Onze Taaltuin. Jaargang 8
(1939-1940)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Ave atque vale, -
| |
[pagina 92]
| |
der automobiel en der spoorwegen was de eenigste manier van reizen natuurlijk te voet of te paard. Met deze begrensde middelen ging men heel zeldzaam op reis voor meer dan eenige uren gaans. Ook waren de wegen slecht, met gevolg dat het volk dat op de buitenplaatsen woonde net zoo afgesloten was als of zij verbleven in een ander land. Er is dus geen verbeelding noodig om te begrijpen dat menschen van Bergen County nimmer of nooit in contact kwamen met de menschen van noordelijk New York en omgekeerd. De twee kolonies van Bergen County en Albany County waren elkaar dus volkomen vreemd. Pas de spoorwegen maakten den individueelen omgang der beide kolonies mogelijk; maar toen was het te laat, na al dien tijd van isolatie, om de oude banden weer aan te halen. De auto heeft er natuurlijk het grootste aandeel in gehad om de vroeger geheel afgesloten buitengedeelten van Bergen County weer met het wereldverkeer in aanraking te brengen, door den betrekkelijk korten afstand waarop zij van de metropool New York verwijderd zijn. In den tusschentijd vestigden zich andere menschen van verscheidene nationaliteiten, zoowel in New Jersey als in New York, met een ‘amerikaansch’ waarvan de uitspraak een zekeren invloed op het overblijvende nederduitsch heeft gehad. Het bovengedeelte van de Hudson Rivier was bevolkt na de nederduitsche kolonisatie, door menschen afkomstig van New England, en in 't bijzonder Vermont. De gewone uitspraak aldaar van het amerikaansch is dus van modernen Vermontschen oorsprong. Zoo klonk b.v. het nederduitsche woord ‘paard’ (waarschijnlijk dikwijls) ‘paahd’ (de ‘aa’ hier uitgesproken als de ‘a’ in 't amerikaansch ‘flat’) en het woord ‘staart’ als ‘staaht’. Hetzelfde is ook het geval bij andere woorden die een mediale ‘r’ bevatten. Een andere verandering had plaats in New Jersey, waar het oorspronkelijke ‘paard’ zich als ‘peert’ liet hooren, en ‘staart’ als ‘steert’. De oorspronkelijke uitspraak is dus ook ‘peert’ en ‘steert’, al staan die woorden dikwijls in oude verslagen als ‘paard’ en ‘staart’ geschreven. Onwillekeurig stelt men de vraag: waren er meer nederduitschers van streken afkomstig waar deze uitspraak gewoon was (en is) dan van andere waar men ‘paard’ zei? En, in ieder geval, waarom? Wat betreft nederlandsche bronnen, zal het wel altijd onmogelijk blijven de oorsprong van de uitspraak te achterhalen. Prince, in zijn bijdrage van 1910 schreef dat ons dialect het meest op vlaamsch leek, een conclusie die hij misschien had getrokken uit | |
[pagina 93]
| |
de feiten van de woordenlijst, want de uitspraak van ‘Jersey Dutch’ van heden doet zooiets niet vermoeden. Op andere punten bestaat er volstrekt geen twijfel omtrent de nederduitsche oorsprong der klinkers en het gebruik der tweeklanken. Vooral merkwaardig is het geval van de ‘ui’, omdat dit een ontzettend moeilijke klank is om te leeren voor wie niet thuis is in het nederduitsch, vooral voor amerikanen en engelschen. Ditzelfde kan gezegd worden van andere combinaties. Het bewaren van de gutturaal-palatale ‘g’ is ook opvallend; maar bij vele woorden is de plaats van dezen klank toch ook reeds door de gewone amerikaansche ‘g’ ingenomen, die in sommige gevallen bijna een ‘k’ is. Zoo ook bij andere woorden waar de nederduitsche klank ‘gh’ veranderd is in een ‘ghje-’ of zelfs een ‘hjeh-’, hetgeen doet denken aan de verouderde engelsche woorden ‘yclept’ en ‘eschew’ zoowel als aan het gewone ‘enough’. Een verandering, waarschijnlijk van systematischen aard, heeft ook plaats gehad bij de klinkers, vooral te hooren bij ‘a’ en ‘aa’ zoowel als bij ‘i’ en ‘oe’. Een blik in de woordenlijst toont dit duidelijk aan. Zoowel de ‘a’, die om practische redenen als de lange ‘a’ (zooals in het engelsche ‘father’) kan beschouwd worden, als de dubbele ‘aa’, is verlengd en in haast alle gevallen gerond tot een ‘ao’, zooals bij het engelsche woord ‘saw’ gehoord wordt. Op deze wijze is ‘gaan’ veranderd in ‘gaon’ en ‘doodval’ in ‘doodvaol’. Bij den derden persoon van werkwoorden (als b.v. bij ‘gaan’) hoort men dit geluid voor de toegevoegde ‘t’ zoo nu en dan alsof er een ‘r’ tusschen zat; dus ‘gaan’-‘gaon’-‘gaot’-‘goort’. Merkwaardige voorbeelden