Spaansche mat
In ('t) Woordenboek der Nederlandsche Taal, XIV. kolom 2553 worden 2 bewijsplaatsen gegeven voor ‘Spaansche mat, als vloerbedekking’. De eerste verwijst naar v. Rees, Toontje Poland. 2. 188, waar men vindt: ‘Hij bragt proviand en spaansche matten naar de makkers te Tamean; hij had ook eenige ververschingen voor de officieren meegenomen...’.
Voor iemand, die met de Indische Legertaal uit de 19de eeuw op de hoogte is kan deze bewijsplaats niet juist zijn. Dat een militair transport in dien tijd ‘Spaansche matten, vloerbedekking’ meevoert voor een post militairen, moet als buitengesloten worden geacht, want deze matten (‘tikarmatje’ zei de soldaat, ‘ligmatje’ zeiden de voorschriften) kon en kan men op iedere (inlandsche) passar voor een paar centen bekomen.
Met ‘spaansche matten’ worden de zilveren geldstukken bedoeld, die juist beschreven zijn in Woordenboek IX, kol. 301 onder Mat III, zoodat de bewijsplaats van van Rees, T. Poland in Woordenboek IX moet worden vermeld. (Het voor mij liggende exemplaar ‘spaansche mat’ heeft de grootte van onzen Rijksdaalder en vermeldt het jaar 1804). De zin: ‘Hij bragt proviand en spaansche matten naar de makkers te Tamean’ is nu duidelijk, want de genoemde luitenant van Dresse (T. Poland. 2. 188) was commandant van een zgn. ‘dekking geldtransport’, dat geld en proviand naar Tamean bracht. De Spaansche matten had de postcommandant noodig voor uitbetalingen (hoofden, spionnen, koelies) en voor aankoopen (brandhout, vee voor de slacht). De ‘spaansche mat’ was gangbare munt. ‘Het Engelsche tusschenbestuur maakte den zilveren Spaanschen mat of piaster tot standpenning (26 Oct. 1811)’ zegt de Encyclopaedie van Nederl. Oost-Indië, II. p. 797. ‘Deli en West-Borneo waren een verzamelplaats geworden van een ongelooflijk aantal vreemde munten, o.a. de oude Spaansche Pillardollars’, vervolgt (p. 805) dezelfde Encyclo-