| |
| |
| |
| |
[Nummer 6]
Hoe Thomas A Kempis pater Brugmans beschouwingen over het lijden van Christus in het Latijn bewerkte
In den pennestrijd, dien Dom J. Huyben eenige jaren geleden over het auteurschap der Navolging tegen mij voerde, maakte hij een scherp onderscheid tusschen Thomas van Kempens geesteshouding in zijn geschiedkundige en in zijn ascetische werken. Hij gaf namelijk gereedelijk toe, dat het bewezen was, dat Thomas in zijn geschiedkundige geschriften nogal eens veel en letterlijk uit zijn bronnen overschreef. Toen ik daaruit echter de conclusie trok, dat het met de Navolging misschien wel eveneens was geschied, werd mij met nadruk gewezen op het genre-verschil, en de stelling opgezet, dat Thomas, als het over zijn eigen vak de ascese ging, nimmer of nooit iets letterlijk overnam, maar steeds zeer zelfstandig te werk ging. Ik kon daar toen weinig anders op antwoorden, dan dat Pater Brugmans Lydwina-leven, en Thomas van Kempens bewerking daarvan: toch een heele reeks parallelle ascetische plaatsen bevatten, waarin de zelfstandigheid van Thomas nu toch niet zoo zelfheerlijk te voorschijn kwam. Maar ik moest natuurlijk toegeven dat er een groot verschil was tusschen het genre van het Sint Lydwina-leven en de Navolging van Christus.
Maar nu is er een ander feit aan het licht gekomen, dat voor de stelling door Dom Huyben geponeerd, toch nòg een beetje gevaarlijker dreigt te worden, dan Pater Brugmans Lydwina-leven.
| |
| |
Het Feestnummer van het Tijdschrift voor Taal en Letteren (Jaargang 27, Aflevering 2) aan Collega Aurelius Pompen O.F.M. aangeboden op zijn zestigsten verjaardag 15 Mei jl. opent toch met een studie van Collega T. Brandsma O.Carm., waarin met voorbeeldige voorzichtigheid en bescheidenheid wordt betoogd en bewezen: dat het tot nu toe onuitgegeven in het Nederlandsch geschreven boek van Pater Brugman dat bij verschillende auteurs ‘Considerationes de passione Domini’ heet, nu door Collega Brandsma in den oorspronkelijken Nederlandschen tekst is teruggevonden op de bladen 3-31 van het Ms. Oct. 29 der Berlijnsche Staatsbibliotheek, en daar tot titel heeft: ‘Opten heiligen Palm dach. Eene devote oeffeninghe her Johan Brug’. Er moet nog een tweede handschrift van hetzelfde werk bestaan, dat in November 1905 in Kataloog N. 259 van Th. Völckers Verlag te Frankfurt a/M. onder nr. 29 te koop werd aangeboden, maar waarvan de tegenwoordige bewaarplaats onbekend is. De daarin opgenomen Oefeningen en Gebeden zijn, naar het Incipit te oordeelen, zoo goed als identiek met die van het Berlijnsche handschrift.
BERLIJN. |
FRANKFORT a/M. |
O mijn liefste ende begeerlicste |
O alere liefflichste und begerlichste |
licht alre geloeviger sielen, |
licht aller gelouviger selen. |
O eerweerdige lof der engelen |
O eirwerdige lof der engelen |
Jhesu Criste, |
Here Ihesu Criste |
ic eer ende lave di in dat diepte |
ich eren wnd loven dich us dem dieffen |
mijns grondes ende mijns herten. |
gronde mijns hertzen wnd mijns geistes |
Wanttu opten heiligen palmdach |
wanttu up den hilgen palmdach |
di gewerdicht hebt in iherusalem |
dich gewerdiget haist zo comen |
op een sympel beest geseten |
in Iherusalem. |
in te comen |
|
Bovendien worden deze Beschouwingen in het Frankfortsche handschrift uitdrukkelijk aan ‘Her Johan Bruckman’ toegeschreven. Het eenig bekende verschil is, dat hierin 44 hoofdstukjes voorkomen, terwijl het Berlijnsche er slechts 40 bevat; en dat het 40ste Hoofdstuk van Berlijn over de leerlingen van Emmaus, maar het 44ste van Frankfort over de Nederdaling van den H. Geest handelt.
| |
| |
We mogen dus met Collega Brandsma vermoeden, dat het Frankfortsche hs. volledig is, terwijl het Berlijnsche de vier laatste Hoofdstukken mist. Jan Mombaer moet dit werk van Brugman gekend hebben (blijkens zijn Rosetum, Douai 1620 blz. 567). Ook Bern. Sanniq noemt dit boek in ‘Der Croniken der drey Orden desz H. Francisci Seraphici Prag 1691 Dl. 4, blz. 119. De eerste vermeldt de ‘Considerationes Domini Johannis Brugman’, met een karakteristiek citaat, de tweede noemt alleen onder de werken van Brugman de ‘Considerationes de passione Domini’. Valerius Andreas en Foppens doen hetzelfde.
