Onze Taaltuin. Jaargang 8
(1939-1940)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe gemiddelde stemomvang bij het sprekenWanneer we den gemiddelden stemomvang bij het spreken gaan onderzoeken, begeven we ons op een nog vrij onbekend terrein. Wel vinden we in de literatuur uitvoerige beschrijvingen over de toonhoogte (Preiszler-Dr. Alfred Barth), en den totalen stemomvang bij 't spreken (L.F. Ledeboer v. Westerhoven-Kuhlmann). Ook lezen we beschouwingen van Trojan en J.B. Rieffert over verschillende ‘spreektypen’, waarbij de gemiddelde stemomvang echter evenmin ter sprake komt, hoewel het mij voorkomt, dat juist de gemiddelde stemomvang bij genoemde spreektypen een punt van verschil vormt. Bij Panconcelli Calzia echter vond ik in een beschouwing: ‘Über das Verhalten von Dauer und Höhe im Akzent’, een reeks Italiaansche woorden, waarvan de stemomvang was aangegeven. Ter aanvulling dient hier vermeld te worden, dat de proefpersonen de woorden waarschijnlijk zeer nadrukkelijk hebben uitgesproken, wat zeer zeker invloed op den omvang zal hebben gehad. Uit zijn gegevens zag ik, dat de stemomvang in de verschillende gevallen varieerde tusschen 1 en 13 halftonen. In de beschouwing van Dr. Alfred R. Root: ‘Pitch Patterns and Tonal movement in speech’, komt slechts de stemomvang der afzonderlijke lettergrepen ter sprake. Nauwkeurige gegevens over den gemiddelden stemomvang bij het spreken, heb ik niet gevonden. Hoewel de totale stemomvang bij 't spreken de uiterste grenzen van de spreekstem aangeeft, is het natuurlijk niet noodzakelijk, dat bij spreken en lezen van dezen totalen omvang gebruik wordt gemaakt. Dit blijft uitzondering. Welke stemomvang wordt echter doorgaans bij 't spontane spreken gebruikt? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, was een nauwkeurig onderzoek noodzakelijk, waarbij gebruik werd gemaakt van het vele materiaal, waarover het Phonetisch Laboratorium in Amsterdam beschikt. Er zijn daar o.a. gramophoonplaten gemaakt van 123 mannelijke- (studenten van ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schillende faculteiten), en 101 vrouwelijke proefpersonen (eveneens studenten van verschillende faculteiten), die geheel onvoorbereid een beschrijving moesten geven van een reproductie naar een schilderij van Pieter Brueghel, voorstellende een ouden boer. Deze 224 beschrijvingen zijn alle op de plaat vastgelegd. De te volgen weg lag nu voor de hand, n.l. de gesproken tekst moest worden onderverdeeld, waarna de stemomvang van ieder afzonderlijk deel moest worden afgehoord, en bepaald met 't enharmonium. Uit de aldus verkregen gegevens zou dan de conclusie kunnen worden gedistilleerd. De onderverdeeling der gesproken tekst leverde echter moeilijkheden op. Oorspronkelijk trachtte ik een verdeeling te vinden, die meer biologisch dan taalkundig was, en zoo onderzocht ik de mogelijkheid van een verdeeling der beschrijvingen in z.g. ‘gedachtengroepen’. (Een gedachtengroep is een complex van gedachten, die gericht zijn op éénzelfde object). Daar de door de proefpersonen gegeven beschrijvingen echter gekenmerkt waren door een absoluut gemis aan systematischen opbouw, bleek een doorvoering van deze onderscheiding in de praktijk onmogelijk, zoodat een taalkundige indeeling de eenige oplossing scheen. De stemomvang van iederen gesproken zin zou afzonderlijk moeten worden vastgesteld met behulp van het enharmonium. Maar kunnen we in dit geval alle zinnen als gelijkwaardig beschouwen? Zouden de grammaticale bouw en de samengesteldheid der gesproken zinnen niet van invloed kunnen zijn op den stemomvang? Deze overweging leidde tot de noodzakelijkheid een graadverdeeling te maken, waardoor het mogelijk werd, de zinnen in groepen te vereenigen. De grammaticaal volkomen goed gevormde zinnen werden gerangschikt onder Graad 1. De zinnen, die grammaticaal minder juist bleken, werden gebracht onder Graad 2. De brokstukken, die nauwelijks meer als zinnen konden worden beschouwd, werden tot Graad 3 gerekend. Bovendien werd een onderverdeeling in enkelvoudige en samengestelde