| |
Ave atque vale, -
Jersey lag duits verdwijnt II.
Het grootste vormverval vindt men bij de vervoeging van het werkwoord. Een bepaalde regel schijnt hier niet gevolgd. En men kan daarom alweer niet van tevoren zeggen welke reductievorm is ontstaan. In het algemeen wordt de indicatief bij werkwoorden van meer dan één lettergreep gevormd van den stam of wat men als stam beschouwen kan. Dus: ‘zit neer’, of ‘kijk nao de bloe- | |
| |
mies’. In het geval van woorden van één lettergreep wordt de indicatief door den onbepaalden wijs zonder ‘te’ gevormd, zooals ‘doen et niet’ en ‘slaon de peert niet’. Interessant is nog op te merken, dat de onbepaalde wijs na ‘te’ aan het eind ook een ‘e’ toevoegt; zoo b.v. ‘te doene’, of ‘te slaone’. Ergens in 't verleden moeten de sprekers hebben aangenomen dat ‘doen’ de stam zelf was, en dit leidde dus tot een eindlettergreep om den onbepaalden wijs te vormen. Dit is ook 't geval geweest met de sprekers van ‘Albany Dutch’, toen zulke constructies zich hier lieten hooren: ‘ek wist niet wat te doene’, en ‘hij stong klaor voor mij te slaone’. Bij ‘staan’ en ‘gaan’ is dit ook het geval en men vindt hier: ‘staone’ en ‘gaone’.
Het enkelvoud van alle niet samengestelde tijden wordt op dezelfde manier gevormd, dus:
Tegenwoordige tijd. |
ek slaon |
jou slaon |
hij slaot |
ek staon |
jou staon |
hij staot |
ek gaon |
jou gaon |
hij gaot |
ek doen |
jou doen |
hij doet |
Verleden tijd. |
ek sloeg |
jou sloeg |
hij sloeg |
ek stong |
jou stong |
hij stong |
ek geng |
jou geng |
hij geng |
ek deen |
jou deen |
hij deen |
Waar het werkwoord in den verleden tijd van vorm verandert, vindt men blijkbaar geen ‘n’ zooals boven voorkomt bij ‘deen’. Overal is verder een groote vereenvoudiging ingetreden, volgens het hierbij vluchtig geschetste paradigma. Iedere spreker van ‘Jersey Dutch’ die een totnutoe onbekenden stam heeft hooren gebruiken, willekeurig in welken persoon of tijd, kan dezen verder onmiddellijk ook toepassen in alle andere personen en tijden die hij maar wil. Op dezelfde manier worden ook veel vormen van den verleden tijd die oorspronkelijk klankwisselingen vertoonden vereenvoudigd en genormaliseerd, om ze te doen klinken gelijk de tegenwoordige tijd. Door het aanvoegen van een ‘d’ of een ‘t’ wordt op de meest eenvoudige wijze de verleden tijd gevormd. Zie hier, o.a. het woord ‘starve’ (sterven).
| |
| |
Tegenw. |
Verl. |
Samengest. |
ek starv |
ek starvde |
ek hǎh gestarve |
jou starv |
jou starvde |
jou hǎh gestarve |
hij starv |
hij starvde |
hij ee (of ‘is’) gestarve |
wij starv |
wij starvde |
wij hăh gestarve |
jully starv |
jully starvde |
jully hăh gestarve |
hully starv |
hully starvde |
hully hăh gestarve |
Het is thans onmogelijk te verklaren hoe de eene vorm tamelijk goed bewaard bleef, maar andere gingen verdwijnen. Tegenover den gewijzigden verleden tijd ‘starvde’ zie men dien van het werkwoord ‘nemen’, die in de niet-omschreven tijden onveranderd bleef, dus:
Tegenw. |
Verl. |
Samengest. |
ek neem |
ek nam |
ek hăh geneme. |
Hier is de samengestelde vorm verdwenen en als plaatsvervanger treedt ‘geneme’ op.
