[Nummer 1]
De Duitsche lijmpot.
Een van de typisch germanistische verschijnselen in ons hedendaagsche Nederlandsch is het aaneenlijmen van bijvoegelijke en zelfstandige naamwoorden. Vooral de techniek is een invalspoort voor dit verschijnsel en daarom heeft het ons zoo verheugd, uit een overdrukje van een artikel dat ons medelid de Heer G.J. v.d. Well heeft geschreven in het tijdschrift ‘Faraday’, te zien dat de techniek zich tegen die insluipsels gaat verweren. Wij nemen daarom uit het artikel dat gedeelte over, waarin de schrijver zijn methode aangeeft. Uitteraard spreken wij hiermede geen oordeel over die methode uit maar het feit dat een technicus tegen het germanistische gevaar in 't geweer komt en dit methodisch doet, verdient op zichzelf al groote waardeering. Zijn ‘strategie’ dan is de volgende:
‘Volgens de Vries en te Winkel zijn samengestelde woorden verbindingen van woorden, die tot één geheel vereenigd zijn met het doel om een nieuw begrip uit te drukken verschillend van de som der begrippen, die door de afzonderlijke deelen uitgedrukt worden.
Volgens deze bepaling is er dus verschil tusschen een klein kind en een kleinkind, een hooge school en een hoogeschool.
Streng genomen heeft men dus, volgens dezen regel, alleen het recht om samengestelde woorden te vormen als de samenkoppeling wijziging brengt in het begrip van den niet verbonden vorm, in tegenstelling met het Duitsch, waar een samenkoppeling in elk geval toelaatbaar is, ja zelfs bij voorkeur toegepast wordt.
Toch houdt men niet halsstarrig vast aan dezen regel en laat men, vooral tegenwoordig, samenkoppelingen van woorden toe, waarbij de deelen hunne gewone beteekenis behouden.
Het hieruit volgend gevaar voor afstomping van ons Nederlandsch taalgevoel wordt nog vergroot door de wijze, waarop deze samenkoppelingen, in navolging van het Duitsch, in den regel geschieden.
Wanneer men voor een vreemd samengesteld woord een Nederlandsch equivalent moet vormen, dan doet men het best om de deelen, waaruit het vreemde samengestelde woord bestaat, te vervangen door overeenkomstige Nederlandsche woorden. Dit moet natuurlijk met beleid geschieden: Stromart te vertalen door stroomaard, Speisekabel door spijskabel of Spannungsabfall door spanningsafval is verkeerd; de Nederlandsche namen zijn stroomsoort, voedingskabel en spanningsverlies.
Het Duitsche woord Kurzschlusz beteekent kortsluiting en mag dus in hiermede samengestelde woorden niet door kortsluit vertaald worden: een Kurzschluszstrom is dus een kortsluitingsstroom en geen kortsluitstroom en kurzschluszsicher is kortsluitingsvrij en niet kortsluitzeker, evenals wij zeggen brandvrij en niet brandzeker.
Maar zelfs al kiest men voor de deelen de juiste Nederlandsche equivalenten, dan nog kan men geraken tot samenkoppelingen van begrippen, die voor het Nederlandsch gevoel vreemd zijn.
Zoo zijn de deelen van de woorden Abdampf, Abwärme in het Nederlandsch af, stoom en warmte, maar de hiermede gevormde woorden afstoom, en afwarmte zijn voor ons onbegrijpelijk. De Fransche en Engelsche woorden vapeur perdu, waste steam wijzen op de juiste vertaling: verloren stoom, verloren warmte of, zooals men tegenwoordig ook wel zegt: afvalstroom en afvalwarmte.
Een Freileitung is geen vrijleiding maar een buitenleiding en Meszbereich niet meetbereik maar meetgrens, meetgebied, omdat het woord bereik in het Nederlandsch nooit in samenstellingen gebruikt wordt, maar slechts voorkomt met voorzetsels: binnen, buiten, boven, onder, enz.
Slaagt men er in door juiste vertaling der deelen van het vreemde, samengestelde woord een Nederlandschen term van overeenkomstigen inhoud te vormen, dan blijft nog de groote moeilijkheid over hoe deze deelen in het Nederlandsch aan elkaar te koppelen.
Samengestelde woorden worden voornamelijk gevormd tusschen zelfstandige naamwoorden, tusschen den stam van een werkwoord en een substantivum en tusschen een bijvoegelijk- en een zelfstandig naamwoord.
De koppeling geschiedt zonder of met een verbindingsletter, die door de welluidendheid of door verbuiging bepaald wordt.
Door nu bij het te vormen woord te letten op bestaande Nederlandsche termen met dezelfde woordsoorten samengesteld zal men er gewoonlijk in slagen een woord te vormen van Nederlandschen klank.’
Hierop volgen eenige belangrijke practische aanwijzingen van algemeenen aard betreffende de toepassing der methode. Maar daarvoor hebben wij nu geen plaats meer. Wij zijn echter voornemens op deze aanwijzingen later terug te komen. Het werk van den Heer v.d. Well op het gebied der taal verdient zeker ons aller belangstelling en sympathie.
|
|