zinnen aangebracht, waarbij door een cijfer het aantal deelen van den samengestelden zin werd aangegeven. Zoo ontstonden ten slotte 6 mogelijkheden, namelijk: a) zinnen van 't type Graad 1 (enkelvoud): Ik heb hier voor me een plaat van een of andere oude kunstenaar. Twee groote knoopen zijn nog net zichtbaar boven z'n handen. Ja, verder is er weinig van te vertellen. Ik zie een schilderij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'k Zie een betrekkelijk oude man met een muts met een bontrand. b) zinnen van 't type Graad 1 (samengesteld): Hij heeft de handen gevouwen over elkaar en kijkt tamelijk mistroostig. De man heeft een bontmuts op z'n hoofd en een vriendelijk lachende uitdrukking op z'n gezicht. Hij heeft een stevige jas aan, die hoog aan z'n nek dicht gaat. Z'n kraag sluit met haak en oog en staat open. Dit komt misschien ook doordat de stand van het hoofd op de teekening niet horizontaal, maar eenigszins afwijkend is, waardoor de heele figuur als het ware in de diagonaalrichting van de prent komt te staan. c) zinnen van 't type Graad 2 (enkelvoudig): 't Heeft verder heeft het een e soort van gravure. Op dit plaatje daar zie 'k een man. 't Lijkt wel op een boer, zoo uit - van - uit - de zeventiende eeuw. d) zinnen van 't type Graad 2 (samengesteld): Zijn gezicht e iemand, die veel geleden heeft, en die als het ware door het lijden gelouterd. Ik zie een meneer, en dat ding, dat is een meneer met een hoed op en zijn armen op elkaar, en hij kijkt een beetje lodderig. Verder, ja om een beschrijving te geven van e - wat in dat gelaat van die man zit ben ik op 't oogenblik niet toe in staat. e) zinnen van 't type Graad 3: Nou, een boertje. Een muts op. Knoopen aan z'n buis. Nadat alle, door de proefpersonen gesproken, zinnen waren ingedeeld, werd de stemomvang per zin vastgesteld met behulp van het enharmonium. Van de aldus verkregen gegevens werden bijgaande grafieken gemaakt, waaruit het volgende viel af te leiden:
Toen we tot deze conclusies waren gekomen, heb ik me afgevraagd, of er niet een correlatie zou kunnen bestaan tusschen den stemomvang en de verschillende physische, psychische en karakterologische factoren van de menschen. Het is daarom zeer interessant na te gaan: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor het verder onderzoek werd weer gebruik gemaakt van het uitgebreide materiaal, dat op dit gebied reeds over de proefpersonen was verzameld. Van alle proefpersonen was n.l. een onderzoek ingesteld naar hun
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Zie Arch. Néerl. de Phonétique Expérimentale, t. XV, 1939). Het onderzoek wees uit, dat de correlatie tusschen primaire of secondaire functie en stemomvang, niet frappant was. De mannelijke en vrouwelijke proefpersonen, hetzij primair, hetzij secondair gebruikten overwegend enkelvoudige zinnen, waarbij het aantal enkelv. zinnen met een omvang van 1-6 h.t., zich tot het aantal zinnen met een omvang van 7-15 h.t. verhield als ± 1½: 1. Bij de correlatie tusschen intellectGa naar voetnoot1) en stemomvang moet allereerst vermeld worden, dat het intellect in een + intellect, en een - intellect wordt onderscheiden. Bij mannen, zoowel als vrouwen met een - intellect vond ik, zoowel bij de enkelvoudige als de samengestelde zinnen, overwegend het gebruik van een kleinen stemomvang, varieerend van 1-6 h.t. Bij mannen en vrouwen met een + intellect vertoonden de enkelvoudige zinnen overwegend den kleinen stemomvang van 1-6 h.t., terwijl de samengestelde zinnen overwegend met een grooteren stemomvang, varieerend van 7-15 h.t. werden gezegd. Bij ingewikkelder zinnen wordt dus door de mannelijke, zoowel als door de vrouwelijke proefpersonen met een + intellect, een grootere stemomvang gebruikt. De cijferstaatjes geven hiervan een beeld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens onderzocht ik den invloed van de intellectueele activiteitGa naar voetnoot2) op den stemomvang, waarbij dezelfde lijn, als in het voorgaande geval, te bespeuren viel. De proefpersonen waren ingedeeld in 2 groepen, n.l.
