Onze Taaltuin. Jaargang 7
(1938-1939)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
[Nummer 5]Een teekenend spreekwoord van West-EuropaII.Hoe moeten wij nu den internationalen samenhang verklaren, die we in de vorige aflevering hebben gezien? Met het oog op de voor de hand liggende omstandigheden, die tot de zegswijze kunnen leiden, zal men aanvankelijk geneigd zijn om aan een zelfstandig ontstaan voor ieder land te denken. Polygenesis dus! Waarmee dan alle verder onderzoek zou zijn afgesloten. Maar wij moeten vooreerst het feit op den voorgrond stellen: dat in zooveel talen eenzelfde ervaring in eenzelfde gedachte geformuleerd en op eenzelfde wijze is uitgedrukt, wat op zich al heel merkwaardig mag heeten. Dit valt des te meer op, wanneer wij zien dat de uitdrukking juist in het oude W. Europa het diepst heeft wortel geschoten. Want voor de peripherie is ontleening zeker. In het čech., slov. en croat. is het naar het eenparig gevoelen der slavisten een duitsche calque. Volgens Tuulio heeft ook het finsch het zwe. voorbeeld en dit het deensch, dat weer op het duitsche teruggaat, nagepraat. De late data voor de scandinav. talen stemmen hiermee volkomen overeen. Dat bovendien in de scandinav. landen de vrouwen van den oudsten tijd af broeken hebben gedragen, getuigt in dezelfde richting.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 130]
| |
In deze omstandigheden gaat toch juist het rake der zegswijze geheel verloren! Voor de andere landen staat ondanks alle gebrekkige kennis der onderkleeren het tegenovergestelde vast.Ga naar voetnoot2) Ook voor het iersch acht v. Hamel ontleening niet uitgesloten. De oude Ieren hadden alleen volledige been- en voetbedekkingen, geen broeken in onzen zin. De uitdrukking is er ook eerst later gevormd. Te bewijzen is ontleening echter niet. In hetzelfde geval verkeert het hongaarsch. Ontleening uit het duitsch is om de volgende redenen echter waarschijnlijk. Vooreerst is de hong. taal zeer ontvankelijk voor Lehnübersetzungen: ‘le hongrois offre à cet égard un spectacle étonnant’ zegt Boris Unbegaun.Ga naar voetnoot3) En verder is de uitdrukking er niet de meest gangbare. Men zal, volgens den hongaar Vidos, er veel eerder papucs hös, papucs vitez (pantoffelheld), papucs alatt nyögni (onder den p. staan), valakit alatt tartani (iem. onder den p. houden) gebruiken. Daarnaast bezigt vooral de hong. boer: asszony fején a süveg, de vrouw draagt de muts (Fogarasi János, Wörterb. der d. und ung. Sprache. Budap.), wat in verband met de hong. folklore een interessant gegeven is. Want de hoofdbedekking is voor den Magyaar het symbool van waardigheid en gezag, terwijl de vrouw er blootshoofds gaat. Zoo blijven dus het fra.-ital.-spa. en het duitsch-eng.-ndl. over: een romaansch-germaansch complex, dat vrijwel de Middeleeuwsche beschavingswereld omvat, want slechts kultureel vormt W. Europa 'n eenheid. Hier de chronologische gegevens aan vastknoopend (fra. 1230, d. 1400, ndl. 1525, ital. 1550, eng. 1593, spa. 1646) zouden deze op een fransche ontleening kunnen wijzen, die in de Middeleeuwen over Europa zou zijn gegaan. Maar het is duidelijk dat wij zonder meer hiertoe niet mogen besluiten. Hoewel het op den keper beschouwd niet aangaat om voor ontleening argumenten tegenover een vage en nooit te bewijzen Elementarverwandtschaft op te eischen, daar bij universeele gelijkheid van een spreekwoord het laatste verwonderlijker is dan het eerste, hebben wij - indachtig het: Si duo faciunt idem non est idem, - desondanks naar verdere kultuurhistorische gegevens gezocht. Zoo valt bij de vermelde citaten direct op dat deze aanvankelijk geregeld op het volkstooneel terugkeeren: fabliaux (Quatre Souhais St. Martin, Dame Jouenne, later Molière, Hauteroche), tafel- | |
[pagina 131]
| |
