Voor parallel-gevormde -apa-woorden, d.w.z. benamingen volgens de plaats waar de rivier loopt, wijs ik ten eerste op Wesp(elaar), Wesepe, Weesp, Wezep (*weze of *wees = ‘weide’), Rosaffa ‘rietenbeek’, Waldaffa ‘woudbeek’, Suropo ‘moerassige beek’, Slieraffa ‘leembeek’, en om verder tevens nog enig materiaal aan te halen voor de overigens toch reeds vaak bewezen stelling, dat namen van rivieren op de plaatsen die eraan gelegen zijn, overgedragen worden, op Nispen (nisse = ‘waterland’), Gorp (goor = ‘slijk’), Orp (oer = ‘ijzergrond’). Cfr. A. Carnoy, Origine p. 136, Germ. Oorspr. 132-141.
Wat de vorm Venneperdorp betreft, dat -er-deel is natuurlijk het gewone samenstellingselement.
Omdat nu uit dit alles blijkt, dat het toponymicum -apa- in de omgeving van het IJ vaker verwacht mag worden (men denke bovendien aan Weesp) werd ik ertoe geleid ook in Jisp en Ilpendam -apa-composita te zien. Cfr. G. Boekenoogen, De Zaansche Volkstaal 378, 368.
Jisp, in oudere vormen Gispe (1328, 1387), Gyspe (1344), Jhispe (1438), Jhisp (1505, 1611), Gijsp (1561), IJsp (1593), wordt door oudere schrijvers in verband gebracht met een watertje Jisp, welk watertje weliswaar thans onbekend is en voor vroeger in geen enkele bron vermeld staat, maar blijkens de etymologie toch, ook volgens mij, bestaan moet hebben. Ik meen n.l. dat het woord Jisp of Gispe (de j-g-afwisseling baart geen moeilijkheden) ‘het gistende water’ betekent en wijs op de volgende parallellen, die ik ook aan Carnoy, Germ. Oorsp. 136 ontleende: de Gileppe (in 915: Geislapia), Geiselbach (889 Giselpah), Giesel, Gisenbrunnen, Gisebac, Gibecq (Gisbecca 1143, 1055), met welke woorden ook gist, goor, Gorp, gier, de Gaesbeek en mnd. gare ‘mest’ verwant zijn, en verder op parallellen met den stam wal(len), wem(elen), itter ‘zwellen’, zwel(len), als: de Walbeek, Waleffe, Wullebeek, Waleppe (Ardennen), Wulpen (W.Vl.), de Wimp (bij Tongerloo), de Zwalm. Enigszins erop gelijkend is de vorming van het Brabants Rasop (ras = draaikolk).
En dan tenslotte: Ilpendam en Den Ilp. De plaatsnaam Ilp moet teruggaan op het in de Purmer gelegen watertje de Ilp, dat in 1347 de Illip heette. Reeds G. Boekenoogen meende al terecht, dat deze naam niet verwant is met ilp of elp = ‘wilg’, welk woord weer met gelp ‘welig tierend, tierig’ kan samenhangen. Mijn mening is, dat Ilp betekent òf: ‘ijlend watertje’, waarbij dan het