Onze Taal. Jaargang 7
(1938)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan onze leden.Aansluitende bij het artikel van den heer Harry C. Beumer te Enka (V.S.), in ons nummer van November, wijst een lid ons op een geestig boekje, getiteld: Yankee-Dutch, 'n Fonnie Bisnis, by Dirk Nieboer (Publisher Eerdmans Comp., Michigan). Het bevat verhalen in Yankee-Dutch, met Woordenlijst Yankee-Dutch - Engelsch - Nederlandsch. | |
Schaak-germanismen.De A.V.R.O. is zoo vriendelijk geweest ten gerieve van de schaak-enthousiasten tijdens den wedstrijd om het wereldkampioenschap tusschen Dr. Euwe en Dr. Aljechin, dagelijks den stand der partijen door middel van den omroep bekend te maken. Het heeft mij onaangenaam getroffen, dat daarbij de Nederlandsche benamingen Koningin, Raadsheer en Kasteel steeds vervangen worden door de aan het Duitsch ontleende woorden Dame, Looper en Toren, waarvoor m.i. geen enkele reden bestaat. Met Toren zou men desnoods nog vrede kunnen hebben, omdat het bedoelde stuk feitelijk meer gelijkt op een Toren dan op een Kasteel en het blijft bovendien in dezelfde sfeer. De woorden Dame en Looper vallen echter bij de nomenclatuur der schaakfiguren, die immers doet denken aan een strijdbaar leger onder aanvoering van een koninklijk echtpaar, geheel uit den toon. Zij hebben niets karakteristieks, zij drukken geen functie uit, zooals de Nederlandsche benamingen en zijn dus in geen enkel opzicht een verbetering. Wat is daarentegen natuurlijker dan dat een Koning wordt geflankeerd door een Koningin en dat beiden zich bij den strijd doen bijstaan door Raadsheeren. Zou het nu niet mogelijk zijn onze goede Nederlandsche benamingen weder in eere te herstellen en die Duitsche indringers als ‘vreemdelingen zonder reden van bestaan’ over de grens te zetten. Misschien wil de redactie van O.T. wel eens trachten de directie van de A.V.R.O. voor deze zuiveringsactie te winnen. Deze zou daarmede een goed en doeltreffend voorbeeld geven, omdat daardoor alle luisteraars in den lande zouden worden bereikt. A. Donker. | |
Jullie- ‘Verdient het’, vraagt ons lid, de heer Fr. Diekmann, ‘aanbeveling het werkwoord, behoorende bij jullie en U, den vervoegingsvorm van den tweeden persoon meervoud te geven, ook al wijkt de gesproken taal daarvan dikwijls af en wordt er (dientengevolge?) meer en meer anders geschreven? Het werkwoord wordt dan vervoegd, als behoorde het bij den derden persoon, hetzij in enkelvoud, hetzij in meervoud. Jullie spraakt (sprak, spraken?), spraakt jullie (sprak, spraken jullie?), jullie hebt, hadt (hebben, had, hadden?). U hebt (heeft?), zult (zal?) | |
[pagina 7]
| |
Briefopener- ‘Mijn briefopener is bij het openen van de enveloppe door het daarin gesloten stuk gegaan, hetwelk ik U verzoek wel te willen verontschuldigen.’ Wij hebben onzen correspondent gaarne vrijgesproken van alle schuld, terzake van de door zijn instrument bedreven snoode daad, maar niét vreezen wij hem te kunnen vrijpleiten van een tekortschieten ten aanzien van de taal.
‘Briefopener’, zou dat nu wel goed Nederlandsch zijn? Het eerste deel van de samenstelling zal toch wel moeten luiden: brieven. Als ‘briefpapier’ wordt afgekeurd en daarvoor wordt gegeven ‘brievenpapier’, dan mogen wij wel eenige achterdocht koesteren ten aanzien van ook deze samenstelling met brief-. Nietwaar, wij spreken toch ook van brievenbesteller, en brievenbus, en brievenknip? (Zóó, denkt U dat; en ‘briefport’ dan, en ‘briefschrijver’, en ‘briefweger’, en ‘briefwisseling’, en... ‘There are more things in Heaven and earth, o, criticus, then are dreamt of in your....’)Ga naar voetnoot*)
Goed, laat ons niet strijden; maar -opener dan, dat valt er toch zeker uit. Dat zal toch wel moeten zijn -openaar. Want wat lezen wij in Onze Taal in het artikeltje over Briefordener? ‘De ongewone vorm van dit woord (we zeggen toch ook niet bedeler, leugener!) zal voor de meeste Nederlanders wel een onoverkomelijk bezwaar zijn.’
