‘Ermee’ of ‘er... mee’
Wij hebben meenen op te merken dat er een neiging bestaat in uitdrukkingen als er aan, er af, er mee enz. bijwoord en voorzetsel aanéén te schrijven (hoewel wij vroeger in vele gevallen de beide woorden gescheiden hielden), in navolging misschien van het hd., waar het aaneenschrijven regel is. Men leest tegenwoordig zoo goed als zonder uitzondering: Hij begeert niet zijn plaats eraan af te staan. (Hij begeert er...) Hij heeft te nauwer nood het leven eraf gebracht. Moet ik met zulk weer erdoor? Hij is leelijk erin geloopen. Wij hadden allen diep ermee te doen. Wil je vooral erom denken, dat... Ik kan met geen mogelijkheid erop komen. Als ik goed erover nadenk. De taal begint ertegen partij te kiezen. Dat heeft stellig ertoe bijgedragen. Wij hebben allen ervan genoten. Ik zal goed ervoor zorgen. Ik ben gisteren nog ervoorbij gekomen. Enz.
Verdient het - hebben wij den Raad gevraagd - aanbeveling, in gevallen als deze, het aaneenschrijven van bijwoord en voorzetsel te vermijden? Ja, zegt de Raad (in zijn grootst mogelijke meerderheid), dat verdient aanbeveling. Maar niet altijd. Vaste regels zijn daar niet voor te geven; het is een kwestie van klemtoon en rhythme; dus feitelijk van smaak. - Van eeuwen her bestond er geen bezwaar in onze taal om er en het bijbehoorende bijwoord te scheiden. Wel kan het vaak stilistisch aan te bevelen zijn - de zin zal dan steviger indruk maken -; ook wel voor onmiddellijke duidelijkheid. Daarbij zal men goeddoen, ook te onderscheiden: 1) of zoo'n voornaamw. bijwoord op een bepaald ding doelt, of tamelijk wel onbepaald is (het leven er af brengen, er door moeten); 2) of er een bijzin van afhangt: er over nadenken, of: er op rekenen dat... (N.B. De oude regel wil, dat men de verbindingen met er, schoon bij elkaar staand, toch niet aan elkaar schrijft! Wel die met daar, hier!)