olde Laandschop. Ook hier leert men het Drentsche volk beter waardeeren in zijn historie en zijn bedrijf, zijn gebruiken en zijn innig familieleven. Ik geloof, dat men den invloed van een op deze wijze gegeven taalonderwijs niet moet onderschatten. Het is zuivere cultuurbouw, omdat het losstaat van alle schoolschheid en aansluit bij het meest vertrouwde dat de leerlingen in dit opzicht reeds bezitten. Een betere Drentenaar, een betere Groninger beteekent een beter vaderlander.
Een dergelijk doel als met de beide voorgaande boekjes, maar op iets wijder plan, wordt ook door Jan Boer en Dr. E.W. Hofstee beoogd met hun serie Land en Volk van Stad en Ommelanden, een nieuwe reeks folkloristische, historische en litteraire boeken van en over Groningen, waarvan thans reeds bij Van Gorcum & Comp. te Assen een drietal nummers zijn verschenen. Het eerste is getiteld Pinksterblommen, en omvat een aantal schetsen en gedichten, meestal reeds eerder gepubliceerd, van den redacteur Jan Boer zelf, van J. Rietema, J. Dijkstra, Mej. S. Jensema en Hans Elema, allemaal namen die uit het maandblad Groningen of uit het Nieuwsblad van het Noorden reeds goed bekend waren. De auteurs zelf hebben vrij kunnen kiezen uit hun werk wat hen het meest geschikt leek ter publicatie in dezen vorm. Achteraf kan men den samenhang van het geheel echter niet anders dan bewonderen. De Groninger humor, de landelijke arbeidzaameid, de typische zin voor de realiteit, - alles is in dit kostelijke bundeltje ruim vertegenwoordigd. Mij dunkt, zulk een boekje dient ieder thans te lezen; hij zal er één van onze merkwaardigste nederlandsche gewesten beter door leeren kennen. Mr. J. Linthorst Homan schreef nog een Ter inleiding.
Het tweede nummer is een novelle in boekvorm van Sien Jensema, Berend Kopstubber geheeten, het eerste grootere werk van deze schrijfster, als ik mij niet vergis. De titel verraadt al half welk probleem hier behandeld wordt. Het is niet nieuw, maar zelden zag men het in onze litteratuur zoozeer geplaatst in een volkomen natuurlijk milieu. Er waait iets van het land zelf door Berend's levensstrijd, die juist daardoor ook meer dan gewone beteekenis verkrijgt.
Het derde nummer uit de serie is een uitvoerige bloemlezing uit het werk van Mevr. Slapsma-Tiessens onder den titel Bloemkes uit mijn Dagboek. Het is een heel apart genre dat de auteur hier beoefent. Prof. Dr. G.S. Overdiep karakteriseert het in een aanbeveling voorin van den taalkundigen kant als taalhumor. En inderdaad draagt juist de gebruikte taalvorm hier op beslissende wijze bij tot het komische karakter van het geheel. De Mevrouw en haar klantjes hebben elk hun eigen levensstijl, maar beiden zijn door en door van het land.