Mijnbouwterminologie.
Het artikel in ons vorige nummer heeft verscheidene belanghebbenden genoopt ons hunne inzichten te doen kennen, terzake van het onderwerp, dat daarmede aan de orde werd gesteld en het blijkt dat het streven van het lid van ons genootschap, wiens brief wij in ons artikel citeerden, om tot een zuivering van de mijnbouwtaal te geraken, zeer gewaardeerd wordt.
Uit de verschillende brieven, die wij mochten ontvangen, nemen wij enkele gedeelten over; de opmerkingen, ten aanzien van de woorden, die ons lid in zijn lijst heeft voorgesteld ter vervanging van de afgekeurde termen, houden wij in petto, in afwachting van het commentaar, dat wij nog uit Indië hopen te ontvangen.
| |
De lijst van ons lid en de woorden, die ons lid voorstelt en niet, zooals eenige van onze correspondenten - nog niet bekend met de wijze van werken van ons genootschap - schrijven, onze lijst en de woorden, die wij voorstellen. Onze leden weten dat Onze Taal, bij de pogingen van belanghebbenden om tot zuivering te geraken van technische terminologiën, aanvankelijk slechts passief hare medewerking verleent. Eerst als de technici het onder elkaar eens zijn geworden en onze Raad er zijn sanctie op heeft gegeven, - eerst dan kunnen deze lijsten onze lijsten worden en de nieuwe woorden onze woorden.
* * *
Volkomen terecht wordt door Uw Indisch lid vastgesteld dat mijnbouwkundige rapporten vergiftigd plegen te zijn door germanismen, evenzoo als vele geologische publicaties, tot onleesbaar wordens toe. Dit euvel had omstreeks 1917 ook de aandacht van het Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën (Delft), waarvan de Mijnbouwkundige Sectie begin 1918 een ‘Proeve eener Nederlandsche Terminologie op het gebied van den Mijnbouw enz.’ liet herdrukken en aan de leden rondzond met verzoek tot het maken van aan- en opmerkingen. Of dit tenslotte tot een definitieve woordenlijst heeft geleid is mij onbekend. Het Genootschap gaf in 1929 een Geologischen nomenclator uit in vier talen onder hoofdredactie van Prof. L. Rutten (Utrecht). Uit deze actie van het Genootschap kwam naar ik meen o.a. voort het ook mijns inziens niet juiste woord ‘dagzoom’ inplaats van het verschrikkelijke germanisme ‘uitgaande’. Geconstateerd moet worden, dat de actie van het Genootschap tot dusver zeer onvoldoend resultaat heeft gehad, waarin een tweede poging wellicht verbetering kan brengen. Geheel instemmend met het doel dat Uw Indische correspondent beoogt, meen ik echter dat succes niet bereikt zal kunnen worden op de manier, welke door de aangeboden lijst wordt gekarakteriseerd. Wil men een kans hebben dat de nieuwe termen ingang vinden, dan moet men zich zooveel mogelijk onthouden van omschrijvingen en streven naar kortheid. De meerderheid van hen, welke de nieuwe termen moeten gebruiken, interesseert zich nu eenmaal niet voor taalzuivering. Daarnaast moet bedacht worden, dat Nederland tot voor zeer kort geen mijnbouwland was en dat de mijnbouwtermen dus gemaakt moeten worden. Het is niet te vermijden, dat daarbij, gezien de verwantschap der talen, woorden zullen ontstaan welke veel op de Duitsche gelijken, zonder dat het daarom eigenlijke germanismen behoeven te zijn.
................................
De bedoeling van deze opmerkingen is allerminst om toe te geven aan den velen Nederlanders ingeboren lust tot kritiek, doch om te wijzen op eenige voetangels en klemmen. Het vraagstuk van een behoorlijke mijnbouwterminologie is zeker niet eenvoudig, doch verdient de aandacht van Uw Genootschap.
* * *
Met genoegen las ik No. 12 van ‘Onze Taal’. Ik moet nu direct beginnen met U een licht verwijt te doen, n.l. dat U niet meer bekendheid aan Uw genootschap geeft.
Ik behoor ook tot de menschen die zich ergeren aan taalverknoeiïng en taalmismaking die zich nog steeds uitbreiden. Als U bijvoorbeeld een nummer van Uw orgaan aan de leerlingen der hoogste klassen van H.B.S. en Gymnasium stuurt, zult U waarschijnlijk veel leden winnen en Uw invloed ten gunste van taalverbetering aanzienlijk kunnen uitbreiden.
Het jonge mensch dat een verslag heeft geschreven over zijn werken in Limburg heeft misschien willen geuren met een serie ‘vak’termen. Wij schrijven onze rapporten in zoo goed mogelijk Nederlandsch. Bij de ethymologie van onze vaktermen moet niet vergeten worden, dat onze mijnbouw, onze kolenmijnbouw dan, in een grensstreek, met veel buitenlandsche, in hoofdzaak Duitsche, krachten, begonnen is, en dat zich daardoor veel Duitsche termen in ons vak hebben ingeburgerd. Er zijn daardoor woorden en uitdrukkingen die zoo vast ingeworteld zijn, dat het mij nu te laat lijkt om daar nog aan te gaan veranderen.
................................
Mijn commentaar is een beetje langer geworden dan oorspronkelijk de bedoeling was, maar ik ben een beetje in vuur geraakt. Ik hoop dat ik U met mijn lange verhaal niet te lang heb lastig gevallen. Het onderwerp is er overigens belangrijk genoeg voor....
Tenslotte een mededeeling van den Secretaris van de Mijnbouwkundige Sectie van het Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën.
Het vraagstuk dat in het artikel ‘Mijnbouw Terminologie’ wordt aangesneden, heeft reeds verschillende jaren de volle aandacht van ons Genootschap.
Uiteraard is het vervaardigen van een Nederlandsche woordenlijst een werk van vrij grooten omvang waarmede verschillende jaren gemoeid zijn.
Voor wat het Geologisch gedeelte betreft werd dit werk reeds in 1929 voltooid onder leiding van Prof. Rutten van Utrecht.
De Mijnbouwkundige woordenlijst is in vergevorderd stadium van voorbereiding. De Commissie bestaande uit Dr. Ir. Groothoff, Directeur der Staatsmijnen, en Ir. Kleinbentinck, hebben ongeveer een jaar geleden een aantal concepten rondgezonden aan verschillende instanties (zoowel in Holland als Indië en België) met het verzoek eventueele op- en aanmerkingen aan de Commissie te doen toekomen.
Aan de hand der ingekomen opmerkingen wordt thans aan het definitief ontwerp doorgewerkt. Binnen afzienbaren tijd hopen wij dan ook dat de 4-talige woordenlijst van Mijnbouwkundige termen door ons Genootschap uitgegeven kan worden.
Er bestaan ook enkele voorloopige lijsten op dit gebied, o.a. van Dr. Ir. Wing Easton, destijds uitgegeven te Batavia en van de Mijnbouwkundige Vereeniging te Heerlen, uitgegeven te Heerlen bij de firma Penners.
Verder heeft Prof. Ir. van Esbroeck, van de Hoogeschool te Gent, over een bepaald onderdeel, de koolwinning, een voorstel uitgewerkt dat verschenen is in het tijdschrift ‘Geologie en Mijnbouw’.
In het Limburgsch Mijndistrict worden steeds meer termen aangepast aan het Nederlandsch spraakgebruik, zoodat de vreemde termen langzaam verdwijnen.
|
|