spelen (Moorkensvel, Tafelspel Droncken Man), Fastnachtspiele, in the Mayds Metamorphosis toegeschreven aan J. Lyly, Shakespeare en bij G.M. Cecchi's Incantesimi, Buonarotti's Fiera, Faginoli G. Batista en Nelli J. Angelo. Nu staat het vast, dat wij ook voor de volksliteratuur in de Middeleeuwen een internationale uitwisseling en ontleening van motieven moeten aannemen. De onderzoekingen van Dr. J. Bolte op dit terrein hebben dit onomstootelijk bewezen, hoewel Th. Wright voor hem reeds had geconstateerd dat ‘la littérature et l'art au moyen-âge présentaient une certaine unité.’Ga naar voetnoot4) Een illustreerend voorbeeld leveren o.a. de over heel Europa verspreide bronnen der volksverhalen in de Kantelbergvertellingen.Ga naar voetnoot5) Wel zeer gewild was het thema van den echtelijken twist! De heerschzuchtige vrouw, die haar man het leven vergalt en hem achter den rug bedot, treedt in allerlei vormen en gedaanten op, welke creaties gewoonlijk met onmiskenbaar succes tot tafereeltjes van groffe Sexualkomik voeren. Fabliau en Fastnachtspiel en ook onze Nederlandsche boerden zijn hiervan de karakteristieke vertegenwoordigers. Ook de meer beschaafde kringen waren voor dezen platten humor lang niet ongevoelig: het Facetiae-boekje van den humanist H. Bebel is een spiegel van zijn tijd.Ga naar voetnoot6) Nu vinden wij inderdaad volkskluchten, die in nauw verband met onze uitdrukking staan en waarin een gevecht om de broek als thema behandeld wordt. In een Picardische fabliau van Huon Piaucele (Huon le roi, de Cambrai?), Sire Hain et Dame Anieuse uit de 13e eeuw gaat het er heftig toe. De aanleiding tot den strijd is het eten. Als Hain zijn vrouw nu eens een smakelijk gerecht bestelt voor het middagmaal, dient Anieuse -l'Ennuyeuse! - hem bedorven spinazie op! Dat moet nu maar eens uit zijn. Morgen doe ik mijn broek uit, besluit hij woedend, zal ze op de binnenplaats tusschen ons in leggen en dan zullen jij en ik daar samen om vechten. Wie ze verovert, is voortaan de baas in huis. De buurlui Simon en Aupais zijn getuigen. Nog is het duel - er zitten bepaald parodistische elementen op de combats judiciaires in - niet officieel | |
[pagina 132]
| |
aangevangen of Anieuse dient haar man een geweldigen klap toe, zoodat hij half versuft neervalt. Direct werpt ze zich op de broek. Daar leeft Hains van op en nu ontstaat een gevecht met wisselende kansen. Steeds heftiger valt hij aan: ‘Hains fiert sa fame enmi les denz
Tel cop, que la bouche dedenz
Li a toute emplie de sancz.
‘Tien ore’, dist sire Hains ‘anc
Je cuit que je t'ai Bien atainte
Or t'ai je de deux colors tainte
J'aurai les braies toutes voies.’
Maar Anieuse geeft den strijd nog niet gewonnen, Hains moet ze bij de haren in een mand sleuren. Eerst dan wil ze haar nederlaag erkennen. Symon ‘proclame le mari vaiqueur’, die triomfantelijk bezit van zijn broek neemt ‘avec les avantages y attachés.’Ga naar voetnoot7) Hier houdt dus de man nog de overhand. Het is begrijpelijk dat zulk een gegeven grooten bijval vond. In de Novellen van Sacchetti (1330-'99), waarin hij anecdoten verhaalt op zijn vele reizen opgedaan, behandelt hij (n. 138) hetzelfde thema en bij een anderen italiaan G. Fr. Straparole in zijn Piacevoli Notti (1550, Venetië) keert het in gewijzigden vorm terug. Zijn werk maakte buitengewonen opgang. Ook in Frankrijg waar het door de ‘naïve et savoureuse’ vertaling van Louveau en Larrivé van 1573 bekend werd. Voor Duitschland is er een bewerking van het motief van de hand van den Neurenbergschen barbier en Meistersinger Hans Folz (1450-1515)Ga naar voetnoot8) en dichtte H. Sachs Ein Fasznachtspiel mit drey Personen, Der bösz Rauch (13 Jan. 1551). Een man beklaagt zich over zijn vrouw bij zijn buurman, die hem den raad geeft: ‘Und bent ein Kampff an deinen Weyb
den wölst dich weidlich mit jr schlagen
Weliches söll die Bruch an tragen.’
