Onze Taaltuin. Jaargang 8
(1939-1940)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 305]
| |
[Nummer 11]Nog eens HelmondIn het artikel over den stadsnaam Helmond vergaten wij te vermelden, dat ons Westvlaamsch materiaal ontleend was aan het groote werk van Karel de Flou: Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen. Deel 5. Brugge 1925 blz. 777, 835, 857 enz. en dat onze Noordnederlandsche voorbeelden gekozen waren uit de ‘Lijst der aardrijkskundige namen van Nederland’ uitgegeven door het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap, Leiden, 1936. Van verschillende zijden kreeg ik nog inlichtingen. | |
I. Ook Friesland kent helledeuren en -poorten.Onze medewerker de Heer G. Knop wijst ons nu nog op het Friesch Woordenboek van Dijkstra en Buitenrust Hettema. Deel 4 Friesche Naamlijst door Johan Winkler, Leeuwarden 1898 blz. 155 waar wij vinden: Hel, naam die oorspronkelijk eigen is aan sommige diepe putten, poelen, meerkes en stroomen, waar de oude Friezen in het heidendom, den ingang naar de onderwereld dachten te zijn. Komt als plaatsnaam nog voor b.v.: De Hel en De Lytse Hel of De Hol en De Lytse Hol = twee saten in het Heidenschap onder Workum. De Hel = stuk land in de Hallumer-Mieden, onder Hallum. De Hel = idem onder Ferwoude. | |
[pagina 306]
| |
De Reade-Hel, de roode hel = sate onder Bolsward, sate onder Augustinusga, en een polder onder Buitenpost.
De Heldoar (Helledeur) = krite (voormalig meertje) met sate onder Birdaard (cf. De Helder). De Helsdoar = voormalig meertje in de Hallumer-mieden (cf. de Helsdeur voor de diepte tusschen Texel en den Helder. Helbird (Helleboord, de rand van de hel) = gehucht bij Oudkerk onder Roodkerk. Okkehel = stuk land te Pingjum waaraan een toepasselijke sage verbonden is. Okke is een eigennaam. Hierbij wordt verder verwezen naar een studie in den Frieschen volksalmanak van 1894, getiteld: De Hel in Friesland. (mij thans niet toegankelijk). Gelijk wij hierboven al zagen, komt in den Frieschen Zuidwesthoek van hetzelfde woord ook de vorm Hol en Holle voor. (Fri. Wdb. 4 blz. 171). De Hollen = krite en gehucht onder Rijperkerk. De Hollegrêft = Hallegracht, vaarwater onder Uitwellingerna. De Holpoarte = Hellepoort, sate onder Jutrijp. De Holpoartepoel = meerke daarnevens. De Hollebrekken = hellebreuk = meerke onder Wijkel ten Zuiden van Slooten. De Hollemar = Hellemeer, stroom of plas tusschen Workum en de Workumermeer. De Holsgrêft = Infernus canalis vertaalde J.H. Halbertsma, de gracht bezuiden Sint Pieterskerkhof te Grouw. Onze geachte correspondent voegt hier voor Terschelling, waar hel en hol naast elkaar voorkomen nog de volgende landnamen aan toe: Holven, Hollepoort, Op de Hellen, Bake Hel en HolakkersGa naar voetnoot1). | |
II. De naam Holland.Toen ik echter al deze Friesche vormen bij elkaar zag, bemerkte ik weldra, dat die oude Hol-namen zich volstrekt niet tot Friesland beperken. Een Hollebalg ligt op Wieringen. Een Holle-Mare loopt ten Zuiden van Warmond van de Groote Wetering naar de Haar- | |
[pagina 307]
| |
lemmer trekvaart. Een tweede Holle-Mare is de plas die uitwatert op de Brielsche Nieuwe Maas bij Zwartewaal. Een Hollare-polder die ook op Holmare- of Holdoare-polder teruggaat ligt te Oud-Vosmeer op TolenGa naar voetnoot2). Hollegat heet een dal ten Zuid-Westen van Oud-Leusen bij Amersfoort. Tot in Westvlaanderen toe vinden wij Hollevoorde, naast Hillevoorde b.v. te CrombekeGa naar voetnoot3). Maar blijkens de juist gegeven voorbeelden zijn deze vormen vooral frequent op en bij de Zuidhollandsche eilanden, waarvoor ons vorige artikel reeds Hellevoet en Hellevoetsluis op Goeree, Hellegat in Dussen, een Helsche haven in Fijnaart en Helsloot bij Sliedrecht aanhaalde, waaraan wij nu nog de Helwijk en het Hellegat van Willemstad kunnen toevoegen. Maar vooral de oude havenstad aan den Maasmond, wier naam ons door Plinius, Nat. Hist. IV 101 Helinius of Helinium is overgeleverd, moet hier om haar ouderdom gereleveerd worden. Men is het er algemeen over eens, dat ook deze naam met hel of hol verwant is. Hij zou identiek kunnen zijn met De Helle, De Hollen of Ter Hellen. Voor parallellen zie Förstemann Jellinghaus k. 1332. Gelijk bekend is, komt de naam Hollant het eerst voor de streek rond Dordrecht voor. Deze naam zou dan gevormd zijn evenals de reeds genoemde: Holven, en Holakkers op Terschelling, Helbergen in Gelderland, Heliveldon (le Hellefaut) in het Pas de Calais en Hellefeld in den Duitschen Kreis Arnsberg. Zie Förstemann l.c. Is het nu niet heel begrijpelijk dat dit heele eilandengebied, met zijn talrijke samenloopende groote wateren, gelijk ik in de vorige aflevering naar aanleiding van Gemonde betoogde, voor onze voorvaderen uit het moederrechtelijke tijdvak een buitengewoon gezegend en heilig land geweest is, omdat zij dachten dat langs zooveel helle-openingen het contact met hun overledenen in de onderwereld natuurlijk veel gemakkelijker en intensiever was, dan in streken met weinig hellemonden en hellepoorten? En zou het dan niet mogelijk zijn dat zij het daarom ook den in hun mond en ooren heiligen naam van Hellen of Hollen of nog beter: Hel-land of Hol-land hebben gegeven als het land der vele heilige hellepoorten? Daar sluiten dan in ieder geval de namen Helsdeur en Helder ten Zuiden van Tessel; en de Hollebalg op Wieringen en de Holle- | |