Dit alles is op zich zelf al heel belangrijk. Maar wat zeker nog veel meer belangstelling zal wekken is Collega Brandsma's ontdekking, dat dit geheele werk van Pater Brugman, zonder eenige indicatie van Auteur of herkomst is overgenomen, in de twee groote Latijnsch-ascetische Tractaten over het Leven van Christus door Thomas a Kempis. De twee auteurs moeten elkander goed gekend hebben en waren beiden te Kempen geboren, en volop tijdgenooten, al was Thomas een tiental jaren ouder.Ga naar voetnoot1)
De twee Tractaten, elk uit twee boeken bestaande vormen één groot geheel. De titels der vier boeken luiden:
Boek I ‘De vita et beneficiis Salvatoris Iesu Christi devotissimae meditationes cum gratiarum actione’.
Boek II ‘De passione Christi secundum scripta quatuor evangelistarum’.
Boek III ‘De resurrectione Christi et apparitionibus eius’.
Boek IV ‘De ascensione, pentecoste et aliis quibusdam’.
Deze vier boeken zijn door Michaël Pohl samen uitgegeven onder den titel ‘Thomae Hemerken a Kempis: Orationes et Meditationes de Vita Christi. Friburgi Br. 1902. tom 5 van de Opera Omnia. Vooral Boek II is nu eigenlijk niets anders als een doorloopende Latijnsche paraphrase van Pater Brugmans Beschouwingen.
Dat blijkt aanstonds als wij de opschriften der Hoofdstukken en Capita van beiden naast elkander zetten.
PATER BRUGMAN. |
THOMAS A KEMPIS. |
|
Boek I. |
1. Opten heiligen palmdach, ene devote oeffeninge |
I 22. De festo palmarum et humili equitatu Iesu in Ierusalem. |
| |
| |
2. Opten aventmael ons heren{ |
I 23. De cena Dominica, in qua post agnum typicum Christus Iesus instituit corporis et sanguinis sui sacramentum. |
2. Opten aventmael ons heren{ |
I 24. De lotione pedum et sacro sermone in cena Iesu. |
|
|
Boek II. |
|
3. Vant gebet in den garden{ |
II 1. De venditione Iesu a perfido Iuda traditore. |
3. Vant gebet in den garden{ |
II 2. De tristitia et pavore Iesu pro nobis assumptis. |
3. Vant gebet in den garden{ |
II 3. Trina oratio et prostratio Domini Iesu ad patrem et resignatio voluntatis. |
4. Vander gevanckenis cristi{ |
II 4. Quomodo Dominus Iesus venit obviam traditori suo. |
4. Vander gevanckenis cristi{ |
II 5. Horrenda captio et deductio Domini Iesu. |
4. Vander gevanckenis cristi{ |
II 6. Derelictio Domini Iesu et fuga apostolorum. |
5. Van der presentacien voer annas |
II 7. Praesentatio Domini Iesu coram Anna sacerdote. |
6. Van sunte peters versakinge |
II 8. De trina negatione beati Petri apostoli. |
7. Vander presentacien voer cayphas |
II 9. Deductio Domini Iesu ab Anna ad Caipham sacerdotem et statio eius coram eo. |
8. Dit gebet mach men setten in den palmdach, want ihesus vercoft was opten heiligen goesdach, of hier ter steden voer die derde presentaci die was voer pylatus |
II 10. Contumeliae, illusiones et percussiones capitis Domini Iesu. |
9. Van der derder presentacien voer pylatus te priemtijt |
II 11. Praesentatio et statio Domini Iesu coram Pilato. |
10. Van der vierder presentacien voer herodes |
II 12. Quomodo Dominus Iesus fuit ab Herode despectus. |
11. Vander vijfter presentacien voer pylatus |
II 13. De furibundo Iudaeorum clamore: Crucifige, tolle eum. |
| |
| |
12. Vander geyselinge ons liefs heren |
II 14. Denudatio, alligatio ad columnam et flagellatio Domini Iesu. |
13. Van der croninge ons liefs heren |
II 15. De expoliatione, illusione, coronatione et percussione capitis Domini Iesu. |
14. Van wtleidinge des gecroenden ihesus voer al volc |
|
15. Van dat onse here verwesen wart totter doit |
II 16. De iniusta condemnatione Iesu ad mortem. |
16. Vant cruce te dragen ende der leydinge terd. |
II 17. De baiulatione crucis Iesu et eductione eius ad locum calvariae. |
17. Van wtreckinge der cleder ons lieven heren ihesu Xristi |
|
18. Van wtreckinge ende nagelinge ons lieven heren |
II 18. De nuda crucifixione et de alta et longa suspensione Domini Iesu in cruce. |
19. Vander oprichtinge des gecruysten ihesus |
|
20. Vanden heiligen wonden ende durbar bloetstortinge ons heren |
II 19. De vulneribus Iesu et pretiosi sanguinis eius effusione. |
21. Vant irste woert dat cristus sprack an den cruce biddende voer die gene die hem crusten |
II 20. De pia supplicatione Iesu pro inimicis. |
22. Vander deylinge der cleder ons heren ihesu cristi |
II 21. De direptione et divisione vestimentorum Christi. |
23. Vander spijticheid der ioden ende sterken blasphemien tegen onsen heren |
II 22. De opprobriis Iudaeorum et forti perseverantia Iesu in cruce. |
24. Vanden mynlicken woerde dat ihesus sprack totten mordener |
