De maatstaf van de leden.
Wij vervolgen met eenige beschouwingen van een belangstellend lid uit Oegstgeest.
Dit lid wil niet afgaan op het taalgevoel. Het heeft hem ‘kleinsmid’ doen veroordeelen, hoewel dit woord volgens het Wdb. al Nederlandsch is bij Kiliaan; het zou hem ‘sneltrein’ laten goedkeuren alleen omdat hij meer vertrouwd is met dat woord. Ons lid wil niet, op grond van een groot teveel aan Duitschen invloed op onze taal, een aantal zuiver Nederlandsche wijzen van samenstelling (koppeling) uitsluiten uit vrees voor verbastering door andere die er op lijken en die Duitsch zijn. ‘Smaldeel’ is Nederlandsch, ‘smalspoor’ niet? Maar ‘snelgoed’ is wel heel Duitsch.
Ons lid wil zooveel mogelijk vermijden, al kan hij dat niet steeds, woorden als: kleinvee, meerkosten, meerprijs, meerwaarde, smalfilm, vrijboer, vrijerf, vrijgevig, vrijschaar, vrijcorps, vrijwiel. Groothandel, hoogoven, kleinhandel, nieuwmodisch, sneldienst, snelrem, sneltrein, snelverkeer, snelvervoer. Grootbedrijf, grootindustrie, hoogconjunctuur, hoogspanning, kleinarchitectuur, kleinbedrijf, kleinorkest, kleinproducent, kleinkunst, laagbouw, laagspanning, nieuwbouw, nieuwaanschaffing, nieuwvorming, snelgoed, volambtenaar, volburger, vrijgoed. Voor zoover deze woorden mogelijk niet Duitsch zijn, vermijdt ons lid ze, zegt hij, om de reden die de redacteur ook opgeeft: niet ‘vertwijfeling’ schrijven voor ‘wanhoop’ als het niet noodig is, om niet zichzelf en anderen in een ongewenschte richting te leiden. Als ‘afschuwelijke germanismen’ kenschetst ons lid: grootmacht, grootmoed, grootmogendheid, hoogalpen, hoogblauw, hoogdruk, hoogfijn (hier en op ‘hoogdruk’ ligt het er ‘te dik bovenop’), hoogspoor, hoogwild, hoogzee, kleinauto, kleinketel, kleinstaat, kleinstad, grootstad, nieuwprijs, snellastwagen, volgummibanden, volkorenbeschuit, vrijbed en vrijleggen.
Uit Vorden:
Ik wil U (op mijne wijze, want ik ben geen taalkundige) uiteenzetten om welke reden ik een aantal woorden onderstreepte.
1. Vroeger was het ook in onze taal gebruik, om het b.v.n.w. aan het zelfstandig naamwoord te koppelen: b.v. ‘het roohert’ op uithangborden. ‘De Blauwbrug’ als eigennaam.
2. In Z.-Afrika is dat gebruik blijven bestaan: Daar spreekt men van ‘die vaalkoppie’. Ik heette indertijd daar ‘die fluwêldokter’ omdat ik een fluweelen jas aan had.
3. In het Duitsch maakt men van die samenstellingen een ruim gebruik, vooral indien die samenstelling met eenigen goeden wil een soortnaam kan aanduiden. De volgende woorden zijn naar dat gebruik gevormd; zij zijn onnederlandsch:
Grootstad, hoogspanning, hoogdruk (van water), hoogspoor, hoogzee, kleinauto, kleinketel, kleinorkest, kleinsmid (voor fijnsmid), laagbouw, laagspanning, nieuwaanschaffing, smalfilm, hoogalpen, nieuwgeboren, nieuwprijs, nieuwprijs, nieuwvorming, volkorenbeschuit, volgummi, volburger.
4. Het Nederlandsch heeft dat gebruik beperkt tot die samenstellingen, welke juist door hun samenstelling een nieuw begrip voorstellen, een andere beteekenis hebben gekregen (of, gescheiden geschreven, geen zin zouden hebben; zooals volvet.)
