Onze Taaltuin. Jaargang 7
(1938-1939)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 3]De smak- of zuigklankenDezer dagen verschijnt in de Verhandelingen der Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen te Amsterdam een boekGa naar voetnoot1) over de Vergelijkende grammatica der Kaukasische talen, waarin eenige dingen staan, die voor alle moderne talen, en dus ook voor het Nederlandsch van belang zijn. Totnutoe was het eigenlijk nog niet wetenschappelijk bewezen, dat de Zuidelijke Kaukasus-talen met de Noordelijke tot één taalstam behooren, en zij dus alle van één gemeenschappelijke grondtaal afstammen. Dit bewijs wordt nu volgens alle regelen der kunst in dit boek geleverd; maar juist als uit de aangeboorde petroleum-bronnen vaak allerlei kostbare aanvankelijk onverwachte bij-producten zijn voor den dag gekomen, zoo heeft dit onderzoek behalve het vooropgestelde doel, een merkwaardig bij-product opgeleverd, dat voor de heele taalwetenschap van belang gaat worden; en waardoor het ook in eens duidelijk wordt, waarom deze verwantschap aan de bekende Indogermaansche taalvergelijkingsmethode zoo lang en zoo hardnekkig heeft weerstand geboden. Het kan echter zijn nut hebben ons eerst aan een paar voorbeeldjes die Idg. methode duidelijk voor den geest te halen; en we nemen daartoe de ontwikkelingsgeschiedenis der drie Germaansche dentalen: de t, de d en de th. Zien wij eerst even naar de t. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit lijstje zou gemakkelijk tot eenige honderden woorden kunnen uitgebreid worden, maar zoolang wij er geen woorden met tr- bijhalen, zouden wij hierbij niets nieuws ontdekken. Veronderstel nu eens, dat deze vier levende talen uit één Germaansche grondtaal komen; hoe moet daar dan deze medeklinker geluid hebben t of z(ts)? Waarschijnlijk wel t, omdat drie van de vier talen een t hebben; en wij makkelijker kunnen begrijpen, dat één taal van het grondtype is afgeweken, dan dat de drie andere talen deze ééne dentaal alle op juist dezelfde wijze zouden hebben veranderd. De proef op de som wordt echter pas geleverd door het laatste woord, dat uit het oude Latijn der Romeinen ontleend is en daar tegula luidde. De beginmedeklinker van Ziegel is dus uit een t ontstaan, en tegel is de oorspronkelijke vorm. Een tweede proef op de som wordt geleverd door de oudere Germaansche talen, waarvan wij hier alleen de alleroudste het Gotisch uit 300 na Chr. hebben opgenomen. Ook dat heeft de t. In de oergermaansche taal uit ± 600 jaar voor Christus begonnen al deze honderden woorden dus ook met een t. Richten wij ons nu naar de d.
't Is hier weer juist als boven. Ook hier moet het Hoogduitsch zijn afgeweken, terwijl al de andere de oorspronkelijke media hebben bewaard. De eerste proef op de som geeft het woord voor duivel, dat aan het Grieksch-Latijnsche diabolus is ontleend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede proef op de som: ook het Gotisch heeft een d. Alle Hoogduitsche t's zijn dus uit een oorspronkelijke d ontstaan. En of we hier nu nog eenige honderden andere woorden met een d onderschrijven, dat maakt geen verschil. Deze klankwetten werken zonder uitzondering. Al die honderden woorden met een Duitsche t beginnend begonnen in het Oergermaansch ± 600 voor Chr. met een d. In den grond der zaak ligt hier natuurlijk de bewijskracht voor de afstamming uit één grondtaal in de volledige inductie van het materiaal. Deze complete inductie openbaart ons een diepe regelmaat in de taalontwikkeling: alle woorden met t hebben dezelfde geschiedenis gehad, en zoo ook alle woorden met d. En als dat dan voor alle medeklinkers en klinkers van zoo'n talengroep opgaat en uitkomt, dan trekken wij het besluit: Zie je wel, onze eerste veronderstelling is uitgekomen, is nu bewezen, al deze talen zijn door verschillende afwijkingen uit één en dezelfde grondtaal ontstaan. En door dit bewijs zijn dan ook vanzelf de woorden van die grondtaal gereconstrueerd, of weten we dus, hoe al die klanken reeds in de grondtaal werden uitgesproken. Maar dit gaat niet altijd even gemakkelijk. Want met dat al houden wij nu toch nog een heele reeks schijnbare uitzonderingen over; waarin de Nederl. d nu juist wèl met het Duitsch, maar verder met geen enkele andere taal overeenstemt.