II 23. De verbo ad latronem in cruce dicto. |
25. Vanden gloriosen tytel ihesus nazarenus rex iudeorum |
II 24. De insigni titulo nominis IESV super caput eius posito. |
26. Vanden woerde dat cristus sprack tot synre weerdiger moder |
II 25. De compassione materni doloris et mutua commendatione beatae Mariae et sancti Iohannis. |
|
II 26. De magnificis virtutibus beatae virginis et de dolore ac lacrimis eius. |
| |
| |
27. Vanden crachtigen roep ons liefs heren Mijn God mijn God waer om hebstu mi gelaten |
II 27. De solitaria derelictione Domini Iesu in cruce. |
28. Vanden dorst ons heren ihesu |
II 28. De siti Domini Iesu in cruce pendentis. |
29. Van dat mynlicke woert dat cristus sprack Consummatum est |
II 29. De adimpletione scripturarum in morte Christi et de verbo: Consummatum est. |
30. Vant sevende woert ende vanden doit ons heren |
II 30. De lamentabili emigratione Domini Iesu ab hoc saeculo. |
31. Van den spiegel des stervens cristi tot onser behoef |
|
32. Van der doetverwen cristi |
II 31. De pallida et miserenda specie Iesu quando anima eius migrante certa mortalitatis in eo apparuerunt signa. |
33. Van der wonden der sijden ons heren |
II 32. De dira perforatione sacratissimi lateris Domini Iesu post excessum vitae. |
34. Van der afneminge ihesu van den cruce |
II 33. Depositio Domini Iesu de cruce. |
35. Van onser vrouwen lof ofter noet heheeten |
II 34. Orationes ad membra Christi. Et primo ad pedes. |
36. Van der begravinge ons heren |
II 35. De veneranda sepultura Domini Iesu. |
37. Van der nederdalinge cristi zielen |
|
|
Boek III. |
38. Van ons lieven here verrijsenisse |
III 1. De victoriosissimo triumpho mortis in cruce Domini nostri Iesu Christi et de laetissima resurrectione eius de sepulchro. |
|
III 2. De devota visitatione sancti sepulchri Domini nostri Iesu Christi. |
|
III 3. De apparitione Iesu coram Maria Magdalena in specie hortulani. |
|
III 4. De magnis meritis et |
| |
| |
|
privilegiis gratiarum beatae Mariae Magdalenae. |
|
III 5. De magna compunctione sanctae Mariae Magdalenae in passione Domini. |
|
III 6. De laeta et pia apparitione Christi coram Matre sua in secreto cubiculo clausa. |
39. Vander apparitie of vertoeninge die sunderlinge sunte peter geschiet is tot enen troest der armer sunder |
III 7. De apparitione Christi coram sancto Petro in secreto et de cursu eius cum sancto Iohanne. |
|
III 8. Oratio ad impetrandam a Deo gratiam lacrimarum. |
|
III 9. De utilitate et gratia sanctarum lacrimarum. |
|
III 10. De lacrimis Iesu super Lazarum. |
40. Vander ander apenbaringen cristi opt corste, sunderlinge van twen pijlgryms |
III 11. De apparitione Christi in specie peregrini coram duobus discipulis euntibus in Emaus. |
|
III 12. De cognitione Christi in fractione panis. |
Op dezelfde wijs volgen nu bij Pater Brugman in het Frankfortsche handschrift nog slechts vier hoofdstukken, waaraan er bij Thomas a Kempis niet minder dan zestien beantwoorden. Terwijl hij dus in Boek II Pater Brugman bijna voortdurend op den voet heeft gevolgd, zoodat bijna alle hoofdstukken naar inhoud en volgorde volkomen overeenstemmen; maakt hij zich in Boek III en IV successievelijk meer en meer van zijn leidsman los; door zich niet meer zoo stipt bij het aangekondigde onderwerp te houden en er b.v. tusschen Hoofdstuk 39 en 40 van Brugman, of Cap. 7 en 11 van zijn eigen Boek III er drie hoofdstukken over de hem zoo dierbare en aan Feith herinnerende ‘gave der tranen’ in te lasschen;Ga naar voetnoot2) waarvan het eerste, evenals zoo vaak in de Imitatio een Oratio is. Zonder twijfel hadden ook Cap. 4, 5 en 6 van IV, alle drie geheel en al uit een gebed bestaande, in Pater Brugmans werk
| |
| |
geen plaats. Maar behalve in deze algemeene bewerkingstechniek merken wij bij het vergelijken dezer twee Inhoudslijsten onmiddellijk weer bijna dezelfde stijlafwijkingen op, die Paul Hagen tusschen den eersten en tweeden auteur der Imitatio constateerde: Bijna elk substantief krijgt een emotioneel adjectief erbij. Als het eenigszins kan, komen er superlatieven en dubbele adjectieven los. Kortom, terwijl Pater Brugman een gevoeligen maar reëelen stijl schrijft, liggen Thomas van Kempens verdiensten bijna uitsluitend in zijn gecadenceerd Latijn en de zoetelijke overlading der emotioneele sfeer; en zoo schrijft hij een rythmisch proza, op het randje van het sentimenteele af, waarvan wij de weerga in onze letterkunde slechts in de Sturm-und-Drang periode van Rhijnvis Feith en Jacobus Bellamy kunnen terugvinden.
