als het volgende dat aan eén in werkelijkheid gevoerd gesprek ontleend is: Ja, en wat de inspecteur betreft, van diens medewerking ben ik absoluut verzekerd! De inspecteur werd hier als een vierde persoon gevoeld tegenover anderen over wie in het vorige deel van het gesprek reeds gesproken was.
Diens geldt natuurlijk alleen voor het mannelijk geslacht. Voor het vrouwelijke hoort men in de vlotte omgangstaal in dezelfde functie wel eens de samenstelling die'ər < die haar.
J.W.
VRAAG. Moet men bij de zinsontleding in het zinstype ‘De markt stond vol kramen en karren’ een soort ‘subjectsverschuiving’ aannemen?
Kweekschool te N.
ANTWOORD. Neen. ‘Staan’ beteekent hier niets anders dan ‘zóó zijn’, en de ontleding van dit oude paardje verloopt dus ook geheel in overeenstemming hiermede: De markt is onderwerp; stond vol kramen en karren is naamwoordelijk gezegde enz. Het bewijs dat deze opvatting juist is, wordt hierdoor geleverd dat men in dergelijke zinnen uitsluitend een bepaald type werkwoorden vindt, nl. die van lichaamshouding, lichaamsbeweging etc.; - dat wil dus zeggen precies die kategorieën waarbij de beteekenis ‘zóó zijn’ kan ontstaan. Andere verbale typen komen niet voor. Het verdient dus zeker aanbeveling bij de behandeling der beteekenisleer speciaal op deze interessante groepen te letten, waarover trouwens ook nog allerlei andere interessante zaken te vertellen zijn. Wat zou de aangenomen ‘subjectsverschuiving’ overigens voor een zonderling ding moeten zijn?! Niemand die daarvan een duidelijke omschrijving kan geven! Voorbeelden van het ontstaan der beteekenis ‘zóó zijn’ werden reeds in dit tijdschrift gegeven voor de verba: zitten (Jrg. I, 333), staan, vallen, komen enz. (Jaarg. VI, 311).
J.W.