De discussie betreffende verscheidene werkwoordsvormen zou ‘ad infinitum’ verlengd kunnen worden. Wij hebben hier echter genoeg van gezegd om te laten zien, dat het welhaast onmogelijk is, om te voorspellen hoe een werkwoord precies veranderen zal. Dikwijls genoeg, waarschijnlijk, wisten de gebruikers het zelf niet. Een dialect dat alleen mondeling overgeleverd wordt, en dat nog wel temidden van een cultuur waar o.a. een vreemde taal in gebruik is en midden in zoo'n omgeving in 't leven gehouden moet worden, ondergaat natuurlijk velerlei veranderingen. Ieder verzekert zich een bepaalde persoonlijke vrijheid, die tot menige verwaarloozing van het oude leidt.
Al het voorafgaande heeft betrekking op het actieve genus der werkwoorden. Van de lijdende vormen vindt men hier slechts een zeer verwaarloosd restant. Onder de sprekers van ‘Jersey Dutch’ zoowel als van ‘Albany Dutch’ bestaat geen woord ‘worden’ als hulpwerkwoord. Drie redenen om het verdwijnen van dit woord te verklaren kan men aangeven. Vooreerst bedenke men, dat de ‘Jerseydutch’-boer, ver op zijn afgesloten ‘plăk’ gezeten, als kind nooit of bijna nooit naar school ging. En indien het nog een paar maanden per jaar mogelijk was naar school te gaan, dan hadden zij uitsluitend amerikaansche lessen enz., met het resultaat dat zij geenerlei regel in ‘hullies kănnis’ meer hadden aangaande het
| |
| |
gebruik van ‘worden’. Ten tweede, de afstammelingen der eerste kolonisten waren noodzakelijk tweetalig; ‘Jersey Dutch’ werd thuis gebruikt, en amerikaansch om te spreken met hun toentertijd dichtbij wonende buren die alleen amerikaansch verstonden. Ten derde, - en dit is vooral belangrijk voor de generatie der kinderen en kleinkinderen die het nederduitsch moest bewaren, dat zij door mondelinge overlevering van hun vaders en grootvaders hadden geleerd, - er bestond geen woord van dezen aard in het amerikaansch. Deze jongens en meisjes dachten en spraken in deze dagen allen reeds amerikaansch, en daarom gebruikten zij een typisch amerikaansche zinswending met ‘Jersey Dutch’ woorden. Om dit laatste iets nader toe te lichten moge een enkel voorbeeld volgen. Men neme aan, dat eenzelfde begrip moet worden uitgedrukt, zoowel door den hedendaagschen nederlander als door den ‘Jersey dutchman’. De nederlander zal b.v. zeggen: ‘Ik ben net met de hakken over de sloot gekomen’. De ‘Jersey dutchman’ echter denkt en spreekt oorspronkelijk amerikaansch, en het amerikaansche equivalent voor de bovenstaande idiomatische uitdrukking is: ‘I just got through by the skin of my teeth’. En zoo zegt dus onze ‘Jersey dutchman’ ook om deze uitdrukking in ‘Jersey Dutch’ weer te geven: ‘ek ben zoo derdeur met de văl vamme taonde’; een zooals men ziet letterlijke vertaling van het amerikaansch, en dus goed ‘Jersey Dutch’ maar natuurlijk onbegrijpelijk voor een nederlandschen spreker.
Maar, de lijdende vorm van de werkwoorden moet toch zoo nu en dan gebruikt worden, en hier hadden de laatste sprekers blijkbaar niet veel last van gebrek aan woorden. Ziehier een voorbeeld van het werkwoord ‘skuppe’ (schoppen).
Tegenw. |
Verl. |
Samengest. |
Act. ek skup |
ek skupde |
ek hăh geskupt. |
Lijd. ek ben geskupt |
ek was geskupt |
ek hăh geskupt geweest |
Bijzonder de aandacht verdient nog een speciale indicatieve vorm met ‘hebben’; b.v. ‘Ek had geskupt geweest’ - ‘I should have been kicked’. Het gebruik van dezen vorm is zonder twijfel een poging om den amerikaanschen ‘slang’-vorm, die reeds werd aangehaald, te herhalen met ‘Jersey Dutch’ woorden. Een spreker uit Old Tappan vertelde, dat men ook een constructie kan gebruiken als ‘ek zou geskupt geweest’.
| |
| |
Wat betreft het gebruik van ‘worden’ in onafhankelijke constructies zooals ‘hij wordt al grooter’ of ‘het wordt donkerder’ enz., zat het ‘Jersey Dutch’ al evenmin vast. Men gebruikt hier in deze beteekenis ‘raoge’ (raken). Eenige voorbeelden kunnen dit verduidelijken.