Om nu te laten zien, hoe Thomas niet slechts de titels, maar ook den substantieelen inhoud van zoo goed als al de hoofdstukken van het tweede boek aan Pater Brugman heeft ontleend, neem ik uit elk overeenkomstig caput van dit boek, den eersten zin der beide redacties over. Het volkomen overeenstemmende laat ik cursief drukken.
PATER BRUGMAN. |
THOMAS A KEMPIS. |
Hoofdstuk 3. O almechtige here ihesu cristi, schepper ende verloesser alre geloviger sielen ic danc di ende gebenedie di hertelicken en oetmoedelicken voer die groete bangicheit ende anxtvoldicheit dijnre crancker natueren diestu inden gaerden om onsen wil aengenomen hebst doe die ure dijnre gevangenisse anstande was. |
Cap. 2. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, omnium fidelium conditor et redemptor, pro doloroso initio amarissimae passionis, pro nimia tristitia animae tuae, pro anxietate et pavore infirmae naturae carnis, quam pro nobis voluntarie assumpsisti, instante hora traditionis. |
Hoofdstuk 4. O warachtige onnoesel lam gods afnemer onser sunden alresuetste here ihesu cristi ic gebenedie ende danck di om dijn willige berietheit tot- |
Cap. 4. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe... innocentissime agne DeiGa naar voetnoot3) pro tua voluntaria ad passionem promptitudine, quando..... ve- |
| |
| |
ter passien..... doe dijn viande in die donckere nacht comende mit Iudas den verrader mit groter scharen mit sweerden ende stocken mit facculen ende menigerley wapen om di als enen mordener te vangen, want du hem tegemoet bist gecomen mit opsettige wille suetelike vragende wen suect gi etc. |
nientibus in tenebrosa nocte saevissimis inimicis tuis una cum traditore tuo Iuda nequissimo cum turba multa, cum gladiis et fustibus, cum facibus et armis tamquam ad latronem comprehendendum mox illis obviam ultronens processisti dicens: Quem quaeritis? Ego sum. |
Hoofdstuk 5. O alreclaerste fonteyne der warachtiger wijsheit, lieve here ihesu cristi ic gebenedie, love ende danck di voer dijn irste presentacie of overleveringe voer den olden priester annas die di boeselike vragede.... ende voer den slach denstu ontfencste. |
Cap. 7. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, dux vitae et auctor Salutis nostrae, pro tua prima praesentatione coram Anna sacerdote, ubi de multis interrogatus et in maxilla dure fuisti percussus. |
Hoofdstuk 6. O gebenedide suete here ihesu cristi ene bekenre alre toecomender dingen, ende geschienisse, ic lave ende glorificier di voer die waerschouwinge diestu gedaen hebste dinen vuerigen apostel petrus. |
Cap. 8. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, praecognitor futurorum, qui ferventissimo discipulo tuo Petro lapsum suum ad cautelam praedixisti. |
Hoofdstuk 7. O alremynlicste ende vrienlicste here ihesu cristi, alre overste priester ende ewige bisschop onser sielen, ic lave ende danck di voer die smaetlike versindinge ende leydinge van annas tot cayphas, die daer was prince der priesteren, in wees huus dat die loese raet vergadert was. |
Cap. 9. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, summe sacerdos et pontifex aeterne, pro tua despectiva eductione ab Annae domo usque ad Caipham, principem sacerdotam, ubi scribae et seniores.... convenerant. |
Hoofdstuk 9. O alre rechtverdichste richter der levender ende der doeden, here ihesu cristi, ic gebenedie ende dancke |
Cap. 11. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, iustissime iudex vivorum ac mortuorum, pro confusiva illa |
| |
| |
di voer den valschen raet den dyn viande besloeten dat si di den richter pylatus leveren wolden. |
praesentatione, tua coram Pilato praeside. |
Hoofdstuk 10. O ewige wijsheit des vaders, O alre overste waerheit, O coninclike edelheit ihesu cristi, ic lave ende danc di...... voer die presentatie of leveringe die geschiet is voer herodes. |
Cap. 12. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, aeterna patris sapientia, veritas summa, virtusque Dei infinita... pro ignominiosa illa despectione ab Herode. |
Hoofdstuk 11. O ewige blijtscap der heiligen here ihesu cristi. Ic gebenedie, lave ende danc dy voer die rasende woelinge der brymmender ioeden die si hadden int overleveren voer pilatus tegen di. |
Cap. 13. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, perpetua laetitia sanctorum, pro grandi et insolenti tumultu frementium Iudaeorum adversus te. |
Hoofdstuk 12. O alre stercste beschermer dergeenre die in di verhapende sijn, here ihesu cristi. Ic gebenedie ende danc di voer die schemelike bloetinge in tegenwordicheit dijnre bespotters. |