Bij de door de intellectueel-wel actieven gebruikte enkelvoudige zinnen vond ik overwegend den kleinen stemomvang, varieerend van 1-6 h.t., terwijl de samengestelde zinnen overwegend den grooteren stemomvang, varieerend van 7-15 h.t. vertoonden. De enkelvoudige en samengestelde zinnen van de intellectueel-niet actieven worden voornamelijk met een kleinen stemomvang, varieerend van 1-6 h.t., uitgesproken. De mannen en vrouwen stemmen op dit punt overeen. De onderstaande cijferstaatjes geven nog even een overzicht.
Wel zeer verrassend was het resultaat van de correlatie tusschen emotionaliteit en stemomvang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oppervlakkig beschouwd, leek een positieve correlatie haast voor de hand te liggen, doch tegen alle verwachtingen in, was het resultaat volkomen negatief. Uit de verkregen getallen bleek, zoowel bij mannen als vrouwen, dat de emotionaliteit geen invloed op den stemomvang uitoefende. Over den invloed van de egocentriciteitGa naar voetnoot3) op den stemomvang kan ook iets worden opgemerkt. De egocentriciteit wordt in dit onderzoek in 3 graden verdeeld:
Ter vereenvoudiging vatte ik de grensgevallen en de niet-egocentrische in één groep samen. De andere groep vormden de egocentrische menschen. De enkelvoudige zinnen door de niet-egocentrische proefpersonen (mannelijke zoowel als vrouwelijke) gebruikt, hadden overwegend een kleinen stemomvang, varieerend van 1-6 h.t. Bij de egocentrische proefpersonen werden samengestelde zinnen met een overwegend grooteren stemomvang, varieerend van 7-15 h.t. aangetroffen.
De factor ‘natuurlijkheid’Ga naar voetnoot4) komt nu ter sprake. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We onderscheiden weer 3 groepen, n.l.
Tot de min-groep rekenen we de verlegen, teruggetrokken typen, terwijl de + groep de overdreven, uitbundige typen omvat. Alle overigen willen we tot de ± groep samenvoegen. Over den stemomvang der verschillende groepen valt 't volgende op te merken. Daar een klein aantal proefpersonen in de min-groep waren ingedeeld, hebben we hier uiteraard met kleine getallen te maken, doch zoowel bij mannen, als vrouwen varieerde de stemomvang van enkelvoudige en samengestelde zinnen van 1-6 h.t. De enkelvoudige zinnen van de ± groep hadden voor â…” een stemomvang, varieerend van 1-6 h.t., voor â…“ een stemomvang van 7-15 h.t. (zoowel bij mannen als vrouwen). De stemomvang der samengestelde zinnen was, zoowel bij mannen als vrouwen, voor de helft varieerend van 1-6 h.t., en voor de andere helft varieerend van 7-15 h.t. De enkelvoudige zinnen van de + groep vertoonden geen voorkeur voor den grooten of kleinen stemomvang, terwijl de samengestelde zinnen der + groep voornamelijk met den grooten stemomvang werden uitgesproken. Mannen en vrouwen stemden overeen. Bij vergelijking van de 3 groepen, zien we bij den geleidelijken overgang van de - naar de + groep, de samengestelde zinnen een langzame uitbreiding van den stemomvang vertoonen. Hieronder volgen de cijferstaatjes van de samengestelde zinnen van de 3 groepen.