Ook hier ontwikkelt zich een gevecht om de broek ‘Wer obligt, der sey Herr in hausz!’, maar in tegenstelling met de fabliau vond H. Sachs het meer met de werkelijkheid overeenkomend, dat de vrouw de baas bleef. En vol vreugde kondigt zij haar heerschappij aan ‘Nun ich die Bruch gewunnen han.’Ga naar voetnoot9) Zelfs voor de latijnsche schoolcomedies werd het onderwerp - uit paedagogisch oogpunt? | |
[pagina 133]
| |
- geschikt geacht. In 1534 voerden de leerlingen der Hiëronymusschool te Utrecht het stuk Andrisca op, dat geschreven werd door den schoolrector Macropedius uit Gemert. Ook hier wordt Andrisca door haar man Georgus tot een gevecht om de broek uitgedaagd.Ga naar voetnoot10) Het kan niet vermetel heeten een direct verband te leggen tusschen de internationalitit der spreekwijze en het verspreide thema van het gevecht om de broek. Wie denkt hier niet met het oog op de fra. fabliau aan een succesnummer van het repertoire der jongleurs de profession, die merkwaardige nog altijd voortlevende sociale groep van speelmannen, joculatores, giocolares, juglors, jugglers, thymelici, kortom het ‘varende diet’; deze internationale trekvogels, bij uitstek de dragers der primitieve volkskunst, die een ononderbroken lijn tot de klassieke mimen en histriones terugvoert. De stereotiepe Prügelscène, die ‘einem echten mimischen Thoren gebührt’,Ga naar voetnoot11) is het aantrekkelijkste deel der vermelde drama's. Want deze verloopen ‘clercs errants, vieux étudiants, moines manqués, vagi scholares, rongés par trois vices: la taverne, les dés, les femmes’ zijn voornamelijk de auteurs van deze ‘mos pour la gent faire rire’.Ga naar voetnoot12) Vanuit Frankrijk trekken ze naar Engeland, Spanje, Italië, Duitschland en verder den Donau langs en voeren hun stukken op de markten op, indien zij al niet rechtstreeks ontboden werden om bij een bruiloft de gasten op te vroolijken: ‘Nos bons aïeux, après le repas, les coudes sur la table aimaient à écouter quelque récit assaissonné de gaillardise et de malice.’Ga naar voetnoot13) Wij kunnen ons gemakkelijk het succes voorstellen, dat juist dit toepasselijk tooneeltje bij deze feestelijke gelegenheid moest hebben, wanneer het door spilman en spilwîp werd opgevoerd, want ook vrouwen - bansantrices - traden tot groote ergernis der kerkelijke overheid op. Men schatte den invloed, dien zij uitoefenden niet licht; al was het alleen maar om het groote aantal: in 1324 waren er bij het tot ridder slaan der jongelingen uit het huis Malatesta in Ariminum 1500 histriones aanwezig.Ga naar voetnoot14) En juist tot het doen voortleven en verspreiden van spreekwoorden zijn zij, zoo niet allen voortgekomen uit, dan toch voorname- | |
[pagina 134]
| |
lijk verkeerend in de volksmilieu's heel speciaal bestemd: ‘Zu den Reizen der mimischen Sprachen gehören besonders die zahlreichen Sprichwörter’ zegt H. Reich (397) en F. Seiler erkent dat de verbreiding der spreekwoorden in de eerste helft der Middeleeuwen voor een deel het werk der Spielleute is geweest.Ga naar voetnoot15) Want ‘Grande était l'influence des jongleurs sur l'esprit du peuple en général, par leurs histoires et leurs pièces satiriques, par leurs grimaces, leurs poses et leurs tours d'adresse.’Ga naar voetnoot16) En evenzeer door hun spreekwoorden! Zouden wij nu ook het geïsoleerde russ. geval op hun rekening mogen zetten? Het lijkt al te hypothetisch! Maar het oude Wladimir, tot 1328 de hoofdstad van Rusland, had in Middeleeuwen drukke betrekkingen met West-Europa door den zg. ‘griekschen weg’, die via Kiew, een kultureel middelpunt, naar Constantinopel liep. Van dezen handelsweg voerde een voorname zijtak van Kiew naar het Westen over Lemberg naar Regensburg, Neurenberg tot in Frankfort. En Neurenberg was juist het bloeiende centrum der Fastnachtspiele.Ga naar voetnoot17)
