De overbelaste zin.
Wij hebben in deze kolommen reeds herhaaldelijk melding gemaakt van de afkeurenswaardige gewoonte bij sommige schrijvers, om den zin zóózeer met tusschenzinnen te belasten, dat er tenslotte een verwarrende ingewikkeldheid ontstaat, die het overzicht maar al te vaak bemoeilijkt.
Prof. Dr. Jac. van Ginneken (in ‘Onze Taaltuin’ van deze maand, pag. 207) vermeldt dit euvel en vertelt ons hoe hij handelt bij het ontcijferen van de lange zinnen der wetenschappelijke Duitsche boeken. De schrijver redt zich dan gewoonlijk zoo, dat hij eerst de fragmenten van den uiteengevallen hoofdzin met potlood onderstreept en achter elkaar leest, twee, drie keer, om pas daarna de verschillende bijzinnen en tusschenzinnen als nadere beperkingen en bepalingen elk op hunne plaats in te voegen. En zoo gaat de schrijver, eer hij zoo'n zin verstaat, soms vier, vijf keer langs al de stations op en neer.
Een strenger requisitoir tegen het door ons gewraakte misbruik is wel niet denkbaar.