[pagina 308]
| |
mare te Warmond heel goed bij aan. En de Brielsche Hollemare en de Tolensche Holare-polder, en de Goereesche Hellevoetsluis, het Willemstadsche Hellegat en de Sliedrechtsche Helsloot worden er slechts te begrijpelijker door. Misschien dat deze nieuwe verklaring op den duur ook daarom algemeener aangenomen zal worden, wijl er eigenlijk geen enkele andere houdbare meening tegenoverstaat. Wie toch eenmaal R. Fruins kleine opstel over den naam Holland in de Études dédiées à C. Leemans, Leiden 1885 blz. 285-286 (Geschriften Deel 8, blz. 139) gelezen heeft, laat zich niet meer zoet houden met de oude reeds Middelnederlandsche wijsmakerij van den hier onverwacht scherp uit den hoek komenden Clerc uten laghen landen bider zee blz. 12: ‘Nader duutsker talen ist geheten holtlant, want daer veel houts ende bossche in plach te wesen, mer nu hetet Hollant, want daer een letter wtgedaen is bi wille der gheenre diet so versierden’. De oudste vormen Holland en Hollandensis zijn echter van 1054 en 1064 en het eerste Holtland duikt pas ongeveer 1200 op. Tegen dit eenige maar volop afdoende argument is noch door Gombault, (Taal en Letteren 8 blz. 197 en 10 blz. 122) noch door J.W. Muller, (Tijdschrift 18, 305) iets steekhoudends ingebracht. Bovendien komt de geleerde volksetymologie van Holland naar Holtland, nu in een ander licht te staan en wordt zoo heel begrijpelijk. Want tot nu toe zag natuurlijk niemand in, waarom men Holland met alle geweld met de Meriwido of Merwede (moeras met hout? ik zou liever zeebosch vertalen) in verband wou brengen, en waarom dienovereenkomstig de oude tendentieuze beschrijving der streek als een ‘locus silvis et paludibus inhabitabilis’ werd te boek gesteld, o wat klopt dat allemaal mooi! Maar als mijn verklaring van den naam Holland juist is, dan begrijpen wij ineens heel goed, waarom deze mooie etymologie werd uitgedacht. Het was natuurlijk een probaat middel om de oude heilig-heidensche beteekenis van dien naam, die toen waarschijnlijk nog zeer goed bij het volk bekend was, op den achtergrond te dringen, en op den duur geheel en al uit te roeien. En die poging is dan ook voortreffelijk geslaagd. Maar ook de jaartallen van beide namen worden nu welsprekend. Zoolang dit toch een plaatselijke benaming was van de streek bij Dordrecht of de Zuid-Hollandsche eilanden, kon deze oude heidensche naam weinig kwaad; maar toen dit ‘helsche woord’, dat immers op de Christelijke ge- | |
[pagina 309]
| |
loofsverkondigers juist den omgekeerden indruk maakte, als op onze heidensche voorvaders, tot officieele titelnaam werd van het in macht en uitgebreidheid steeds groeiende Graafschap Holland; nu die ‘Satansnaam’ op heilige zegels moest worden afgedrukt, moest hij eerst natuurlijk geducht geëxorciseerd worden. En het is dan ook geen wonder dat die geëxorciseerde vormen Holtland en Holdland bij voorkeur in de Annales Egmundenses voorkomen. En den hierbij passenden angst voor die oude heidensche beteekenis meen ik nu in het citaat van den Clerc uten laghen landen nog duidelijk aan te voelen. En daarom heb ik het hierboven letterlijk laten afdrukken. Ten slotte komen ook in Westvlaanderen verschillende grondstukken voor, die Hollant en althans één dat Hellant heetGa naar voetnoot4), blijkbaar in dezelfde verhouding als Helvelt en Holeveld, Hellebeek en Hollebeek, Hellebroucq en Hollebrouck, Hellebrugghe en Hollebrugge, Helledreef en Holledreve, Hellegat en Hollegat, Hellegracht en Hollegracht, Hellemeersch en Hollemeersch, Hellenhoek en Hollenhoek, Hellepit en Hollepit, Hellestraet en Hollestraet. Tegenover het Goereesche paar Hellevoet en Hellevoetsluis vinden wij hier Hollevoets en Hollevoetweg enz. Het materiaal van Deflou is voor onze stof bijna onuitputtelijk. Maar daarom beteekent het ook iets, dat wij als laatste argument hier kunnen aanhalen, dat in dit ontzaglijke materiaal van Holtland of Holdland geen enkel spoor te vinden is. Maar Houtland komt er in late eeuwen (1500-1600) zeven maal voor. Zoo past dus alles uitstekend in elkaar, en kunnen wij de kwesties van Ovland: Olland en het Engelsche Hoiland (die beide ook weer in Westvlaanderen voorkomen) hier rustig buiten laten.
Nijmegen, 16 September 1939. JAC. VAN GINNEKEN. |
|