Cap. 14. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, benignissime protector omnium in te sperantium, pro tua erubescenda denudatione ante conspectum derisorum tuorum. |
Hoofdstuk 13. O keyserlicke werdicheit ende blenckende crone der ewiger glorien, here ihesu cristi, ic lave, gebenedie ende danc di voer al die moyenisse, spot ende pijn die di angedaen waert van den wreden bloetstorters. |
Cap. 15. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, rex inclite sanctorum, et fulgens aeternae gloriae corona, pro multis inauditis ludibriis et vexationibus..... ab impiis tortoribus. |
Hoofdstuk 15. O fonteyn des levens, o regel der rechtverdicheit, here ihesu cristi, Ic gebenedie, lave ende danc di voer.... dat onrechtes en valsch ordel of vonnisse. |
Cap. 16. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, auctor vitae et norma justitiae, pro tua iniusta ad mortem condemnatione. |
| |
| |
Hoofdstuk 16. O edel stam of roede van yesse, o warachtige wijngaert ihesu criste, Ic gebenedie, lave en danck di. |
Cap. 17. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, vitis vera, vitae via, salus nostra. |
Hoofdstuk 18. O alre vuerichste bemynre onser salicheit here ihesu criste. Ic gebenedie, lave ende danck di voer die alre wietste wtreckinge dynre heiliger leden op dat harde holt des cruces. |
Cap. 18. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe... ardentissime amator salutis nostrae, pro tua rigidissima extensione super durissimum crucis lignum. |
Hoofdstuk 19. Ic love ende glorificier di voer dyn hoge en ongemaeckelicke opheffinge of oprichtinge mitten cruce. |
Cap. 18 (middenin). Laudo et glorificio te, pro tua alta elevatione in cruce et prolixa suspensione in patibulo. |
Hoofdstuk 20. O milde gever alre genaden, O alre lijdsamste verdrager der menschenlicker quaetheit, here ihesu criste. Ic lave ende gebenedie di voer allen die pijnen ende voer die bloedige wonden diestu ontfencste in dynen alreteerste licham vanden voeten totten hoefden toe, want daer geen stede en bleef geheel sonder ghesweel of smertende wonden. |
Cap. 19. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, auctor salutis nostrae, benignissime largitor veniae, patientissimeque tolerator pravitatis humanae, pro omnibus doloribus et singulis plagis.... tenerrimo corpori tuo.... inflictis, ita ut a planta pedis usque ad verticem nullus esset in te locus liber a poenis et percussuris. |
Hoofdstuk 21. O Grondeloese wyele der onbegripelicker barmherticheit, here ihesu criste. Ic love, dancke ende gebenedie di wt gronde mijns herten voer die volmaeckte mynne diestu getoent hebste in 't bidden voer diegene die di cruysten. |
Cap. 20. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, fons pietatis et dulcedinis, pro tua perfectissima caritate et devotissima supplicatione pro inimicis tuis et crucifigentibus te. |
Hoofdstuk 22. O Scepper alre creatueren O gever alles guets, Ic gebenedie ende danck di voer die beroeringe ende spottelicke verdeylinge dijnre clede- |
Cap. 21. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, omnium rerum conditor, omnim bonorum distributor, pro illa violenta depraedatione ac |
| |
| |
ren nae dien datstu gecruyst waerste, want du niet beholden en hebste ene doockelken om dijn eygen bloetheit te bedecken.... of daer men di in wynden mocht doe men dy begraven solde. |
delusoria distractione vestium tuarum, quando statim post diram crucis affixionem..... nec minimum quidem vestimentum ad propriam nuditatem retineres contegendum, neque linteum modicum tibi superesse cerneres, in que mortuus posses involvi aut honeste sepeliri. |
belacie der hemelscher borgers, |
|
Hoofdstuk 24. O Alre overhere ihesu criste. Ic lave ende danck di wt rechten gront mijns herten voer al die smelicke ende blasphemerende woerden, die die valsche ioden...... in den cruce di stuerlick toe spraken. |
Cap. 22. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, honor et iubilatio civium supernorum, pro universis approbriis et blasphemationibus a perfidis Iudaeis tibi in cruce turbulenter objectis. |
Hoofdstuk 24. O Alre overste ende sunderlinge troest der bedructer sunderen, here ihesu criste, Ic gebenedie ende danck di...... voer die overvloedige genade diestu an den mordener bewesen hebste. |
Cap. 23. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, summum ac singulare solamen peccatorum pro tua immensa pietate et superabundanti misericordia, quam sceleratissimo olim latroni..... exhibere dignatus es. |
