Uit het archief ‘Germanismen’.
Dierarts
- In No. 6, 1934, hebben wij laten zien op welke gronden onze Raad het woord ‘dierarts’ heeft afgekeurd en wij hebben daarbij o.a. vermeld de opmerking van een lid van den Raad. ‘Men zegt toch ook niet: vrouwarts? (oogarts, enz. is een heel ander geval).’
‘Mag ik eens vragen’, schreef daarop ons lid, de Heer W.E. Voûte, ‘waarom oogarts een heel ander geval is? Had men niet kunnen spreken van oogenarts?’
Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden, bleef ons niets anders over dan ons om voorlichting te wenden tot het lid van onzen Raad, die de opmerking gemaakt had (op het gevaar af dat wij daarmede de grens van het geoorloofde wat al te dicht zouden naderen!).
Het lid in kwestie heeft ons de gevraagde voorlichting niet willen onthouden en zegt:
‘Een volledig, afdoend antwoord zou heel wat onderzoek vereischen. Zelfs het proefschrift van Mej. Dr. van Lessen over “Samengestelde Naamwoorden in het Nederlandsch” biedt hiervoor geen voldoende materiaal. In hoofdzaak komt het er op aan, welke groepen van de verschillende vormingstypen voor ons taalgevoel bestaan; dat zijn er hier twee: met het eerste lid in het meervoud, òf wel in het enkelvoud. En dan zullen namen van het lichaamsdeel, waarmede een specialist zich bijzonder bezighoudt, in het enkelvoud staan (vermoedelijk naar oudere woorden als tandpijn, oogkwaal, oorziekte, enz.), maar die van groepen van levende wezens in het meervoud: kinder- (fungeert voor ons gevoel ten deze als meervoud!), armen-, vrouwen-, honden-, paarden- (ja, met verdere analogie: poppen-) dokter of -arts. (Vee in veearts als verzamelwoord het meervoud vervangend). (Eigenlijk gaat het voor arts alleen geheel op; “dokter” wordt in de volkstaal ook met het meervoud van den naam van lichaamsdeelen verbonden: de oogendokter).
Op het waarom? kan alleen een zeer lastig en tijdroovend onderzoek, dat van alle in aanmerking komende woorden den tijd van ontstaan moet trachten vast te stellen, een antwoord geven. Want zulke woorden worden niet gevormd naar theoretische regels maar naar oudere, levende voorbeelden. Bijkomende vragen zouden dat onderzoek nog moeilijker maken: als b.v. in hoeverre “-en” werkelijke meervoudsuitgang, in hoeverre wezenlijke, of analogisch nagebootste genitiefuitgang is; maar dat kunnen wij hier beter laten rusten.
Daarom begon ik te redeneeren uit ons tegenwoordig taalgevoel.”’
ROND DUIZEND GULDEN - Eén lid van den Raad twijfelt er aan, of ‘rond’ hier als een germanisme moet beschouwd worden; hij verwijst naar de goed Nederlandsche uitdrukking: We zullen er een rond getal van maken. Een ander lid zou er een Provincialisme in willen zien (Zuidel. provinciën?). De meerderheid van den Raad veroordeelt ‘rond’ in deze uitdrukking als een germanisme.
Opgenomen O.T., 3, 1935.
RONDOM - ‘Zou het niet goed zijn’, schrijft een lid van onzen Raad van Deskundigen, ‘ook eens te waarschuwen tegen het sinds enkele jaren in de mode gekomen rondom in de beteekenis over: rondom de Volkenbond, het Vaticaansche Concilie, mijn werk (Verwey) enz.? In de meeste gevallen (titels) kan men heel goed elk voorzetsel missen.’
WAGENVOERDERS - (In de taal van de Nederlandsche Spoorwegen. ‘Een cursus voor wagenvoerders voor Diesel-electrische tractie). Eenstemmig als germanisme veroordeeld. - Al hebben wij: vervoer, voerman, voerlieden, een wagen, wagon, auto of rijtuig wordt bij ons niet ‘gevoerd’, maar bestuurd.
Opgenomen O.T., 3, 1935.
(Opmerking van een der leden van den Raad: ‘Diesel-electrisch’ lijkt mij nòg erger!)
-WEZEN - Beoordeeld (en veroordeeld) zijn de woorden: geldwezen, bankwezen, assurantiewezen, verkeerswezen. Wij kenden ook: loodswezen en schoolwezen, maar deze woorden hebben wij niet willen aantasten, denkende dat ze onmisbaar waren. - Een lid van den Raad merkt echter ten aanzien van dit laatste op: Ik zou liever zeggen ‘loods- en schoolwezen zijn al te veel ingeburgerd, om ze nog te bestrijden’ dan ‘zijn onmisbaar’. Wij kunnen het ook heel goed stellen zonder ‘kerkwezen’. Zoo zou m.i. ‘de school’ of ‘het onderwijs’ ook kunnen volstaan. En ‘het loodsbedrijf’. - Al die ‘wezens’ zijn vervelende wezens!
Opgenomen O.T., 3, 1935.
LIEFDESBRIEF - Als germanisme veroordeeld. Eén lid van den Raad teekent er bij aan: - evenals b.v. ‘liefdedansers’, als titel van een schilderij. (Nederlandsch: Minnebrief).
Opgenomen O.T., 3, 1935.