‘Hij wordt al grooter’ - ‘hij raogt grooter’;
‘Hij heeft den weg verloren’ - ‘hij raogt de pat vloor’;
‘Het paard wordt grooter’ - ‘de peert raogt grooter’;
‘Mijn grootmoeder werd zeer oud voordat ze stierf’ -
‘Mij ootie raogt zeer oud veurdat zij starvde’.
Een andere constructie vindt men in:
‘Het paard wordt grooter’ - ‘de peert begint grooter te zien’.
‘Raoge’ komt zoowel in het ‘Jersey Dutch’ als in het ‘Albany Dutch’ herhaaldelijk voor in uitdrukkingen als ‘wakker raoge’, ‘kwit raoge’, ‘in de skeult raoge’, enz.
De voornaamwoorden bleven grootendeels ongewijzigd, behalve de reeds in het kort beschreven klinkerveranderingen.
Enkelvoud Nominatief |
Enkelvoud Obliquus |
Ek |
me, mijn. |
jou |
jou, jouwes. |
hij, 'ij |
hem, hăm, zun, huzza. |
zij |
haar, heur, zun(!) |
Meervoud. |
Wij |
onz, onze. |
jullie |
jullies. |
hullie, heel zeldzaam, ‘zij’ |
hullies. |
De bovengenoemde voornaamwoorden worden ook met ‘zelf’ gebruikt om een reflexief idee uit te drukken, dus:
‘Vaoder hăh hămself gesneden’ - ‘vader heeft zich gesneden’.
Een merkwaardigheid in het gebruik van de bezittelijke voornaamwoorden is gelegen in de regelmatige toepassing van het mannelijk voornaamwoord ‘zun’ (zijn) bij alle naamwoorden van den derden persoon, vrouwelijke zoowel als mannelijke. Zoo ontstaat b.v. de eigenaardige constructie:
‘Măm zun voete doene zeer’ - Moeder's voeten doen haar zeer’.
Professor Prince deelde in zijn bijdrage van 1910 over de ‘Jersey Dutch’ taal mede, een bezittelijk voornaamwoord ‘het’ te
| |
| |
hebben gehoord; maar dit woordje, zoo gebruikt, is tegenwoordig niet te ontdekken. Zelfs deelden de dialectsprekers mede dat ‘het’, gebruikt als bezittelijk voornaamwoord, verkeerd was. Blijkbaar heeft Prof. Prince dus het onbepaalde lidwoord hooren gebruiken op een afwijkende en misschien individueele manier.
‘De voornaamwoorden ‘wie’ en ‘die’ en ‘dat’ zijn zoo weinig in gebruik en toepassing veranderd, dat het nutteloos is er lang bij stil te staan.
Als vragende voornaamwoorden treden op ‘wie se’ en ‘watter’; b.v. ‘wie se temmeratie is dat?’ - ‘wiens huis is dat?’ en ook ‘watter tehaim krijg jou?’ - ‘welke aardbei moet je hebben?’