Hoofdstuk 25. O prince alre moegentheit ende coninck alre creaturen Ihesu cristi, Ic love en danck die voer dien edelen tytel dijns heilichs en gebenedides names die welke op dien hovet....... apenbaerlike geset wart in drien talen. |
Cap. 24. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, princeps omnis potestatis et rex universae creaturae pro insigni titulo sacri et benedicti nominis tui super verticem capitis tui patenter collocato.... tribus... linguis. |
Hoofdstuk 26. O Alre vrientlicste troester alre bedroefder herten here ihesu criste, Ic gebenedie ende danck di wt den diepen mijns herten voer dat yamerlicke gesichte ende voer dat hertelicke medelijden datstu |
Cap. 25. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, omnium moerentium consolator, pro tuo doloroso respectu, quo dilectissimam matrem tuam.... misericorditer respexisti. |
| |
| |
hadste tot dijnre bedructer moder. |
|
Hoofdstuk 27. O Blome der blomen, O edel ende enich geboren sone der vaderlicker mynnen here ihesu criste, Ic gebenedije ende dancke di mit alre oetmodicheit voer die ellendige begevynge in den cruce, want du (van) dijnen hemelschen Vader gelaten waerste. |
Cap. 27. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, paternae dilectionis fili amantissime pro tua grandi et solitaria derelictione in cruce quando a Deo Patre.... fuisti derelictus. |
Hoofdstuk 28. O fonteyne des levenden waters O edel ryvyer der saliger wijsheit here Ihesu criste, Ic gebenedie ende danck di voer den groten dorst den du geleden hebste in den cruce, overmids die wtstortinge dijns duerbaren blodes ende verdroechtheit dynre heiliger leden. |
Cap. 28. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, fons aquae vivae et rivus sapientiae salutaris, pro tua vehementi siti in cruce, quando sacro et pretioso sanguine tuo effuso omnibusque naturalibus umoribus exhaustis. |
Hoofdstuk 29. O volmaker der older ewen, O volbrengher der propheeten here ihesu cristi, Ic gebenedie, lave ende dancke di voer dat volbrengen dijns vaderlics willen mit enen corte worde wyselicken beslaten seg-gende. Consummatum est Ofstu seggen wolste Nu ist al vervult. |
Cap. 29. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, arcanorum revelator, legis et prophetarum consummator, pro tua perfectissima adimpletione paternae voluntatis in brevi et acceptabili verbo isto.... Consummatum est, ac si patenter diceres: Iam impletum est. |
Hoofdstuk 30. O waerachtige hape der stervender menschen, O leven der levender menschen, O salicheit der hapender here ihesu criste. Ic gebenedie ende danck di voer die salige verscheydinge van deser werlt. |
Cap. 30. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, vita viventium, spes morientium, aslus omnium in te sperantium pro tua temporali emigratione ab hoc saeculo. |
Hoofdstuk 32. O spigel sonder vlecke der gotlicker moegentheit, O onputtelike fonteyne der gracien here ihesu criste. Ic |
Cap. 31. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, speculum sine macula divinae maiestatis, pro tua miseranda et |
| |
| |
gebenedije love ende dancke di voer die barmlicke ende bleke gedaentenisse dijns doeden lichams. |
pallida specie ex mortis invasione contracta. |
Hoofdstuk 33. Volgt hieronder heelemaal evenals Cap. 32. |
Hoofdstuk 34. O Gottelike cracht ende geboren stercheit des vaders here ihesu criste, Ic gebenedie, love ende dancke di voer die oetmodige afnemynge dyns doden lichams vanden cruce ter uren van vespertijt. |
Cap. 33. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, fortitudo divina, pro humili depositione tua de altitudine crucis hora vespertina. |
Hoofdstuk 36. O Alre suetste roeken des levens, O claerheit des ewygen lichtes Here ihesu criste, Ic gebenedie, lave ende danck di voer die alresuetste salvinge dyns gemartijryzeerden lichams, die geschyet is weerdechlicken mit custelicken cruyde..... nader ioetscher manyeren. |
Cap. 35. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, odor vitae, candor lucis aeternae pro tua suavissima conditura cum aromatibus pretiosis...... secundum Iudaicae consuetudinis formam. |
Men ziet, er is niet de minste twijfel meer mogelijk: Thomas a Kempis heeft hier alles mooi afgeschaafd en bijgewerkt, hij heeft Brugmans forsche onregelmatige wendingen afgewreven en gepolitoerd, maar er naar den substantieelen inhoud niets aan toegevoegd; ja er met al die gelijkvloeiende zinnetjes zelfs iets aan ontnomen: den onstuimigen aandrang van het kloppende hart.