De muzikaliteit en de trefzekerheid leverden bij 't correlatie-onderzoek geen resultaten op. De stemomvang bij de verschillende typen naar de indeeling van Kretschmer (Pyknische typen - mengtypen - Leptosomen) werd vervolgens onderzocht, doch uit de verkregen cijfers viel niets op te maken. Misschien doet het den lezer wat vreemd aan, dat ik verband heb gezocht tusschen de faculteit, waartoe de proefpersoon behoort en den stemomvang. Oppervlakkig beschouwd, leek het mij lang niet onmogelijk, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de toekomstige advokaten en dominé's een grooteren stemomvang zouden vertoonen, dan toekomstige doktoren en pharmaceuten. Vandaar dat ik den stemomvang van de studenten van de faculteiten medicijnen, pharmacie, letteren, rechten, theologie en alle overige faculteiten tesamen, ben gaan vergelijken. Het is opmerkelijk, hoe de geleidelijke uitbreiding van den stemomvang zich afteekende. De cijferstaten gaven een overwegend kleinen stemomvang te zien bij artsen en pharmaceuten, een langzame uitbreiding bij letteren, terwijl juristen en theologen overwegend den grooten stemomvang van 7-15 h.t. gebruikten. De laatste groep valt begrijpelijkerwijze uit den toon. De vrouwen vertoonden hetzelfde beeld:
Tenslotte het verband tusschen afkomst en stemomvang. Hierbij is gebruik gemaakt van de indeeling van Prof. van Ginneken, die Nederland in 9 taalstreken heeft verdeeld. Noord-Holland benoorden 't IJ (I), Amsterdam (I a), Friesland (II), Saksenland (Gr. Drente, Overijsel) (III), Zuid-Holland - Utrecht - N.-Holland bezuiden 't IJ (IV), Rotterdam (IV r), Zeeland (V), West Brabant (VI), Limburg + Oost Brabant (VII). De afkomst van de studenten was onderzocht tot aan hun grootouders | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe. Natuurlijk was het noodig te weten, of de ouders en grootouders uit dezelfde landstreek kwamen, of dat er vermenging had plaats gehad. Proefpersonen met buitenlandsche ouders en grootouders werden uitgeschakeld. Het onderscheid tusschen mannen en vrouwen is bij de onderstaande cijferstaatjes niet doorgevoerd. In het kort kreeg ik de volgende resultaten (de cijfers tusschen haakjes betreffen de proefpersonen met gemengde afkomst):
Hoewel overwegend de enkelvoudige zinnen in alle streken met den kleinen stemomvang, varieerend van 1-6 h.t., worden uitgesproken, zien we daarentegen bij de samengestelde zinnen de stemomvang zich uitbreiden in de eerste twee groote groepen, terwijl de derde groep (Zeeland - Limburg - Oost Brabant - West Brabant) den kleinen stemomvang overwegend blijft handhaven. Natuurlijk zal de nauwkeurige lezer zeer vele bezwaren tegen dit onderzoek kunnen inbrengen. Om te beginnen is het aantal proefpersonen tè beperkt, om uit de verkregen gegevens algemeene regels te distilleeren, doch wel is het aantal proefpersonen juist zóó groot geweest, dat in de gegevens bepaalde richtlijnen zich afteekenden, en alleen deze richtlijnen heb ik trachten weer te geven. Overigens is deze proeve niet meer dan een begin, dat misschien aanleiding mag zijn tot een onderzoek op veel grooter schaal.
N. MEERUM TERWOGT.
Uit het Phonetisch Laboratorium der Universiteit van Amsterdam. |
|