Alvorens deze korte bijdrage te beeindigen mogen nog eenige opmerkingen volgen, om aan te toonen welk een groot verschil er bestaat tusschen wat men hedendaagsch ‘standaard’-nederlandsch kan noemen en dit oud amerikaansch taalrestantje uit de XVIIe eeuw. Het grootste gedeelte dezer menschen heeft nooit een hollander gezien of gesproken. Er was dus geen gelegenheid om de uitspraak, die door de generaties heen zoo ontzettend veranderd is, weer te regulariseeren. Meerderen onder hen hebben zoo nu en dan ervaringen gehad, zooals Judge Roberts gehad heeft. Judge Roberts, een boerenzoon van nederduitsche afkomst, had nog een ‘mondvol’ oud ‘dutch’ van zijn ouders bewaard, alsmede een zekere trotschheid op zijn ‘dutch’ voorvaderen; want laat hier gezegd worden dat dit volk, tot den minste toe, ontzettend trotsch is op zijn ‘hollandsche’ afstamming. Door de jaren heen was Judge steeds bezig geweest om voor zijn eigen ontwikkeling en de vermeerdering van zijn kennis zorg te dragen, zonder dat ‘Holland’ en alles wat er bij dit woord inbegrepen is, in zijn gedachten kwam. Jaren later, toen hij bij de rechtbank gepensioneerd was, maakte hij echter met het grootste genoegen allerlei voorbereidingen voor zijn eerste ‘trip’ naar Nederland, in de verwachting zooals hij zei, ‘een goeie conversatie in goed oud duitsch te hebbe’. Wat was zijn teleurstelling groot toen hij ontdekte dat de hollanders hem net zoo onverstaanbaar waren als hij voor de hollanders!
Een boer, die één der laatste sprekers van oud nederduitsch in zijn gebied was geweest, werd door zijn getrouwde en in de stad wonende dochter naar de stad gebracht, ter gelegenheid van een hollandschen dienst, die ter eere van het een of ander historisch feest gehouden werd. Hij wilde den domine, opzettelijk van New York daarheen gekomen om den dienst te houden, hooren. De oude
| |
| |
man, die bijna nooit in de stad geweest was, zat heel beleefd en rustig naar de deftige en voor hem geheel onverstaanbare preek van den predikant te luisteren. Toen de dienst voorbij was en de menschen naar buiten gingen, nam de dochter haar ouden vader mee naar den domine om hem voor te stellen, vooral wegens de reputatie van den oude man en zijn ‘laag duitsch’. ‘En hoe beviel het U?’ vroeg de domine hem. Hij keek verwonderd eerst naar zijn dochter en toen naar den domine. ‘Wat zäg jou?’ viel hij opeens breed uit. Al klonk de vraag een beetje plat, de domine verstond het wel en herhaalde vriendelijk ‘Hoe vond U den dienst?’ Die weinige en langzaam gesproken woorden verstond eindelijk de oude man ook, en toen knipoogde hij en zei: ‘Jou ken mij niet foele dominie. Dat is Sjerman oft hoog duts oft somting dat jou sprak. Ek ee nout sutsa laeg duts bevor gehoord - et is te hoog voor mij.’
Hier nemen wij ook de vrijheid om een paar versjes op te nemen die vroeger veel in gebruik waren. Komen zij nog ergens op nederlandschen bodem voor?
‘Trip a trop a troontjes,
de koetje in de boontjes,
de vark'es in de klaover,
de peert is in de haover,
De kalf in de lange graos,
de eend in de water plaos
Plis plas, so wens ek dat ons kleintje
‘Daar zat 'n aopie op 'n stokkie,
achter mijn moeder's keukendeur,
Hij had 'n gaotje in zun rokkie
daar stak dat schelmpie zun koppie deur.’
‘Meisjes in de waoter geval,
hăh jou niet hoore gaon plonken?
Had zij haar kop niet bove gestoke,
Zou zij zuurlij gedronke.’
En ook een over de beroemde amerikaansche ‘crullers’ of ‘fried cakes’:
| |
| |
en de koeke wou niet rijze.
De hierna volgende verklarende woordenlijst geeft ook vrij volledige inlichtingen zoowel wat de accentuatie betreft als wat de beteekenis aangaat, die hier samengevat worden.
| |
A.
Allegaor; agaortie - gezamenlijk, tegelijk. |
anie - tante. |
aofs - onhandig, lomp. |
aweg - weg. |
aontgeven - cadeau; te ontvangen. |
| |
B.
Basteruim - voorkamer. |
bouw - herfst. |
beduit - twijfelachtig; beteekenis ‘ek ben beduit’ - ‘ik twijfel aan’. ‘wat is de beduit?’ - ‘wat is de beteekenis?’ |
bekome - behoorlijk. |
brakkie - deugniet; guit. |
bus - zoen. |
bal - lap. |
bui - oververzadigd zijn, beu ‘ek ben der bui van’. |
bouwzenger - sprinkhaan. |
benaomt - genoemd. |
betrouwe - trouwen. |
bisje - een kleine vogel. |
bakkie - emmer. |
breulft - bruiloft. |
broek - gulp. |
| |
D.