Als wij eerst alleen even op de drie voorste talen letten, zouden wij de d van het Nederlandsch en Duitsch voor Oergermaansch willen verklaren; maar dat gaat niet; want uit lijstje 2 weten we dat een oergermaansche d in het Hoogduitsch een t werd, denk maar aan Teufel. Maar de Zweedsche t kan om dezelfde reden niet de oorspronkelijke klank zijn; want de oergerm. t moet in het Hoogduitsch volgens lijstje 1 een z(ts) opleveren. We zullen dus moeten aannemen, dat deze d's en t's uit een anderen of derden dentalen medeklinker zijn ontstaan. En dat komt uit. Het Engelsch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft hier overal die vreemde, voor ons bijna onuitspreekbare th, een interdentalen glijder. Zouden wij dien hier op het vasteland vroeger ook gekend hebben? Ja zeker, want wij vinden dienzelfden klank, niet alleen in het Gotisch, maar ook in het Oudnederlandsch of Oudnederfrankisch, in het Oudsaksisch, het Oudzweedsch en het Oudnoorsch. Maar het Skandinavisch (en Friesch) maakte daar met een paar merkwaardige uitzonderingen, die juist aan een tijd van den weifelenden overgang te wijten zijn, een t, en het Nederlandsch en Hoogduitsch maakten er tenslotte een d van. Maar het Oudnederlandsch en Oudhoogduitsch hebben voor deze th ook een tijd vol onzekerheid en uitzonderingen gekend. Het Oergermaansch uit 600 voor Christus had dus zeker reeds drie dentale medeklinkers, aan het woordbegin: een scherpen ploffer, een zachten ploffer en een scherpen interdentalen glijder. Maar het schijnt, dat dit Oergermaansch dat wij in de volgende lijstjes gemakshalve door het Gotisch weergeven nu, op zijne beurt weer met het Latijn, Grieksch en Sanskrit op één gemeenschappelijke Oerindogermaansche grondtaal berust. Laten wij op dezelfde manier weer maar eens kijken of dit uitkomt.
En zoo zijn er weer nog heel veel andere voorbeelden. Voor de t komt dit dus al uit: de drie andere talen hebben trouw de oudere d bewaard, die alleen in het Germaansch (en Armenisch) een t geworden is. Ook voor de Germ. d komt het uit, al zien er de volgende lijstjes op het eerste gezicht een beetje vreemd uit.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Sanskrit en de Indische dialecten hebben hier alleen den ouden klank bewaard. In het Latijn werd die tot een f, en in het Grieksch tot een ϑ. Verder worden in het Sanskrit en in het Grieksch de ϑ en de dh door de dissimilatiewet van Grassmann soms tot τ en d. Ook de Germaansche d gaat dus op een Oerindogermaansche geaspireerde dentale media dh terug. En de Germaansche scherpe interdentale spirans gaat volgens het volgende, weer heel eenstemmige lijstje, op een Oerindogermaansche t terug.