Maar ook de beeldende kunsten leveren het bewijs hoezeer het gevecht om de broek in den smaak is gevallen. Naast de joculatores dus de vlaamsche ‘beeldesnyders’, die juist in het satyrische kunstgenre zoo speciaal hebben uitgemunt. Hun reputatie was over geheel Europa gevestigd en steeds was er vraag naar hun werk. Dezen vlaamschen invloed constateert L. Maeterlinck tot het begin der 16e eeuw. Hun kunstvaardigheid kwam vooral tot haar recht in het ornamenteeren der koorbanken, waarin zij erkende meesters waren. En niet zonder reden. Bij de misericorden, de consoles onder de draaibare zitvlakken der formulae, kon hun speelsche vlaamsche humor zich vrij laten gaan. Daar vinden wij dan ook de vele toespelingen op komische gebeurtenissen uit hun tijd, het in beeld brengen van letterlijk opgenomen spreekwoorden, reminiscenties aan populaire grapjassen, goochelaars, equilibristen, de herinnering aan opgevoerde kermisstukken. ‘Les miséricordes, zegt Maeterlinck, de ces stalles présentent un caractère très particulier. Elles semblent presque toutes se rapporter à des fabliaux français ou provençaux, dont la vogue fut si grande en Flandre depuis le | |
[pagina 135]
| |
12e et le 13e siècle.’Ga naar voetnoot18) Een der meest favoriete voorstellingen - hoe kan het anders! - was dan ook het gevecht tusschen man en vrouw om de broek. Zulk een voorstelling bevindt zich op de koorbanken
Fig. 1
Fig. 2
in de kerk van Hoogstraten, uit de 16e eeuw, waar man en vrouw weerszijden aan de broek trekken om die in handen te krijgen (fig. 1). In dezelfde kerk een andere, overigens nergens voorkomende uitwerking van dit thema: twee vrouwen vechten om het zinnebeeld der macht, zoodat de man de kans schoon ziet om als lachende derde er met zijn broek van door te gaan (fig. 2).Ga naar voetnoot19) Dergelijke afbeeldingen zag Maeterlinck in de kathedraal van Rouen, waarvan een reproductie in Wright's, Hist. de la Caric. blz. 117 (fig. 81), in de kerk van Presles (Seine et Oise) - zie daarvoor de mooie plaat in G. Witkowski, L'art profane à l'eglise. Paris 1908. blz. 422 en planche XVI, van ± 1525 -, verder in de koorbanken van St. Denis, St. Seurin (Gironde), Auxerre, Villefranche, Rouerque etc. etc. (blz. 206). Dat hier een toespeling op het onderwerp der fra. fabliau bedoeld is, blijkt duidelijk uit het feit dat juist altijd een gevecht tusschen man en vrouw wordt voorgesteld. Dit geldt evenzeer voor de volgende voorbeelden, maar daarbij zien wij reeds de feitelijke voorstelling van de uitdrukking, de vrouw in de broek, voor den dag treden. Van den graveur Israël van Meckenen (geb. Mechelen bij Kleef, 1440-1503) bestaan twee gravures van 1480, waarvan fig. 3 nog het gevecht voorstelt: de vrouw bewerkt haar man geducht met het spinrokken, juist op het moment dat hij zijn broek - op den voor- | |
[pagina 136]
| |
Fig. 3
Fig. 4
