bijbel en onder de groote kunstenaars onzer Gouden Eeuw aan Vondel en Huygens - weer de aloude Brabantsch geworden cultuurtaal aan die tweede Vlaamsch-Hollandsche taalvermengeling toevoegde, waardoor de nationale Nieuw-Nederlandsche taal zich voor goed van het Middeleuwsch Nederlandsch onderscheidt.
Met die Amsterdamsche, Haarlemsche, Leidsche, Haagsche en Delftsche cultuurtaal, ging nu, gelyk het uit de Antwerpsche en Leuvensche drukken blijkt, de Zuidnederlandsche cultuurtaal, gaarne mee; want zij voelden het: dat was geen provinciale Hollandsche taal, maar de beste algemeene Nederlandsche taal waartoe het Zuiden evenveel als het Noorden had bijgedragen. Trouwens de bekende studie van Prof. J.W. Muller heeft ons later bewezen, dat juist de meeste hoogere en dichterlijke cultuurwoorden aan de Zuidelijke en de meeste lagere alledaagsche woorden en uitdrukkingen aan de Noordelijke dialecten ontleend zijn. In de 18de eeuw raakten wij wat verder van elkander, maar in het begin der 19de eeuw, werd dat door de Staatkundige vereeniging weer ruimschoots ingehaald.
En dat ook de staatkundige scheiding der 19de eeuw daarin ten slotte slechts weinig verandering heeft kunnen brengen, hebben wij juist hieraan te danken, dat het Limburgsch, Brabantsch en Vlaamsch zoowel tot het Noorden als tot het Zuiden zijn blijven behooren.
Jammer genoeg is het ook waar, dat het Belgisch staatsbestuur het Zuidnederlandsche volk in zijn liefde voor de moedertaal toen tientallen van jaren lang niet heeft begrepen; en niet voldoende tegen het ontijdig on-Vlaamsch Onderwijs heeft verdedigd, en dat zoowel in het Parlement en in de Rechtzaal maar vooral in het Leger, de Nederlandsche taal is achtergesteld en verdrukt tot tijdens den wereldoorlog toe.
Dit mag hier met des te meer vrijheid openlijk erkend worden, omdat wij weten Sire, dat Gij, van jongsaf in het Nederlandsch opgevoed, altijd Uw uiterste best gedaan hebt, om deze droeve misstanden te doen eindigen en vergeten.
En als Gij Sire, hier in Noord-Nederland dezer dagen van ganscher harte zult worden toegejuicht, zult Gij het aanvoelen, dat men U juist daarom zoo gulle bewondering en hoogachting zal bewijzen, omdat Noord-Nederland in U ziet den Rechtvaardigen Vorst die aan de Zuidnederlandsche taalrechten reeds zooveel mogelijk zijt tegemoetgekomen, en die daarmee nog zult voortgaan, totdat alle resten van Vlaamsche taalvernedering uit heel Zuidnederland zullen zijn uitgeroeid.
Juist echter tengevolge van die officieele achterstelling en de daaruit gevolgde verkwijning der cultuurtaal in het Zuiden, hebben eenerzijds de