Grootbedrijf, grootdoenerij, grootgrondbezit, groothandel, grootindustrie, kleinhandel, kleinbedrijf, grootkruis, grootmeester, grootspraak, grootvorst, grootwaardigheidsbekleeder, hoogveen, hoogoven, hoogverraad, hoogvlakte, hoogdruk (van boekdruk, cliché's en relief), nieuwzilver, sneldienst, snelvervoer, snelverkeer, snelrem, vrijbed, vrijgeest, vrijdenker, vrijheer, vrijvrouwe, vrijbiljet, vrijbuiter, vrijbrief, vrijstaat (republiek), vrijgeest, vrijstad (vrij toevlucht), hoogstam, vrijhandel, smalspoor (veldspoor), vrijwiel.
5. Om een soort aan te duiden bezigen we de samenvoeging niet. Zoo is paling, zwaarder dan een pond, in den handel een soort, welke veel meer geld opbrengt dan de soort, die dat gewicht niet haalt. Toch spreken de visschers nooit van dikpaling, altijd van dikke en dunne paling. Willen ze een enkel woord gebruiken, dan zeggen ze bakpaling of stoofpaling. En daarom zijn kleinketel, kleinorkest, kleinauto zulke hatelijke germanismen: tegen ons taalgevoel in gevormd.
6. Veel toegeefelijker is het Nederlandsch tegenover bijvoegelijke naamwoorden door samenstelling gevormd (grootmazig, kleinzielig, hooghartig, nieuwbakken, kleinmoedig enz.)
Eveneens tegenover zelfstandige naamwoorden uit een samenstelling gevormd zooals laagspanningsnet (laagspanning is een germanisme) grootwaardigheidsbekleeder. Hoogstam is een twijfelaar, maar hoogstammig is Nederlandsch.
7. De woorden vrijerf, vrijboer, vrijschaar, vrijgoed ken ik niet. Misschien zijn zij uit het oude hofrecht aan ons overgeleverd en dan zijn ze Nederlandsch, anders germanismen. Hoogwild en grootmoed ken ik niet.
8. Hoog in de beteekenis van zeer geeft germanismen: hoogfijn, hoogblauw, hoogkomiek, hooghoffelijk, hoogpoetisch.
Hoog in de beteekenis van verheven geeft in samenstellingen goed Nederlandsche woorden: hoogaltaar, hoogmis, hoogtij, hoogtijdag en juist om de bijzondere beteekenis van het begrip hoog hier aan te duiden. Hoog in de beteekenis van hoog boven den grond geeft in samenstellingen germanismen: hoogspoor, hoogalpen, maar niet als men van zulke samenstellingen bvnw. maakt: hoogbeenig, hoogstammig, hooghartig.
9. Hoogzee is om velerlei reden een ergerlijk germanisme. We hebben immers het begrip volle zee. En hadden we het niet, dan zouden we nog niet het woord ‘hoogzee’ kiezen. Met kleinarchitectuur staat dat anders. Het is een germanisme dat we missen kunnen. Wij hebben het woord binnenarchitectuur. Hadden wij dat woord niet, dan konden ze het gebruiken. Het is niet onnederlands gevormd. Nieuwbouw is een germanisme, dat ik overnemen wil. We hebben geen eigen woord daarvoor. Er schijnt behoefte aan een woord voor dat begrip te zijn en het is niet op niet-nederlandsche wijze gevormd, behoort tot de groep onder 4 genoemd. Hetzelfde geldt voor nieuwzilver, dat immers niet met zilver te maken heeft.
Nieuwvorming is een germanisme, dat we missen kunnen. Het klinkt zoo leelijk omdat we er een eigen woord voor hebben, nl. gezwel. Hadden we dat woord niet dan zouden we een ander moeten bootsen (en dat kan een Nederlander maar slecht) of leenen van het Duitsch, omdat het volgens den regel 4 is gevormd.
10. Smalfilm heb ik onderstreept. Een miserabel woord! Kunnen nu de liefhebbers geen eigen woord maken? Kan rolprent niet mede dienen?
11. Lastwagen is Duitsch. Wij zeggen vrachtwagen en daarom is ook de samenstelling snellastwagen veroordeeld. Vrijleggen is Duitsch. Wij zeggen: bloot leggen.
En tenslotte een enkel woord uit Shanghai.
