der Name, den man nennen kann, ist nicht der ewige Name’).
Wij hebben onzen Raad gevraagd wat deze van het woord dacht. - Een monstrum, oordeelt een lid. En toen wij, bij een poging om dit ww. te vervoegen, kwamen tot: ik weeg uit, het huis weegt uit,- kwam een lid van den Raad ons te hulp door ironisch daar aan toe te voegen:... is vroeger uitgeweegd? of: heeft vroeger uitgewogen?. - Een lid vraagt ons toch eens woorden als: beeindigen, beïnvloeden enz. te signaleeren. Ons lid stelt hiermede zijn vraag niet scherp genoeg; ‘beeindigen’ heeft de R.v.D. als een germanisme gebrandmerkt (O.T. 2, 1932), maar daaruit mag geen conclusie worden getrokken t.a.v. ‘beïnvloeden’.
Onze Raad beschouwt ‘beïnvloeden’ niet als een germanisme. - Kan iederen dag door iederen Nederlander worden gevormd naar analogie van andere denominatieve werkwoorden. - Tegen beïnvloeden, zijn invloed aan iets geven, op iets doen werken, geen bezwaar. Vgl.: bewierooken, bewasemen, bewateren (van landerijen). Hieruit moge blijken dat, ook op het stuk van de taal, generaliseeren uit den booze is. Elk woord dient op zichzelf beschouwd te worden; ‘de woordvorming luistert zeer nauw in onze taal’ merkt een lid van onzen Raad op.
Beeindigen geldt dus voor ons als een germanisme; benutten ook (O.T. 1, 1932); beïnvloeden niet.
Voor het overige moge er hier aan worden herinnerd, dat de maatstaf dien Onze Taal aanlegt, uiteraard niet behoeft te gelden voor de leden individueel; een ieder behoude zijn eigen oordeel. Wie dus ‘beïnvloeden’ gevoelt als een woord dat strijdt tegen zijn taalgevoel, vermijde het. Hij vindt daarin steun bij het lid van onzen Raad, dat t.a.v. dit woord opmerkte, dat ‘be-invloeden’ in vorming, volgens hem op één lijn staat met ‘be-mitleiden’, ‘be-aufsichtigen’, enz. Het is voor dit lid van onzen Raad zelfs de vraag of ‘bevoor-, benadeelen’ voldoende aanleiding geven tot analogische vorming bij samengest. zelfst. naamwoorden met voorvoegsels: in- of uit. En daarop volgde dan zijn reeds geciteerde vermaning aan onze leden: De woordvorming luistert zeer nauw in onze taal!
- Men vraagt ons oordeel ten aanzien van het gebruik van woorden als: tweemalig, vierladig, dubbelwandig, vreemdmodig, grootruimig, fjordig, enz.
De vorming van woorden uit een adjectief en een substantief, met het achtervoegsel -ig, is o.i. niet altijd on-Nederlandsch. De plantkunde kent een reeks van termen die op deze wijze zijn gevormd: doornarig, witbloemig, kleingroevig, spitslobbig, bovenstandig, spitsvruchtig, bedektzadig enz. En in het dagelijksch leven spreken wij van: zwartoogig, krombeenig, snelvoetig, warmbloedig, scherpzinnig enz. Onze Raad heeft aanvaard woorden als: achtklassig, vieraderig, veertigurig; hij acht deze woorden even gewoon als vierwielig en dgl. Maar het sleur gebruik van deze woordvormingen dient o.i. als stellig germanistisch te worden vermeden. Onze taal kan er niet bij winnen als woorden als: vreemdmodig, fjordig en dgl. in het dagelijksch gebruik worden opgenomen.
- Ons medelid, de Heer Dr. J.M. van der Hoogt te Wageningen, heeft zich ten aanzien van het woord ‘inlage’ gewend tot het Bestuur van de Rijkspostspaarbank en hij heeft van den Directeur het volgende antwoord ontvangen:
‘Met dankbetuiging voor uwe opmerking heb ik de eer U naar aanleiding van uw nevenvermeld schrijven te berichten, dat mij wel bekend was, dat het woord “inlage(n)” als een germanisme moet worden beschouwd. Reeds eerder is dan ook getracht het gebruik dezer uitdrukking in den tekst van het spaarbankboekje te vermijden. Zoo werd “inlage” overal vervangen door “inleg”, maar bij den meervoudsvorm werd het minder gemakkelijk, aangezien ik mij uit welluidendheidsoogpunt met “inleggen” of “inleggingen” minder goed kon vereenigen en “stortingen” niet altijd het juiste begrip weergeeft.
Ook werd het bezwaar ondervonden, dat de Postspaarbankwet nog van “inlage(n)” spreekt, zoodat, om één voorbeeld te noemen, de op de eerste bladzijde van den omslag van het boekje afgedrukte aanhaling uit die wet niet kon worden veranderd.
Bij den eerstvolgenden herdruk van het spaarbankboekje zal ik echter gaarne overwegen in hoever nog met uw verzoek rekening kan worden gehouden.
De Directeur van de Rijkspostspaarbank,
(w.g.) TYDEMAN.’
Wij maken met ingenomenheid melding van dit bewijs van medewerking van ambtelijke zijde en merken overigens op dat wij ons geen overwegend bezwaar tegen het meervoud ‘stortingen’ kunnen denken.
WALSERIJ. Eenige leden hebben bezwaar tegen het woord ‘walserij’ dat onze Raad in de plaats heeft gesteld van het germanisme ‘walswerk’ en zouden daarvoor het woord ‘pletterij’ willen bezigen; zij vragen de redactie wat deze er van denkt.
Wij hebben ons in deze om voorlichting gewend tot de N.V. Pletterij, voorheen L.J. Enthoven & Cie te Delft en de Directie is zoo vriendelijk geweest ons haar oordeel te geven. Zij schrijft:
De woorden ‘walserij’ en ‘pletterij’ hebben een geheel verschillende beteekenis. ‘Walsen’ is het door middel van walsen uit blokken staal vervaardigen van staven, platen, strippen, rails etc. ‘Pletten’ is eigenlijk een verouderde uitdrukking. Vroeger werden de zachtere metalen als lood en koper door middel van uitslaan of persen op de vereischte dikte gebracht. Tegenwoordig echter worden de loodplaten ook door middel van walsen vervaardigd.
O.i. is het woord ‘pletterij’ hier dus geenszins op zijn plaats.