constructie van een nominaal subject met een werkwoord onmogelijk op één lijn kan stellen met die van een zelfstandig naamwoord met een deelwoord. Tusschen deze beide bestaat een hemelsbreed onderscheid. Juist het verbale, het vluchtig-bewegende van de oorspronkelijke beteekenis, en daarmede de basis van het onderscheid tusschen het actieve en het passieve gebruik, verdwijnt in het tweede geval. Het geheele aspect verschuift, al is dit niet in elk geval even sterk. Wat het aangehaalde voorbeeld aangaat, valt het zelfs te betwijfelen of het beteekenisverband met het oorspronkelijke werkwoord überhaupt nog gevoeld wordt. Men vergete niet, dat het hier een duidelijken schrijftaalvorm betreft met een uitgesproken ambtelijk karakter, waaraan men wegens de kortheid de voorkeur geeft boven andere dergelijke vormen. Alle voorwaarden voor een isolatie, en daarmede voor een speciale ontwikkeling, onafhankelijk van het overige deel van het grammaticaal systeem zijn dus aanwezig.
Al de hiermede samenhangende theoretische vraagstukken te bespreken is in een kort bestek niet mogelijk. Eerder mogen hier daarom nog een aantal andere voorbeelden volgen, uit het nederlandsch zoowel als uit andere talen, waarin het tegenwoordig deelwoord van een transitief werkwoord passieve beteekenis heeft. Nedl.: een zingende mis (lesende misse), een uitslaande plaat, roerende goederen, een stilzwijgende voorwaarde, een handelend optreden; mnl. seggende worde, onwetende vrede. In andere gevallen is de participiale beteekenis eveneens slechts schijnbaar actief; in werkelijkheid kan men ze beter als neutraal en onbepaald karakteriseeren. Men kan dergelijke verbale genusbegrippen nu eenmaal maar niet zonder meer op de nominale orde overplanten. B.v.: een zittend leven, ijlende koorts, een staande receptie, de vallende ziekte; mnl. ridende oorloch, ridende manescijn, die bevende doemsdach. Fransch, met passieve beteekenis: noble parure, pas trop voyante, séance tenante, argent comptant. Neutraal: réunion payante, rue passante, café chantant. Duitsch, met passieve beteekenis: dem in petto habenden Gedicht (Schiller), die vorhabende Reise, seine dabei hegende verräterische Absicht (Thümmel). Neutraal: liegende Stellung, schwindelnde Höhe, bei nachtschlafender Zeit. Engelsch, met passieve nuance: the horses are putting to, the casinos are filling. Neutraal: falling sickness, sleeping car, visiting day, walking stick etc.
J.W.