Zoo vinden wij dus in de genoemde talen deze ontwikkelingen van de Indogermaansche dentalen uit 2000 jaar vóór Christus aan het woordbegin:
Wie zoo dit lijstje overziet, krijgt misschien aanvankelijk den indruk van een onregelmatigheid en willekeur. Maar wie in de afzonderlijke talen, geduldig en nauwgezet de correspondeerende klanken met die van de gereconstrueerde grondtaal vergelijkt, komt weldra tot de ontdekking van een diepe regelmatigheid, en lijken er hier of daar uitzonderingen voor te komen, dan kan dit alleen het gevolg zijn 1o van zoo'n tijdelijke weifeling met de Germaansche th, 2o van de soms optredende botsing van twee klanktendenzen, of 3o van een ontleening aan een andere taalgroep. De diepe grond van deze regelmatigheid is natuurlijk, dat de grondtaal van al deze talen reeds drie duidelijk gekarakteriseerde dentalen aan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het begin der woorden bezat; die in de normale gevallen zooveel mogelijk gescheiden moesten blijven, anders vielen er woorden met totaal verschillende beteekenissen samen. Natuurlijk kwam dit samenvallen toch weer hier of daar eens voor; en dan moesten er altijd eenige van die samengevallen woorden om verdwijnen. Maar gewoonlijk volgde op de verschuiving van één dezer drie dentalen, ook de verschuiving der twee andere en dan konden alle woorden in gebruik blijven. Dat zien wij b.v. duidelijk 1o aan het Oergermaansch, en 2o aan het Hoogduitsch, waarin telkens alle drie de dentalen zijn verschoven.
Welnu, wie nu op deze wijze de Kaukasische talen gaat vergelijken en volgens de geijkte methode eerst in de nader bijeenhoorende talen; b.v. de Čečentalen: 1o het eigenlijke Čečen, 2o het Inguš en 3o het Bac: de begindentalen der woorden met dezelfde beteekenis bijeen zoekt, gelijk mijn vriend A. Sommerfelt dat onlangs heeft gedaan, komt ongeveer tot eenzelfde resultaat.Ga naar voetnoot2) Iets analoogs vindt men ook nog, als men de Awaroanditalen onderling, de Samoer-talen, de Adyghe-talen of de drie Kartwel-talen het Georgisch, Mingrel en Laz onderling vergelijkt. Maar in deze groepen stoot men hierbij toch al telkens op onregelmatigheden; in de laatste groep b.v. vooral wanneer men er het Swan nog bijneemt, dat toch zeer zeker er ten nauwste mee verwant is. Geen wonder dus dat Dirr en Troubetzkoy dit voor de twee eerste, Dumézil het voor de tweede, en Deeters het voor de derde groep ondervonden en zich allen beklagen over het geringe getal van overeenstemmende voorbeelden, zoodat allen het ten slotte moesten opgeven. Dumézil zegt zelfs: ‘Un des faits les plus certains de toutes les langues caucasiennes du Nord, c'est que les correspondances phonétiques qu'on peut établir par la comparaison des vocabulaires sont d'une grande instabilité’. Maar ten slotte zou dit alles dus nog te vergelijken zijn met de vergelijking der Germaansche talen onderling; alleen worden hier de onregelmatigheden met de th reeds verre overtroffen. Maar als wij, gelijk wij hierboven in tweede instantie aan het Oerindogermaansch getoond hebben, nu het Oerkaukasisch willen gaan reconstrueeren uit al die taalgroepen samen, (waarvan toch alle kenners als Fr. Müller, F.N. Finck, Hugo Schuchardt, Ad. