ge deze vragen met JA kunt beantwoorden, vraag dan eens inlichtingen over de dienst name van bovengenoemd leger’. Tenslotte de opwekking: ‘Vraagt een proefverband bij den commandant’.
Waarom roepen degenen, die zulk een advertentie plaatsen, niet de hulp in van iemand, die eenig begrip heeft van taal? Of laat men dit juist na om de aandacht te trekken? Welnu, dat is volkomen gelukt.
(Uit de dagbladpers.)
- Het boek is onderhoudend geschreven. Dat het goedgeschreven is, zouden wij echter niet willen beweren. Taal en zinsbouw laten over het algemeen zeer veel te wenschen. En men mag toch aan een Nederlandschen roman in dit opzicht nog wel bescheiden eischen stellen. Zoo lezen wij op blz. 3: ‘Hoe en waardoor dat eind kwam deed er niet aan toe. Hij was de straat opgeloopen, had verkocht wat hij bezat aan waarde,’ enz.
De schrijfster spreekt van ‘lastwagens’ van George's ‘kleinstkindertijd’, van ‘waardeobject’, van ‘gesmokingde heeren’; zij laat iemand zeggen: ‘je bent hem toch een kameraad’; en ‘mij beteekent zij niets’; ‘ben je aan het sentimenteelen?’ Als deze roman uit het Duitsch vertaald was zou men zeggen: hij is slecht vertaald.
(Uit de dagbladpers).