Om van den overeenkomstigen verderen inhoud der respectieve hoofdstukken een staaltje te geven, nemen wij uit Collega Brandsma's studie de beide teksten
van HOOFDSTUK 33 van Pater Brugman |
en CAP. 32 van Thomas a Kempis over:Ga naar voetnoot4) |
Vander wonden der sijden |
De dira perforatione sacra- |
| |
| |
ons heren. O alre suetste paradijs alre waelluste, o prieel der waelruckender cruden of der gracien, here Ihesu Christe, ic gebenedie, love en dancke di voer die openinge of wondinge dynre heilighe syden, |
tissimi lateris Domini Jesu post excessum vitae. Benedico et gratias ago tibi, Domine Iesu Christe, fons inextinguibilis caritatis et gratiae, pro dira perforatione sacratissimi lateris tui post vitae excessum. |
|
Tunc enim, sanctorum sanctissime, ab uno ex militibus tam valide fuisti in dextera tua lancea militari percussus et transfixus, ut ferri acumen intima tua penetrante cordis tui teneritudinem attingeret et de latissimo vulnere saluberrimum nobis sanguinis et aquae fontem produceret, quo totus mundus sanaretur asperus. |
die welke Longynius mitten scerpen speer opdede dyn bynnenste doerstekende, |
|
wt welken geopender syden wt is gevloeyet bloet ende water, daer wy sondige menschen mede gereynicht ende gesont solden werden. |
|
|
O sacra et admirabilis emanatio sanguinis Christi de dextro latere dormientis in cruce, profluentis in redemptionem generis humani. |
|
O clara et suavissima excursio aquae benedictae de intimis visceribus Salvatoris in ablutionem omnium peccatorum nostrorum foras derivantis etc. etc. |
O siele mijn, ganc nu in dat bynnenste, ganc in dat heymelicste dijns gemynden, cruyp in dat suete herte ihesu, van mynnen gewont, van mynnen doersteken, om daer in te rusten als een duve voer den helschen valck, voer den oploep ende stormynge der boeser werlt. Ganck vrij in, waerom blivestu buten staen? Aengesien dat die fonteyn des levens, dat die |
Intra, intra, anima mea, in dextrum latus Domini tui crucifixi. Intra per insigne vulnus ad amantissimum cor Iesu ex amore translanceatum ad pausandum in foramine petrae a turbine mundi. Accede homo ad cor altum, cor abditum, cor secretum, ad cor Dei aperientis tibi ostium suum. Ingredere benedicte Deo; cur foris stas? Patefacta est tibi vena vitae, via |
| |
| |
wech der salicheit, dat die apothecke of die cruutcamer ontsloten of geopent is. |
salutis, arca coelestis unde fluunt aromata multa. |
|
Ecce locus refugii a facie temptantis inimici, locus propitiationis ab ira iudicii subsequentis. |
Och, die fonteyn des olijs of des balsams loept sonder opholden totter sunder behoef ende oec der rechtverdiger menschen. |
Hic est fons olei et gratiae iugiter manantis, qui peccatoribus nunquam cessat misericordiam propinare, si ex toto corde contriti voluerint accedere. |
Och, dit is spryncborne des gotliken vloets wtcomende van dat middel des paradijs des meechdelikes lichams Christi om te bedouwen die gronde onser sielen, om af te wasschen unse sunden, O, ende om te laven lastigen dorst. O edelsteen des levenden waters, wat stolter ridder is Longinis geweest, die di heeft dorren steken of rueren. |
Hic est fons divini fluminis de medio paradisi egredientis ad irrigandam superficiem terrae, ad potandam sitim aridae mentis, ad abluenda crimina, ad extinguendos lasciviae motus et ad mitigandas iracundiae rixas. |
Och, van deser fonteynen o soe pijn di, te drincken, o siele mijn, ende gijf Hem geheel dijn herte, die sijn herte soe mynliche heeft laten openen tot dijnre behoef. |
Et tu ergo de hoc fonte Salvatoris poculum sume amoris. Trahe ex latere Ihesu dulcia solatia vitae, ut vivas iam non in te, sed in eo qui vulneratus est pro te. Da illi cor tuum, qui aperuit tibi cor suum. |
|
Ingredere per ostium sacrati vulneris ad intima Redemptoris. Invitat ut intres, petit ut secum permaneas, desiderat ut cor unum cum eo habeas, etc. |
Och, waer moechstu sekerlicker rusten, suetelicker slapen dan in die wonden dijns beholders voer di gecruyst. |
Ubi enim poteris securius quiescere, tutius habitare ac suavius obdormire quam in vulneribus Iesu Christi pro te crucifixi. |
| |
| |
|
Ubi ampliorem valebis invenire sapientiam et utiliorem capere vivendi notitiam, quam in intimis visceribus passi Christi, de sub cuius pectore fons vivus liquide emanat? Ubi tam valenter licet tepefactus poteris reaccendi, tam repente ab omni strepitu servari, tam perfecte interius recolligi, sicut in corde Iesu, pro te ex amore lancea perforati? |
Ich mach wael seggen, dat geen dinck gerynger en ontfunct, noch suetelicker en trect, noch crachtelicker en wont, als die mynne des gecruysten Ihesu. |
Nil sic accendit, trahit et penetrat cor hominis sicut cor crucifixi Redemptoris. |
|
Hinc et quidam sanctus dicebat: Amor meus crucifixus est. Cui affectanter respondeo: Ecce amor meus vulneratus est et perforatus, ut liber ingressus ad amabile cor eius mihi donetur. etc. |
|
O sincerissime Iesu, omnium secretorum conditor et amantium cordium inhabitator! O cruciforme spectaculum omnium contemplativorum! O deificum gazophylacium omnium gratiarum et donorum. |
O mijn alre suetste ende doerwonste beholder, die dijn heilige syde hebste laten openen mitten scerpen speer naeden verscheiden dijns geestes wtten licham, ick bidde di oetmodeliken: wilt mi ingaen doer die grote wonde dynre rechter syden tot dat bynnenste dijns her- |
Rex Christe, Redemptor fidelium, qui sanctissimum latus tuum mucrone dirae lanceae aperiri fecisti! Aperi mihi, quaeso, portam misericordiae tuae, sine me ingredi per magnum et evidens ostium lateris ad amantissimi cordis tui arcanum, ut tibi uniatur cor meum |
| |
| |
ten, opdat ic verenicht mach werden aen di mitten ewigen bant der gotliker mynnen sonder verscheiden. |
insolubili caritatis vinculo atque vehementer accendatur, ut tu in me et ego in te habitem ac permaneam confoederatus in perpetuum. |
Want mijn herte steeck in dat speer doer die ingedoemte mijnre sielen, |
Vulnera cor meum sagitta caritatis tuae, transeat militaris lancea tua per viscera mea perfodiatque omnia interiora mea, quatenus ex hac salubri vulneratione perfectam sanitatem anima mea consequatur, ut nullum praeter te amatorem admittam, nullam extra te consolationem requiram. Sit cor meum tibi soli pervium et apertum, mundo alienum, diabolo clausum, et contra quaelibet temptamenta signo crucis undique praemunitum. |
opdat ic vercrigen mach volmaecte gesontheit en dat ic genen troest en moet sueken buten di, o mijn gecruyste Mynne. |
|
Ik geloof dat hiermee de indertijd door Dom Huyben geponeerde stelling omtrent het verschil van Thomas a Kempis' zielehouding bij de samenstelling zijner historische en ascetische werken toch wel in een heel benarde positie is gekomen en dat er op dezen grond dus geen afdoend bezwaar meer kan rijzen tegen Geert Groote's eerste en voornaamste auteurschap der Navolging; en tegen Thomas a Kempis' bewerking daarvan, juist in denzelfden geest als wij nu zien, dat hij dit ook met Pater Brugmans Beschouwingen heeft gedaan.