Dek - dik. |
dekkop - ‘catfish’. |
dengest - een vastgemaakt huishoudelijk voorwerp, van metaal of ander materiaal gemaakt. |
doope - dopen; jus. |
driede - derde. |
dengesdaog - dinsdag. |
doopies - stukjes brood of deeg in jus gedoopt. |
dreisel - droogmiddel voor schilders. |
| |
E.
Eek - azijnzuur. |
eest - eerst. |
etigheid - voedsel. |
| |
F.
Fludderig - slordig. |
fludder - een slordige vrouw. |
| |
| |
| |
G.
Gallus - broekophouder. Amer. afkomst. |
gezope - dronken. |
gressel - verschrikkelijk. |
grootjes - grootouders. |
gewest - bekend. |
grontlaster - kerkstichter. |
| |
H.
Hemtrok - borstrok. |
hounter - ginder. |
hunter - rug. |
hurkies - lendestukken. |
| |
I.
Infeer - trouwpartij; receptie. |
| |
K.
Kozijn - neef. |
kustijt - kersttijd. |
keedel - mijnheer. |
kekfǔs - kikvorsch. |
kneezer - knorrepot. |
kreupelbos - ongerooid of onbewerkt boschland. |
kleutje - knoedel. |
kăsse - kersen. |
Keuie - varken. |
kastănge - kastanje. |
kestkatainnote - okkernoten. |
kneezen - knorren. |
krakeel - twist. |
kwart - kwaad. |
klepper - ‘clam’, een soort schelvisch. |
koopen, koft, gekoft - koopen, kocht, gekocht. |
| |
L.
Levenmidling - beroep; vak. |
lant - een veld, als ‘hooiland, mieslant’ enz. |
longest - langs.
‘hij loopt de pat longest’ - ‘hij loopt langs de weg’, idiomatisch voor ‘hij is een verklikker’. |
| |
M.
Mekeer - nood. |
maokwijse - voorwenden. |
morke - dun; mager. |
mieslig - gewoon; ordinair. |
meddigh - middageten. |
meeks - dwars overheen. |
muig - zolder. |
mug - moei; genoeg van gehad. |
muskwas - een vuil mensch, iemand die vies is (indiaansche afk.). |
| |
N.
Nesgierig - nieuwsgierig. |
nakommer - een kind geboren als de ouders op leeftijd zijn. |
nout - nooit. |
neusdoek - zakdoek. |
noy - omgang hebben. |
| |
| |
| |
O.
Ouderling - vlier. |
ootie - grootmoeder. |
okker - een veld. |
| |
P.
Pirk - perzik. |
plăk - stuk grond; bezitting. |
poeste - blaasbalg. |
pollem - laurier. |
pug - pochen; praalhans. |
paddebank - een beschermde kast om eetwaren te bewaren. |
plaos - een boerderij. |
pung - een plezierslee. |
potarse - aardappelen. |
| |
R.
Reisjes - zoo nu en dan. |
revaot - donder. |
ruinatie - ondergang. |
ruig - ruw; oneffen. |
rommel - overvloed van iets, als b.v. bessen of visch. |
rooyloop - menstruatie; bloederige diarrhee. |
| |
S.
Schaos - schaarsch. |
skjuer - schuur. |
skrap - geheel. |
shop - schoffel. |
skelleput - schildpad. |
skoostien - schoorsteen. |
skuftijt - ontbijt. |
skimmertin - ketelmuziek, concert bij een trouwpartij. |
slănk - een moerassige plaats. |
sluffer - verwaarloosd. |
slenker - links. |
smooke - een buur 's avonds gaan bezoeken. |
spanspak - cantaloup (meloen). Indiaansche afkomst. |
stampe - steken. |
slap - slordig. |
slukker - verhemelte. |
stukent - gebroken; kapot. |
spaon - gekookt maismeel, Ind. afk. (‘mush’). |
sjunke - kwellen, plagen (als een kind). |
| |
T.