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dirr en Ger. Deeters, om van Nemorovski en de Kaukasische taalgeleerden zelf nog maar niet te spreken, onmiddellijk den indruk hebben gekregen dat ze allen ten nauwste verwant zijn) dan rijzen den Indogermanist eenvoudig de haren te berge, en stamelt hij: ja maar, dat kan toch niet! Want niet alleen falen alle breedere samenvattingen over de drie dentalen samen, maar ieder dentaallijstje afzonderlijk mislukt één voor ééen, zoowel de lijstjes voor de t als die voor de t, en die voor de d. Hier komt nu letterlijk niets meer uit. Want niet alleen vond ik - bij herhaaldelijk zoeken - geen enkele klankwet van b.v. 6 of 7 voorbeelden; neen ik vond er zelfs niet een van 3 voorbeelden. Het is reeds héél mooi als twee (!) woorden met gelijken Anlaut in 5 of 6 niet onmiddellijk naast elkaar liggende talen, min of meer aan elkander gelijk blijven. Troubetzkoy heeft er zoo eenige. Trombetti juichte als een kind zoo blij, toen hij dit voor de twee woorden zon en zes gevonden had. (Elementi di Glottologia, Bologna 1922-23 bladz. 363). Daaruit besloot ik toen, dat wij hier met een geval moesten te doen hebben, dat in de verte vergelijkbaar was met die moeilijk uitspreekbare th van het Oergermaansch, die alleen in het Engelsch gespaard bleef, maar in alle continentale Germaansche talen door makkelijker uitspreekbare dentalen is vervangen, en daardoor op het eerste gezicht ook den indruk van willekeur wekte, vooral in de Middeleeuwsche continentale talen, zoolang die overgang zich nog niet regelmatig had vastgezet, maar tijdelijk tusschen de andere dentalen op en neer zweefde. Ik zocht dus in de Kaukasische talen of er daar misschien ook de een of andere moeilijk uitspreekbare consonant was, die langzamerhand buiten gebruik raakte. En zoowaar, dat lukte. Ik vond er een heel nestje. Namelijk de laterale affricaten en spiranten vooral in de Awaroanditalen, maar ook in de Adyghe-talen, en zelfs ook één ervan nog in het Bac; maar de Dargwa en Samoergroep, alsmede al de Zuid-Kaukasische talen missen ze geheel en al. Nu trof het, dat Trubetzkoy juist over die lateralen in de Noord-Kaukasische talen een verdienstelijke studie had geschreven; waarin ik althans een begin van klankwetten vond aangelegd. En dit was des te opvallender, daar dezelfde Trubetzkoy naderhand deze lateraal-klankwetten in een breeder kader had willen zetten, door de niet-laterale medeklinkers op denzelfden voet te schoeien, maar dit één groot fiasco is geworden, al wilde hij dat zelf toen nog niet erkennen; doch hij kon het toch niet laten zich | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bitter te beklagen over het gering aantal overeenstemmende voorbeelden, dat hij vinden kon. Die laterale klanken nu worden door de verschillende taalgeleerden getranscribeerd met vrij ingewikkelde consonantverbindingen zooals ṭql, tkl, dgl, ðγl, χl, ϑl en ðl. Wel zegt Trubetzkoy uitdrukkelijk, dat dit éénledige phonemen zijn en daar heeft hij zeker voor een deel gelijk in; maar ten anderen kon ik mij toch op de Internationale Linguistencongressen speciaal te 's-Gravenhage in 1928, waar ik mij deze klanken door Jacovlev en Dirr liet voorzeggen, uit eigen ervaring constateeren, dat b.v. in de supraglottale laterale affricaat duidelijk de drie phonemen ṭ, q en l, min of meer gelijktijdig hoorbaar waren, en dat ik met die drie klanken heel snel achter elkander uit te spreken, toch in een herkenbare navolging ervan slaagde.Bovendien viel mij toen ineens een verregaande gelijkenis op met de Zuid-Afrikaansche laterale clicks der Boschjesmannen en Hottentotten. Ik had toen reeds tamelijk veel gelezen en gehoord over die Zuid-Afrikaansche clicks, en in een Anthropos-artikel zelfs de meening uitgesproken, dat de talen van Hottentotten en Boschjesmannen in vroeger eeuwen uit louter clicks bestaan hadden en dat al onze moderne consonanten zich daar in Afrika uit clicks hadden ontwikkeld via de explosieven met glottissluiting en de labiovelaren. Later heb ik nog een ander bewijs daarvoor gevonden in het feit, dat de Kaffers en Zoeloe's die de Zuidelijke Bantoe-talen spreken, ook clicks gebruiken, en dat wel juist in zulke woorden, die in het