grond - schijnt te bemachtigen. Maar op de andere afbeelding (fig. 4) zien wij den noodlottigen uitslag van den strijd voor ons: de vrouw trekt de broek aan! Op het vla. karakter van het werk van v. Meckenen wees reeds Dr. Grauls (IV, 263). Ongeveer uit denzelfden tijd is een kopergravure uit Lüneburg naar een ital. voorbeeld (1464), waarop niet minder dan twaalf vrouwen in een waren veldslag zijn gewikkeld om het begeerde object.Ga naar voetnoot20) In de Maasgouw (III, 486) wordt voor Maastricht iets dergelijks vermeld, nl. een paneel in den trant van Teniers, waarop is voorgesteld: Sieben Weiber fechten um eine Mans Hose met een beschrijvend gedicht van 1580. De Margrieten zijn de ‘bende strange’: sy wouden die broeck aentrecke. En natuurlijk ook bij Pieter Breughel, den Boeren-Brueghel! Op zijn bekende spreekwoorden-schilderij (1559) van het Kaiser Friedrich Museum te Berlijn komt echter een voorstelling der zegswijze onder de 84 spreekwoorden niet voor. Wel werkte hij een gevecht om de broek in een aparte gravure uit, waarbij een man zeer onderdanig zijn dreigende vrouw behulpzaam is met het aantrekken van de broek, met het vers: Waer de vrouw d'overhand heeft en draecht de brouck, Daer is dat Jan de man leeft: naar aduys van den douck.Ga naar voetnoot21) Ook in de echte lagere volkskunst is het motief tot op den huidigen dag blijven voortleven. In de steeds zeldzamer wordende één- | |
[pagina 137]
| |
cents volksprenten - de stekebeeldekens, zantjesblaar, mannekens-pleisters etc. - die haar stof aan bij het volk levende verhalen en grappen ontleenden en welke men in alle europeesche landen heeft gevonden, treedt de vrouw-in-de-broek als de meest populaire figuur op.Ga naar voetnoot22) Heele huiselijke drama's werden daar bij gefantaseerd: De verkeerde wereld, le monde renversé tot ver over Europa verspreid; of Jan de Wasscher, Jean fait tout (cf. Jan-maak-al) speciaal in Nederland bekend. Vooral de Turnhoutsche drukkerijen hadden naam op dit gebied.Ga naar voetnoot23) Van deze volksprenten, gewoonlijk uit 24 of 28 tafereeltjes bestaande, volgen hier enkele voorbeelden. Fig. 5 is uit de 18e eeuw, uit Zaandam afkomstig, fig. 6 uit R'dam (Thompson); in fig. 7 zijn man en vrouw door apenfiguren vervangen; het stamt uit de verzameling van de Turnhoutsche firma
Fig. 5
Jan en Griet die byde kloek Ruylen Broek voor Schorteldoek Fig. 6 Jan en Griet hier beide kloek Ruilen broek voor schoteldoek Fig. 7 Voor Jan de sloof! Wat stout bestaan! Griet trekt hier de broek al aan! Fig. 8
Jan moest nu zijn broek uittrekken Griet staat daarmee in de hand, .... met hem te gekken en nu voelt Jan eerst zijn schand. Fig. 9
Quae Griet treckt broeck aen, Man trecht den rock aen. | |
[pagina 138]
| |
Glenisson. Fig. 8 is een reproductie van 1700 (Norman, Zalt-Bommel) en fig. 9 komt uit Gent, 18e eeuw naar oudere voorbeelden. Daarnaast vinden wij ook in Frankrijk en Duitschland volksprenten niet als ‘suite de tableaux sur une même image’ maar afzonderlijke platen met één enkele voorstelling. Twee aardigeMAUVAIS MENAGE ET GRAND COMBAT POUR LA CULOTTE
Fig. 10 Grand combat á qui portera la culotte.
a. b. Fig. 11 voorbeelden hiervan zijn fig. 10 en 11. Bij fig. 10 is aan weerszijden een liedje afgedrukt op de wijzen:
Des folies d'Espagne
Allons ch'apan.
Il me faut la culotte
ou je t'arrache
l'oreille et les cheveux.
Et moi dit Jean
pour te mettre en compote
Je t'accroche
l'oreille et les deux yeux.
Reveillez vous belle en dormie:
Au combat l'un et l'autre on s'apprête
Aussitôt dit, aussitôt fait:
Javotte était méchante bête
Et Jean des Jeannots le portrait.