Tehaim - aardbei (Ind. afkomst). |
temmere - bouwen. |
toon - teen. |
tien - zweep. |
taot - oom. |
tas - zak. |
tophuis - kroeg (Amer. afk.). |
| |
U.
ǔfferatie - offer (in de kerk). |
ŭmmeleeg - onder; beneden. |
ŭpdat - tot. |
| |
V.
Vandoe - uitverkoop; vendu. |
vuil - boos. |
verdenke - herinneren; herkennen. |
| |
| |
verdrooy - handel. |
vleei - verleden; nadat. |
vlai - wei. |
vlekkertie - sneeuwbui. |
vram - van. Amer. afk.? |
verkoft - verkocht. |
vertaole - betalen. |
vlughte - vloeken. |
vrŭt - verrotten. |
| |
W.
Welde - indianen. |
weenoar - weduwnaar. |
wedelt - wereld. |
weerleght - bliksem. |
wanneert - gewend. ‘ek ben er altijt wanneert’. |
| |
Z.
Tenslotte nog een typisch stukje proza, gevolgd door enkele verklarende aanteekeningen.
| |
En klein stuk about diepressie deur en ouw man.
Soo, end bǎn jou die keedel1 dat maok en stǔddie van lǎg duits? Wel, ek zal jou vertaole watten2 jou hoore wil. Hullie sǎgge in deze daoge dat er veel int'rest in ons sprek is en prǎps3 is dat soo. Ek had niet eebel4 voor dat te gloove jaore gleede toen ek hoord mijn ootie aon de slǎght weer vloege in zǔn lǎg duits. Maor voor en ouw mǎns soo ek bǎn hǎh wij allein int'rest in de jaore gleede en prǎps bǎn der veel ouwe keedels dat altogedder5 trug in hullies kenderjaore bǎn. Ek hǎh altijt wat pride6 in mijn moddern uitseght even of ek7 over seuventig jaor bǎn. Maor wannier iemest komt aon deze ouwe denge fraoge, dan brǎngt dat mij trug aon daoge dat ek haost hǎh vergete. Ek gloof dat mij mǎm8 end deddy6 de laotste mǎnse bǎn dat goed lǎg duits mekaore sprake ǔmdat mij mǎm kwam ook van en duits fem'lie - heur naom waz Van Cliev - maor mǎm en vaoder bǎn gestarve sents haost dertig jaor end ǔmdot ek hǎh niemont voor lǎg duits te spreke vend ek de woorde niet moklig te verdenke9 soo jou moet gedeult hǎh. Mijn vrouw kwam van en lǎg duitse fem'lie - zij hiete Decker - Bessie Decker - maor zij wist niet voor10 lǎg duits te spreke met mijn. Merried? Jao wij bǎn in ochtien hunderd veer end taghentig betrouwd11 end toe geng ek elke daog in de meuling wǎrke voor en dǔller end en half en laot ek sagge dat dit waz en goeie sallrie!
Maor ek kan heel goed verdenke dat en boer soo tarf ǔp zǔn
| |
| |
tarflant had dat hij nam nao de meuling voor tarfmeel te laote maoke. Hij verkoft12 de tarf voor en goeie prijs end de meuler13 end de boer băn gelijght14 settisfeit15. De verdrooy manse16 verkoften17 de tarfmeel aon de bakker voor en goeie prijs end soo hij waz settisfeit. De bakker bakt goed brood dat hij verkoft voor vijv cents en loof18 - ook settisfeit. En wărkmăns koft goed brood voor zŭn kenders te foede end hij waz in staot voor de prijs te afforde19 ŭmdot et soo lăg waz end hij bleeiv gesettisfeit.20 Maor hou et deur de weedelt geng weet ek niet ŭmdot in deze daoge is de prijs van bum21 brood tien cents dat de wărkmăns niet afforde kan end hij is dissettisfeit22 end soo gaot et achterwaarts longest de lijn ŭpdot aon de boer end hullie băn altogedder gelijght schrap dissettisfeit end hullie hăh lappies aon de trouwsies.23 Maor de Heere bleeiv de tarf up de tarflant elke jaor geve end Hij spreek nout van prijse dat te hoog of te lag băn of dat Hij dissettisfeit is. De Heere sit menigmaole Zun kop te schuffe24 denk ek, about25 de sleghtigheit in de weedelt.
| |
Opmerkingen omtrent het voorafgaande.