door Meinhof gereconstrueerde Oer-Bantoe, met een gemouilleerde of gelabiovelariseerde consonant beginnen. Het Prae-bantoe, durfde ik toen reeds bevroeden, zal dus ook wel uit een zuivere click-taal geboren zijn. En dit houd ik nu te veiliger, omdat den laatsten tijd in verschillende Centraal- en Noord-Afrikaansche talen als het Sandawe (Kindiga en Wachwa) in Nyamwezi en het Hadzapi of Watindega in Tanganyika, ook weer volop echte clicks ontdekt zijn. Nu zijn verder de syntactische overeenkomsten tusschen de Bantoe en de Noordoostelijke Kaukasus-talen, met hun classificatie-systeem, in 6 grondklassen met elk een eigen vorm voor enkelen meervoud, dat aan beide zijden de werkwoordsconjugatie en den geheelen verderen zinbouw regeert, wel zóó treffend, dat dáárom alleen sinds lang een genealogische verwantschap tusschen beide taalgroepen mij hoogstwaarschijnlijk leek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar nu ontdekte ik er nog bij, dat de Kaukasische talen behalve de reeds genoemde laterale clicks ook labiodentale en gutturale clicks rijk waren. Zoo heeft het Abchaz twee labiodentale clicks en berusten de tallooze kx-vormen der Noordoostkaukasische talen, die nog vaak injectief in plaats van ejectief worden uitgesproken, blijkens de talrijke Korana-parallellen in Zuid-Afrika op zuiver gutturale clicks. Hierdoor komt dus de Zuid-Afrikaansche talenwereld vlak naast de Kaukasische talenwereld te liggen. Toen ik nu uit Vogt en Kluge leerde, dat juist sommige consonanten als de q en consonantverbindingen als de q der Zuid-Kaukasische talen, die ik reeds half verdacht, uit clicks te zijn ontstaan, nog wel degelijk tot op den huidigen dag met naar-binnen gezogen adem als zuigklanken worden uitgesproken, toen aarzelde ik niet langer, met de hypothese op te stellen, dat de grondtaal van alle Kaukasus-talen eenmaal een loutere clicktaal moet geweest zijn, die echter in den tijd, toen de oudste Kaukasus-talen uit elkander gingen, reeds begonnen was, om uit hare oude clicks ook moderne consonanten af te leiden, en die beide nog ongenormaliseerdGa naar voetnoot3) naast elkander te gebruiken.
Daardoor werd dan meteen de verregaande onregelmatigheid der consonantverhoudingen in de verschillende Kaukasustalen plotseling tenvolle verklaard. Immers wij leerden hierboven begrijpen dat de diepste grondslag der Indogermaansche regelmatige klankvertegenwoordigingen der afzonderlijke talen: in de afstamming van de wezensgelijke consonanten der Indogermaansche grondtaal te vinden is. Welnu, als wij nu dus in den Kaukasus een grondtaal vinden zonder wezensgelijke consonanten, of met slechts een eerste en nog ongenormaliseerde beginperiode daarvan, zouden hier regelmatige consonantovereenkomsten in de verschillende talen, als ze aanwezig waren, een onbegrijpelijk mirakel zijn; en is de door alle kenners hier eenstemmig geconstateerde afwezigheid dier regelmatige overeenkomsten iets vanzelfsprekends. Maar bovendien is juist die onregelmatigheid nog een nieuw zelfstandig bewijs, dat wij in de oergeschiedenis der Kaukasus-talen, met een dier cascadeperiodes in de taalgeschiedenis te doen hebben, die naar Ant. Meillet's beschrijving na een lange voorbereidingsperiode plotseling over een taal losbreken, en haar geheel en al van aanschijn doen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veranderen.Ga naar voetnoot4) En die verandering bestond toen hierin, dat de Oerkaukasische taal vóór dit ‘débâcle brusque’ een injectieve smaktaal en na die omwenteling plotseling een grootendeels ejectieve consonant-taal was. Maar wat zijn nu eigenlijk de clicks? De smakklanken of clicks zijn echte zuigklanken; waarbij de tong gewoonlijk op twee plaatsen het