van zulke klankveranderingen bij een dubbele ‘aa’ vindt men ook in woorden als ‘taai’, uitgesproken ‘tooi’, en ‘draai’, uitgesproken ‘drooi’. Bij de meerderheid der woorden waar oorspronkelijk ‘i’ stond is de klank een korte ‘ĕ’ (zooals in 't amerikaansch ‘let’) geworden. Woorden als ‘sprĕngen’ voor ‘springen’, ‘lĕght’ voor ‘licht’, ‘rĕlle’ voor ‘rillen’, ‘kĕnd’ voor ‘kind’, en ‘wĕlde’ voor ‘wilden’ maken dezen overgang duidelijk. Dezelfde soort verandering heeft blijkbaar ook plaats gehad in vele woorden waar ‘e’ verscheen, zooals ‘vel’ dat klinkt als ‘văl’ (uitgesproken als in den amerikaanschen dialectvorm ‘gal’, i.e. ‘girl’) en ‘vănt’ voor ‘vent’. Constant is deze overgang waar de oorspronkelijke ‘e’ kort was, maar bij andere woorden met een lange ‘e’ bleef de oorspronkelijke klank meestal bewaard; | |
[pagina 94]
| |
b.v. ‘regene’; maar dat ook dit weer geen onveranderlijke regel is wordt bewezen door de woorden ‘teuge’ voor ‘tegen’ en ‘beuzem’ voor ‘bezem’. Gewoonlijk nochtans zijn de klank- en vormveranderingen bij de klinkers als zooeven omschreven. Met deze algemeene suggesties zij hier volstaan. Alle ‘Jersey Dutch’ woorden met alle daaraan verbonden klankovergangen te beschrijven is niet doenlijk; de verzameling van James Storms omvat niet minder dan 1500 tot 2000 woorden. Wanneer een woord niet van tevoren bekend is, valt onmogelijk te voorspellen wat er uit den vorm geworden zal zijn. Aangezien de grammatica in 't algemeen dezelfde is als die reeds in een ander werkje in bijzonderheden werd besproken bestaat er geen reden hier daarop verder in te gaan. Alleen zullen we van tijd tot tijd wijzen op de meer belangrijke veranderingen in den zinsbouw, die er zoo nu en dan te constateeren vallen in vergelijking met ‘Albany Dutch’. Het is moeilijk te beslissen of het onzijdig lidwoord ‘het’ nog bestaat in ‘Jersey Dutch’. Eén informant vertelde dat men zoowel ‘ek gaon nao et kǎrk’ kan zeggen als ‘ek gaon nao de kărk’ zonder fouten te maken, al krijgt het woord ‘kărk’ het lidwoord ‘het’ in zuiver nederlandsch. Een ander meende, dat het eerste der bovengenoemde voorbeelden niet juist was, hij had nooit zooiets gehoord; en ook toen hem nog andere voorbeelden werden genoemd, scheen hij nooit van ‘het’ te hebben gehoord. Aangezien de eerste spreker echter nooit contact met modern nederlandsch sprekende menschen had gehad in den loop van zijn 76 jaren, kan men niet anders dan concludeeren, dat ‘het’ vroeger in het ‘Jersey Dutch’ toch moet zijn voorgekomen. Sommige moderne sprekers kenden het woordje wel, en andere niet. Geen een wist het in ieder geval goed te gebruiken; een onderscheiding tusschen ‘de’ en ‘het’ scheen bij personen die allebei gebruikten, niet door te voeren. ‘Het’ wordt dus ook nooit in den nominatief gebruikt. In vergelijking met ‘Albany Dutch’ is dit van gewicht, want hier is ‘het’ totaal verdwenen, tenminste wat het gebruik als lidwoord aangaat. ‘Het’ bleef wel in gebruik in deze beide dialecten om een soort amerikaansch deelwoord van den tegenwoordigen tijd te vormen, b.v. ‘hij is aan 't maaie’ - ‘he is mowing’. De buiging van het lidwoord bestaat eveneens niet meer. De oude genitieven ‘'s morgens’ en ‘'s avonds’ zijn niet bekend; men gebruikt hiervoor constructies als ‘in daogent’ en ‘in daovent’ | |
[pagina 95]
| |
respectievelijk. Men kan in dit verband ook vragen naar het ontstaan, of misschien liever het bewaard blijven van ‘slenkerhand’ en ‘slenker’, in plaats van het tegenwoordige algemeen-nederlandsche ‘linkerhand’ en ‘links’. Het geslacht van de ‘Jersey Dutch’-naamwoorden wordt op dezelfde manier bepaald als in 't amerikaansch. Bij voorbeeld, ‘meisje’ is vrouwelijk omdat met dit woord een vrouwelijke persoon (‘girl’) wordt aangeduid; in het nederlandsch is het geslacht onzijdig. Om analoge redenen is ook ‘telefoon’ onzijdig. Deze manier van geslachtsbepaling is zeker aan 't amerikaansch ontleend. Men bedenke vooral, dat de eerste kolonisten en hun afstammelingen geen kans hadden om de algemeene regels van het nederlandsche woordgeslacht te leeren, en ook in later dagen kregen zij op school nog uitsluitend de engelsche grammatica. De behandeling der overige woordsoorten alsmede enkele specimina van het Jersey Dutch volgen in de Augustus-aflevering.
Reading (U.S.A.) L.G. VAN LOON M.D. |
|