In de eerste plaats dient hier vermeld, dat de bovenstaande ‘Jersey Dutch’-monoloog niet makkelijk te krijgen was. De oude baas, dicht bij zijn tachtigsten verjaardag, had geen gesprek in zijn taal gevoerd sinds jaren; en zooals hij dat zegt, vond hij de ‘woorde niet moklig te verdenke’, d.w.z. ‘te herinneren’. Het is eigenlijk een strijd voor den ouden man geweest, en elk derde of vierde woord moest er letterlijk uitgepompt worden, omdat hij steeds moest zitten nadenken. Toch ging het wel, en wij hebben zijn woorden op kunnen nemen onder toepassing van een nederlandsche orthographie.
Merk nog op: |
ă - |
precies de klank van de ‘a’ in het amerikaansche ‘cactus’ (de eerste lettergreep uitgesproken met breeden mond). |
|
ŭ - |
de klank van de ‘u’ in het amerikaansche ‘run’. |
1. | Keedel - kerel. Onder dit volk een ‘mijnheer’, amer. ‘man’. |
2. | watten - wat. Of dit een soort voornaamwoord is? Vergelijk ‘watter’ in de woordenlijst. Hoe is de ‘en’- of ‘ten’-lettergreep te verklaren? Zie ook verder onder 17. |
| |
| |
3. | prăps - misschien. |
4. | eebel - kunnen, amerik. ‘able’. Hier een soort omschrijving voor een verleden tijd van ‘kunnen’, dien de oude man heelemaal niet kende; een feit vastgesteld o.a. door Prof. Prince. |
5. | altogedder - Holl. ‘altegader’ of amer. ‘altogether’? |
6. | pride - trotsch (zijn). |
7. | even of ek - al ben ik. Amer. oorsprong. |
8. | măm end deddy - moeder en vader. Amer. dialectvormen. |
9. | verdenke - herinneren, hier eigenlijk ‘terug te halen’. |
10. | voor - een vorm ontleend aan het amerikaansch, ‘om’ is weggevallen. B.v. ‘ek was niet eebel voor dat te doene’. |
11. | betrouwd - getrouwd. |
12. | verkoft - verkocht. |
13. | meuler - molenaar. Een vorm naar het amer. ‘miller’, op de basis van het oorspronkelijk nederduitsche woord ‘meuling’. |
14. | gelijght - gelijk. Hier ‘samen’. |
15. | settisfeit - tevreden. Amer. ‘satisfied’. |
16. | verdrooy mănse - handelaars, dus graanmakelaars. |
17. | verkoften - verkochten? Maar gewoonlijk zeggen zij ‘wij verkoft’. Is deze lettergreep dezelfde als boven onder 2? |
18. | loof - een broodje, d.w.z. een heel stuk. Amer. ‘loaf’. |
19. | afforde - Amerikaansch ‘to afford’; ‘verschaffen’, in staat zijn om te krijgen. |
20. | gesettisfeit - Men lette hier op het gebruik van den lettergreep ‘ge’, vooral daar deze elders niet toegepast wordt, zie 14. |
21. | bum - slecht. Amer. dialectvorm. |
22. | dissettisfeit - ontevreden. |
23. | trouwsies - Amer. ‘trousers’ - ‘broek’. Opmerkelijk is het verlies van den laatsten lettergreep ‘-ers’, vervangen door den nederlandschen verkleinvorm ‘-jes’, hier verbasterd tot ‘-ies’. |
24. | schuffe - te schudden. Dit woord ‘schuffe’ heeft een heele serie beteekenissen, b.v. een ‘schommel’, een ‘schoffel’, enz. |
25. | about - om. Amer. vorm. Hier - ‘de Heere zit dikwijls Zijn hoofd te schudden om de slechtigheid.....’ enz. enz. |
Reading (U.S.A.)
L.G. VAN LOON M.D. |
|