Merkwaardig hoe dicht de opzet nog bij de fabliau staat! Onder de andere prent (fig. 11, sterk vereenvoudigd) staat a: je mourrai plutôt que de laisser la culotte à ma femme. Un mari doit toujours être le maître. b: Je ne lâcherai jamais. Il faut toujours qu'une femme commande. C'est son plus grand bonheur.Ga naar voetnoot24) | |
[pagina 139]
| |
De overgroote bekendheid en populariteit van het gegeven vanaf de Middeleeuwen tot op onze dagen blijkt uit het aangehaalde wel zonneklaar. Geen land of het kan wijzen op zijn ‘booze Grieten’, de naam, welke vooral in de volksprenten geregeld aangetroffen, maar toch ook bij Poirters, Schuppius, Weytenfelder (Schöner Lobspruch, Oostenrijker) voor deze vrouwen gevonden wordt. Willen wij nu met deze vele kultuurhistorische gegevens, van het Middeleeuwsche volkstooneel tot de jongere volksprenten toe, beweren, dat de zegswijze van de fra. fabliau is uitgegaan en door de vermelde factoren internationaal in Europa werd verspreid? Geenszins! Hoewel het geval, dat de oorsprong van een uitdrukking bij een volksstuk ligt, heel goed mogelijk is. Wij herinneren slechts aan ons Nieuwsgierig Aagje, aan het fra. s'aimer comme Robin et Marion naar een pastorale van Adam de la Halle en l'amour fait porter selle et bride aux plus grands clercs of faire le cheval d'Aristote, beide ontstaan door de bekende fabliau Le Lai d'Aristote van Henri d'Andeli waarin Aristoteles zich door het liefje van Alexander laat overhalen om haar tot paard te dienen, een voorstelling, die ook weer in menige Kathedraal is aangebracht. Maar er zijn aanwijzingen, die ons voor deze conclusie waarschuwen. Het schijnt vrij zeker, dat de fabliau in een reeds bestaande uitdrukking of bekend volksgebruik een allergeschikste stof voor een bewerking gevonden heeft. Niet alleen dat de dichter Huon Piaucele zijn stuk inleidt met ‘Hues Piaucele, qui trova cest fablel...’, wat men wellicht door dichten mag vertalen, ook de folklore bevestigt deze opvatting. J. Eiselein vermeldt toch bij de uitdrukking ‘Ehemals suchte die Frau in der Brautnacht ihrem Manne Hemd oder Hosen zu entwenden und darein zu schlupfen, weil man glaubte, dasz sie dadurch die Oberhand im Haus erlange.’Ga naar voetnoot25) Zonder opgave van bronnen echter. In de weinige volkskunde-literatuur, die mij ter beschikking stond, vond ik dit gebruik vermeld voor Ermland (Danziger Bocht) in Neukirch-Höhe, waar de bruid den eersten morgen de broek ziet te pakken te krijgen en daarmee ‘das Hausregiment’.Ga naar voetnoot26) In het Stubaital in Tirol is het gebruik eenigszins anders. Op den bruiloftsdag legt de vrouw haar kleed over de broek van den man, zoodat zij baas in huis wordt.Ga naar voetnoot27) In ons land moest in het zutphensche de bruidegom aan het jongvolk | |
[pagina 140]
| |
vooraf zijn broek (boks) afgeven, die door het schenken van bier weer kon terugkrijgen (vandaar boksenbier wrsch.) en onder Warnsveld trokken de vrienden van den bruidegom 's avonds voor den trouwdag hem de broek uit en brachten hem dan met de bruid naar de slaapkamer.Ga naar voetnoot28) Weer duidelijk is de toespeling op het wegnemen der broek door de vrouw in Avonturier der Leipziger, Frankfort 1756: ‘Wieviele schlaflose Nächte würde mir die bewahrung und bewachtung meiner hosen zuziehen, wollte ich sie nicht meiner frauen preisz geben und mithin meiner Oberherrschaft ganzliches recht verlieren.’ Wij hebben dus te doen met een dier oeroude volksgebruiken als het op den voet treden door de bruid, vlak na de inzegening van het huwelijk voor het altaar, het houden van haar handen boven de zijne, het geven van een schoen, vooral een pantoffel e.d. als symbool der macht over de pantoffelhelden, bij het sluiten van een huwelijk.Ga naar voetnoot29) Resumeerend ligt het wel het meest voor de hand dat de dichterlijke bewerking van de zegswijze of van het volksgebruik in de fra. fabliau en de van haar afhankelijke kluchten door de Middeleeuwsche mimen zeker de internationaliteit der uitdrukking in de hand heeft gewerkt en dat deze, mocht zij niet reeds bij het volk bekend zijn, direct wortel schoot op reeds bereiden bodem.Ga naar voetnoot30) H. MANDOS. |
|