Van onze leden
- Ons medelid, de Heer W.R. Menkman, merkt naar aanleiding van het gezegde omtrent de gewoonte in Zeeland om de klank ‘ou’ als ‘oe’ uit te spreken, op dat men dit verschijnsel aantreft bij vele oude Zeeuwsche geslachtsnamen (vaak Zuidnederlandsche van het eind van de 16e en het begin van de 17e eeuw). Hij geeft als voorbeeld: Rollin Couquerque. Sir William en Sir Peter Courteen, de in de geschiedenis bekende Engelsch-Nederlandsche kooplieden, heetten in Zeeland Courten (Koerten).
Werd, merkt ons lid op, het woord boek vroeger niet ook ‘boucq’ geschreven?
De Heer M. vestigt tevens de aandacht op eenige woorden, die men veelal in verkeerden zin gebezigd ziet. Als: ‘behoudens’ voor ‘behalve’, ‘hoeveelheid’ voor ‘aantal’, ‘pseudo’ voor ‘vermomd’, ‘typisch’ voor ‘merkwaardig’, ‘ongeregeldheid’ voor ‘onregelmatigheid’, ‘dergelijke’ voor ‘zoodanige’ en ‘hevige’ voor ‘heftige’.
- Met betrekking tot de opmerking in het nummer van April ten aanzien van de neiging om de uitgangs-e van bijvoegelijke naamwoorden na een bepalend lidwoord weg te laten (in uitdrukkingen als ‘het buitenlandsch(e) beleid’, ‘het financieel(e) overzicht’) vraagt ons lid: ‘Geeft hier inderdaad het lidwoord den doorslag? Het “buitenlandsch” beleid heeft betrekking op het buitenland, een “financieel” overzicht op de geldmiddelen; de Fransche vrouw echter is zelf Fransch. (Vgl. “de geneeskundige wereld” en “de geneeskundig inspecteur”)’.
Ook Van Dale, zegt ons lid, spreekt over ‘het openbaar, het politiek, het militair gezag.’ (Wij hadden het over de gewoonte van het weglaten van het lidwoord).
En ten aanzien van de gegeven voorbeelden van taalverandering door taalfouten merkt de Heer Menkman op dat, ook al wordt het bez. vnw. ‘haar’ in de spreektaal weinig gebruikt in het meervoud, het te betreuren zou zijn als men het in de schrijftaal door ‘hun’ zou gaan vervangen. Zooals ons lid dit zag in de pas verschenen bewerking van Linschotens Itinerario, derde deel (Dr. C.P. Burger Jr. en Dr. F.W.T. Hunger, voor de Linschoten Vereeniging), waar men leest over het verminken hunner borsten door de Amazones (blz. 42, noot 5)!
Als gecommitteerde voor de eindexamens van de 2e H.B.S. alhier deed ons lid de ervaring op, dat het ‘akelige’ me, we en ze, voor: mij, wij en zij in het werk der examinandi dezer inrichting voor M.O. geduld wordt. (Wij zien daarin niets ‘akeligs’ mits het beperkt blijft tot een min of meer gemeenzame, vertrouwelijke schrijfwijze en voorts tot die gevallen waarin het rhythme een niet te zwaar woord vereischt.)