De koppeling met bijvoegelijke naamwoorden heeft m.i. reden van bestaan, indien de beteekenis van ten minste één van de gekoppelde woorden er een belangrijke wijziging door ondergaat.
Ik zou willen spellen: groot-meester, groot-vorst enz.
De koppeling met bijwoorden (onverbogen vormen dus) lijkt mij niet in beginsel afkeurenswaardig.
Nieuwgeboren is m.i. een Germanisme voor: herboren, opnieuw geboren.
Wij laten nu den uitslag van de enquête volgen; de tusschen haakjes geplaatste cijfers duiden aan het aantal der stemmen tegen, uitgedrukt in procenten van het totaal der uitgebrachte stemmen.
| |
Hoogvlakte, vrijbuiter, vrijdenker, vrijgeleide (0); hooghartig, hoogverraad, kleingeestig (1); grootkruis, grootspraak, hoogmis, hoogoven, nieuwbakken, sneltrein (2); vrijbrief (3); grootvorst (4); vrijgevig (5); vrijbiljet (7); hoogveen (8); grootdoenerij (9); grootmeester (9); vrijhandel (12); grootsteeds(ch) (15); groothandel, kleinhandel (16); vrijhaven (17); hoogaltaar (18); snelverkeer (22); kleinmoedig (24); snelvervoer, grootgrondbezit (25); smalspoor, volvet (27); sneldienst (33); nieuwmodisch (34); vrijcorps (35); hoogtijdag (36); vrijvrouwe, vrijwiel (38); vrijheer (39); kleingeloovig (40); hoogspanning, vrijstad (41); grootwaardigheidsbekleeder (42); vrijgeest (47); hoogbeenig, kleingeld, vrijplaats, vrijschaar (50); laagspanning (52); hoogstammig, kleinbedrijf (53); grootindustrie, hoogbegaafd (56); vrijleen (57); grootmazig (60); nieuwzilver (61); smalfilm (63); grootbedrijf (66); snelrem (67); snelgoed (68); grootmacht (72); hoogadelijk (75); vrijbed (77); hoogconjunctuur, kleinvee (78); hoogstam, volkorenbeschuit (79); kleinsmid, meerwaarde (80); nieuwgeboren, vrijerf (81); hoogaanzienlijk (82); vrijboer (83); grootmogendheid, hoogloffelijk (84); hoogspoor (85); grootmoed, kleinkunst, nieuwvorming (87); nieuwbouw, vrijleggen (88); hoogblauw, hoogkomiek (90); laagbouw, vrijgoed (91); hoogalpen, hoogdruk, volburger (92); kleinarchitectuur (93); hoogpoetisch, hoogzee (94); kleinproducent (95); grootstad (96); hoogfijn, kleinstaat, meerprijs, nieuwprijs (97); kleinauto, kleinorkest, meerkosten, snellastwagen, volgummibanden (98); hoogwild, kleinstad (99); kleinketel, nieuwaanschaffing, volambtenaar (100).
Opmerkelijk is het, en leerzaam, dat op een totaal van 107 woorden eenstemmigheid slechts heerscht ten aanzien van 7 woorden (4 met algemeene stemmen goedgekeurd, 3 met algemeene stemmen verworpen).
Het ‘stil protest’ heeft blijkbaar bij vele leden aanleiding gegeven tot afkeuring van woorden als: hooghartig, hoogverraad, e.v.; ‘grootbedrijf’ heeft meer afkeuring gevonden dan ‘grootindustrie’; ‘meerprijs’ en ‘meerkosten’ grooter tegenstand dan ‘meerwaarde’.
Vele leden hebben zich verheugd over onze enquête, omdat zij daardoor weer eens aanleiding hebben gehad tot het critisch beschouwen van hun taal; en de algemeene conclusie is dat taalzuivering ‘een belangwekkend, maar moeielijk ding’ is.
Wij onderschrijven deze meening. Een groot lichaam heeft ons eens geschreven, dat op het stuk van taal de vox populi het hoogste gezag toekomt. Wij prijzen ons gelukkig dat wij in onzen Raad van Deskundigen een zoo krachtig centraal steunpunt hebben verkregen, als er in ons land nog niet bestond!
|
|