Collega Brandsma besluit dan ook terecht, met hierin ‘een nieuwe aanwijzing’ te zien ‘van Thomas' betrekkelijk geringe oorspronkelijkheid, en een bevestiging van zijn neiging om werk van anderen nader uit te werken en voor den kring zijner Broeders meer geschikt te maken’.
‘Het is bekend, dat hij op die wijze nog een ander geschrift van Brugman heeft omgewerkt, n.l. Brugmans tweede redactie van het leven van de H. Liduina van Schiedam. Hij heeft het een nieuwen meer verzorgden vorm gegeven, het met ontboezemingen en lessen aangevuld en tot twee boeken of deelen uitgebreid. Iets
| |
| |
soortgelijks zou Thomas hier hebben gedaan. Ook hier is een uitbreiding tot twee boeken, een aanvulling met vele nieuwe gebeden en ontboezemingen en in het algemeen een veel beter verzorgde bewerking. In den vorm daaraan door Thomas van Kempen gegeven hebben deze Overwegingen een zeer ruime verspreiding gevonden, vooral door den druk zoowel in de 15de als in de 16de eeuw. Maar des te meer wekt het onze belangstelling, dat Brugman voor deze Overwegingen van Thomas van Kempen hoogst waarschijnlijk, zoo niet zeker,Ga naar voetnoot5) den grondslag heeft gelegd.’
‘Te merkwaardiger is deze wijze van bewerking, omdat zij geheel dezelfde is, als Prof. van Ginneken Thomas van Kempen toeschrijft als bewerker van de Navolging van Christus.’ Zoo oordeelt nu mijn geachte Collega, die vroeger wel eens een ander geluid heeft doen hooren.
Laten wij maar rustig zoo verder zoeken, dan komt de algeheele waarheid op den duur zeker aan het licht.
Maar niets winnen wij bij de onlangs weer uit Italië komende berichten, over een nieuwe vergelijking van De Navolging met den Regel van den H. Benedictus, ook al komt die uit de handen van een hoogstaanden Kardinaal der Roomsche Kerk. Want zoowel de Italiaansche als de Nederlandsche Benedictijnen zijn het er definitief over eens geworden, dat de auteur in elk geval in den Nederlandschen kring van de Moderne Devotie moet gezocht worden.Ga naar voetnoot6)
Nijmegen, 30 Augustus 1939.
JAC. VAN GINNEKEN. |
-
voetnoot1)
- T. Brandsma: Pater Brugman yn Fryslân. It Beaken Meidielingen fen de Fryske Akademy. Jiergong I nr 6 Septimber 1939 blz. 161-172.
-
voetnoot2)
- Op minstens 14 plaatsen in Thomas' Imitatio keeren die heilige tranen terug.
-
voetnoot3)
- Deze drie typische woorden staan bij Thomas niet op blz. 62 maar op blz. 63. Dit bewijst heel duidelijk dat hij met bewust overleg uit Brugman overschreef. Trouwens dit voorbeeld staat niet alleen, maar ik geef het verder niet telkens meer op.
-
voetnoot4)
- Het eenig verschil is, dat ik door cursiveering de volkomen gelijkenissen van de paraphrases onderscheid en in plaats van de puntjes, waardoor Collega Brandsma de verdere amplificaties van Thomas a Kempis aangeeft, ik telkens althans even laat zien, in welke richting deze uitweidingen van den oorspronkelijken gedachtengang afwijken. Daardoor vermindert natuurlijk het relatieve getal der overeenstemmingen, maar daartegenover krijgt men een beter inzicht in de geesteshouding van den bewerker.
-
voetnoot5)
- In een persoonlijk onderhoud deelde mij Collega Brandsma nog mede, dat voor hem ondertusschen deze verhouding ‘absoluut zeker’ is geworden.
|