Zwijgt onze opponent nu en voert hij nu niet Shakespeare tegen ons in het veld? Laat ons dan zeggen dat de eerste ontmoeting in een draw is geëindigd, maar dat de laatste slag voor ons was! | |
Een waardeerend oordeel- In Indië, heet het, is maar weinig belangstelling voor de taal; men heeft daar, zoo wordt gezegd, ‘wel andere dingen aan het hoofd’. Te meer mogen wij er ons in verheugen, dat de pers kennis neemt van ons streven en blijk geeft dit streven te waardeeren. In het te Batavia verschijnend dagblad ‘De Koerier’ lezen wij, met betrekking tot ons orgaan: Nu ik wederom twee nummers van dit maandblad voor mij heb liggen, besef ik beter dan ooit, hoe nuttig werk het kan verrichten, wanneer het door vele ontwikkelde Nederlanders gelezen en bestudeerd wordt. Iedereen, die zijn moedertaal liefheeft, zal met dankbaarheid dit werk van taalzuivering waarderen en zonder twijfel ook zijn taalgeweten ernstig onderzoeken. Laat ons hopen, dat ook in Indië deze waardeering algemeen worde! | |
‘Hij is wandelen’- Ons lid, Dr. G.J. van Meurs, schrijft: Zou ik door middel van het Maandblad het oordeel van mijn medeleden en - als er verschil van meening mocht zijn - bij gelegenheid het oordeel van den Raad van deskundigen eens mogen vernemen over zegswijzen als: ‘Hij is wandelen, fietsen, tennissen, enz. Zij is winkelen, enz.’ Mij klinken deze uitdrukkingen in de ooren als ongeoorloofde afkortingen van: ‘Hij of zij is uitgegaan om te (of “is aan het”) wandelen, winkelen, enz.’ Maar.... twee leeraren, doctoren in de Nederlandsche taal en letterkunde, wie ik er naar vroeg, hadden geen enkel bezwaar tegen deze veel gehoorde uitdrukkingen en ik zou ook niet kunnen zeggen, aan welke taal zij ontleend zijn. Daarom aarzel ik en roep ik de hulp van anderen in. | |
-E- In welke gevallen - vraagt een lid - mag men bij het bijvoegelijk naamwoord, betrekking hebbende op een onzijdig zelfstandig naamwoord, na een bezittelijk voornaamwoord de verbuigings-e weglaten? Hoe schrijft men bijv.: ik denk aan mijn talrijk(e) gezin, ik heb er mijn goed(e) geld bij verloren, mijn zwart(e) paard, tot mijn groot(e) genoegen, mijn diep(e) leedwezen? | |
Ruw-- Wij raken er aan gewend te spreken over ruwijzer (in tegenstelling met geraffineerd ijzer), ruwmateriaal (grondstof), ruwwater (in tegenstelling met reinwater). Is dit juist? Is het niet juister te spreken over rauwwater, enz.? 't Klinkt wat gek, maar wij zeggen toch ook: rauwe groente, rauwkost, enz. in den zin van: in ontoebereiden toestand. Ir. J.H.L. | |
Het betere witpanbrood- Een Amsterdamsche bakker van het betere brood biedt ons aan: Volkorenbrood, Witpanbrood en Zoetroggenbrood. Zou het een jong- of een oudbakker zijn, die ons dit voorzet? Een betere bakker zou hij zijn, als hij zou ophouden deze misbaksels te bakken. | |
Mogen- ‘Wij verzoeken U ons toe te staan de beantwoording van Uw vraag te mogen uitstellen tot.....’ (uit een handelsbrief). ‘Er was nog aan geen enkelen fabrikant het recht verleend om het rijkskeur te mogen bezigen’ (krantenbericht).
- ‘Klein, doch robust, bewegelijk, met evenveel pleizier over 't gras rollend als den bal slaande, opgewekt uiterlijk, al is de glimlach wat stereotype, steunt haar spel vóór alles op......’ Is dat nu wel een geoorloofde constructie? |