Dus woorden als ‘baby’ voor kleintje zullen wij maar laten loopen. En ook ‘W.C.’, een uitdrukking die Dr. Polak opgeeft als voorbeeld van een noodeloos ontleenen aan het Engelsch; en ‘sorry’, volgens denzelfden inzender zeer geliefd bij jeugdige sportieven.
Wel eigenaardig is het gebruik van Engelsche woorden in een beteekenis die het Engelsch niet kent (‘smoking’ voor ‘dinner jacket’; ‘carter’; ‘lunchroom’ en dgl.). Verwarrend werkt dikwijls het gebruik van die vreemde woorden: wordt er niet verhaald van een eenvoudige ziel die, misleid door een aankondiging aan den wand, in een melkinrichting een portie toiletroom bestelde?
De Heer Polak wijst ook op het onjuiste woord: ‘biefstuk’ (steak = geroosterd), maar ook dat moesten wij maar laten leven. Om met een lid van onzen Raad te spreken: wij moeten practisch blijven!
Wat de sporttermen aangaat, Prof. Valckenier Suringar schreef, dat hij bij het tennissen van het begin af Nederlandsche woorden had gebruikt, zonder opzien te baren, maar ook: zonder navolging te vinden. Voor: ‘serve’ (gewoonlijk ‘surven’ uitgesproken) gebruikte hij: inspelen (ik speel in; speel! of: speel in!); voor ‘deuce’: duivels of gelijk om (vele spelers, schreef hij, weten niet wat ‘deuce’ beduidt, spreken het verkeerd uit en vinden ‘duivels’ niet netjes). Voor love zeide hij eenvoudig: nul.
Op het gebied van sport, gaat hij door, is nog veel te verbeteren; er heerscht bij de Nederlanders een sterk minderwaardigheids-complex t.o.v. hun taal en gewoonten!
Het is inderdaad misschien wel mogelijk om de vreemde woorden uit de sport te bannen -in het voetbal is dit reeds geschied- maar voorloopig houden we ons aan de in schijn vernederlandschte woorden.
Zoodat we nu komen aan de eigenlijke anglicismen, een veertigtal. Wij vinden:
als regel (as a rule), babyvliegtuig, band (voor: muziekcorps), bobben, boeking (voor: plaatsbespreking), controleeren (term uit de financieele wereld, voor: beheerschen), dimmen, earmaken, ferryboot, fitheid, flotteren, geshingled, grillen (voor: roosteren), Grooter Nederland, handel (handle), investeeren, kabelen, koken (to caulk), leven (voor: wonen), een gezicht maken (Fabricius), medenheer (Venushaar), modeshow, onwerkbaar, opblazen (voor: in de lucht laten springen, een anglicisme dat in den laatsten Boerenoorlog uit de Boerentaal naar ons is overgewaaid), permanenten, practisch (voor: zoo goed als, feitelijk), presenteeren (v.e. film), pulsen (Lutine!), zich iets realiseeren, reliefwerk, schema (voor: plan), singen (to singe), sounderen, sprinten, starten, stoppage, taxiën (v.e. vliegmachine), testonderzoek, wasfiguur.
Wij noodigen de leden uit vervangsels voor deze woorden op te geven. Wij zullen die dan aan het oordeel van den Raad van Deskundigen onderwerpen. Liefst met voorbeelden van het gebruik der woorden er bij.