Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Onze Taaltuin. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,45 MB)

Scans (7,21 MB)

ebook (3,66 MB)






Genre
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Onze Taaltuin. Jaargang 8

(1939-1940)– [tijdschrift] Onze Taaltuin

Vorige Volgende

Vraag en antwoord

VRAAG 1. Bij het mondeling eindexamen voor geschiedenis aan het gymmasium viel mij dezer dagen opnieuw op, hoe verscheidene candidaten - volstrekt niet enkel de onbegaafden - als het ware behept zijn met een onbedwingbare neiging om de namen van landen bij het terugwijzen als vrouwelijke woorden te behandelen. Bv. Engeland die wou niet toegeven... Amerika die dreigde met... enz. Het woordgeslacht is hier natuurlijk onzijdig. Hoe valt dan echter deze zoozeer verspreide afwijking in de vlotte spreektaal te verklaren?

Dr. W.L. te N.

 

ANTWOORD. Feiten als deze bewijzen weer eens te meer, dat er in het nederlandsch tusschen het gewone lexicale woordgeslacht bij het noemen en dat bij het aanwijzen door middel van een pronomen een aanmerkelijk onderscheid bestaat. En er is geen enkele reden, om daarbij principieel den voorrang toe te kennen aan het eerste geval, en de feiten van het andere eenvoudig als een soort ‘afwijkingen’ van den norm te beschouwen. Men kan veeleer zeggen, dat allerlei discriminaties en waardeeringsonderscheidingen, die in de vlotte spreektaal bij de pronominale aanwijzing nog volop leven, bij het noemen met een nomen reeds zijn verstard en versteend. Zoo is de gewone manier waarop grammaticale

[p. 96]

distincties in de taal indringen. Elke grammatica-regel berust op een zekere abstractie, zijn algemeengeldigheid wordt met een stuk verlies van de volle levende taal-toepasselijkheid betaald. Er leeft van ons nederlandsch woordgeslacht nog meer dan men soms wel weten wil. Juist voor een begaafden candidaat is een land in de politiek der negentiende eeuw geen geographisch begrip, geen ‘land’ of landschap alleen, maar een levende grootheid, waarvan hij de ontwikkeling kent en de aspiraties, de pacten die het gesloten heeft, de gevaren die het bedreigen. Wat is er dus redelijker dan dat hij bij de pronominale aanwijzing ook van zijn kennis en zijn waardeering laat blijken, en het vage onpersoonlijke ‘het’ voor het zooveel sprekender ‘die’ laat glippen? Dat het in beide voorbeelden gevallen betreft, waarin het land actief optreedt en de naam dus subject is, is daarbij voorzeker geen toeval. Hetzelfde komt in de journalistentaal ook voor bij de namen van steden, in handelsbrieven met die van firma's en ondernemingen enz. In dit laatste geval komt het soms zelfs tot den ‘mannelijken’ vorm ‘hij’. B.v. Reeds in 1328 kreeg Rotterdam stadsrechten en zal haar gebied zich toen uitgestrekt hebben aan weerszijden der Binnenrotte, rivierwaarts begrensd door de Hooge Zeedijk. Uit de houding van Grenadine (nl. de S.A. Grande Distillerie Armand Grenadine, te Parijs) valt af te leiden, dat ook hij het geval niet hopeloos acht (uit een opgave voor een handelsbrief).

Buiten het nederlandsch heeft men de meest bekende parallel in het engelsch, waar de namen van levenlooze wezens gewoonlijk neutra zijn, maar die van schepen (ship, shooner, frigate, mail, steamer, boat etc.) en machines (engine, train, locomotive, motor, balloon etc.) en nog eenige andere, opeens als vrouwelijke woorden behandeld worden in een eenigszins affectieve sfeer. B.v. In such a fearful fog.... a small shooner.... struck suddenly upon a rock, and almost immediately fell over on her side, the waves breaking over her. Her commander etc.... Maar in officieele taal weer A ship is classed according to its tonnage.

Alles bijeengenomen dus een taalgebruik waarover desnoods te praten valt, vooral ook om den primitieven syntactischen vorm, maar dat men in ieder geval niet veroordeelen mag zonder het eerst te hebben begrepen en in breeder verband gebracht.

J. WILS.