hij was immers nog altijd redacteur van het Woordenboek. Het heeft mij vrij wat moeite gekost om hem, na veel aarzeling en nadat ik had toegezegd dat de lijsten met germanismen slechts een keer of vier per jaar zouden worden rondgestuurd, zijn aanvankelijken tegenzin te doen opgeven. Ware het anders geloopen, dan zouden wij vermoedelijk noch Prof. Van Ginneken, noch de meeste andere leden van den Raad tot medewerking hebben kunnen overhalen en daarmee zou een der meest wezenlijke figuren in de samenstelling van ‘Onze Taal’ onmogelijk zijn geworden. Men kan dus gerust zeggen dat wij het bestaan van ‘Onze Taal’, in den vorm waarin het genootschap is gedacht en zooals het ook is geworden, aan Dr. Beets te danken hebben.
En daarna, nadat hij eenmaal ‘Ja’ had gezegd, heeft hij ons veel meer gesteund dan we hadden gehoopt. Hij is de vraagbaak voor de redactie van het orgaan geweest; met onuitputttelijk geduld en onveranderlijke welwillendheid heeft hij ons steeds de adviezen gegeven die wij, tallooze malen nog behalve die over de lijsten, hebben gevraagd. Als hij ‘Onze Taal’ zelf had opgericht, had hij niet meer medewerking, meer sympathie, meer hart voor deze zaak kunnen toonen.
Toen Prof. Kern overleden was, die óók lid was van den Raad van Deskundigen, schreef Dr. Beets op ons verzoek een woord in ons orgaan ter herinnering ‘aan zijn zuiver Nederlandsch doorvoeld, frisch, spontaan, nuchter en beslist advies in elk afzonderlijk geval’. Die woorden kunnen wij nu op hemzelf toepassen. In dankbare herinnering aan wat hij voor ons Genootschap is geweest:
Onze oudste vriend.
En een van onze allerbeste.
C.K. ELOUT.