mondkanaal afsluit, door 1o met de tongpunt tegen de voortanden en 2o met den tongrug tegen het zachte verhemelte te drukken. Nu kunnen er van voren en van achteren elk nog een sluiting bij komen: van voren de lippensluiting, en van achteren de sluiting der stembanden in de keel. Tusschen die vier sluitingen zijn dus drie ruimtes aanwezig. En door de lippenbeweging, de tongbeweging en de keelbeweging kunnen die ruimtes nu verwijd en vergroot worden. Is dit het geval, dan ontstaat er een verdunning van de lucht, soms bij de middelste tongruimte tot op het luchtledige af. Zijn zoo nu alle vier de sluitingen gesloten en verwijden we de voorste ruimte, zonder de lippen al te vast op elkaar te persen, dan drukt de atmospheer van buiten met een plof de lippen open en ontstaat het kusgeluid. Doen we daarna hetzelfde met de ruimte tusschen tongpunt en tongrug, dan ontstaat de dentale Jockey-click. Laten we daarentegen hierbij de tongpunt tegen de tanden zitten en alleen een der tongranden openklappen, dan ontstaat de laterale click (om b.v. te zeggen: o, o, pas op, dat is op het randje af! Doen we ten slotte hetzelfde met de ruimte tusschen tongrug en strottenhoofd, terwijl de huig de neusholte naar boven afsluit, dan ontstaat de doffe velare click, waarmede we vaak medelijden te kennen geven. Dit worden drie echte ploffers of affricaten als wij plotseling de sluiting heelemaal laten verbreken; maar het worden glijders, spiranten of fluitgeluiden als wij de binnendringende lucht slechts geleidelijk door een smalle opening binnenlaten. Welnu, dat laatste geschiedt nu vanzelf bij de aangeboren zuigbeweging van het kind, één dag na zijn geboorte. Met de lippen aan de moederborst wordt eerst in de voorste ruimte de lucht verdund en deze dus vol melk gezogen. Daarna wordt de lucht in de tweede ruimte tusschen tongpunt en tongrug verdund en dringt ook daar de melk naar binnen. Alleen houden vele kinderen de tong- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
punt blijvend tegen de tanden gedrukt en laten de melk alleen aan één kant langs den tongrand naar binnen vloeien. Ten slotte gebeurt nog eens hetzelfde luchtverdunningsproces tusschen tongrug en strottenhoofd; en als ook deze zich met de moedermelk heeft gevuld, loopt de melk langs de plooien der epiglottis door de zwaartekracht nu regelrecht door den slokdarm naar de maag. Men ziet hieruit ineens, hoe deze clicks alle menschen gelijkelijk zijn aangeboren, wat men van al onze andere spraakgeluiden zeker niet zeggen kan. En dat deze smak- of clickgeluiden daarom alleen dus al de oudste taalgeluiden moeten zijn, zal men, na de zaak eens rijpelijk te hebben overdacht, toch moeilijk kunnen betwisten. Verder ziet men uit deze beschrijving vanzelf 1o dat deze achtereenvolgende plof- of fluit-medeklinkers dus van zelf een retrograde volgorde vertoonen. Het begint met een labiaal, daarop volgt een dentaal, dan een velaar, en ten slotte een laryngaal. 2o dat deze gecompliceerde taalklanken toen ze nog één enkel phoneem vormden, natuurlijk alle op dezelfde wijze homogeen gevormd werden en tot dezelfde klas behoorden. 3o dat de laterale clicks allemaal den indruk maken van een afdalende volgorde door voorop een explosief, middenin een spirant te hebben, en op een l te eindigen, 4o dat hierbij van klinkers nog geen sprake kan zijn. Verder moet het ons opvallen dat alle clicks inspiratorische of injectieve taalbewegingen zijn; terwijl onze normale klinkers en medeklinkers allemaal exspiratorische of ejectieve taalklanken zijn. Ook ziet men ineens, dat de emphatische medeklinkers en de medeklinkers met strottenhoofdsluiting, evenals de zoogenaamde labiovelare medeklinkers, zoowel de Afrikaansche kp en gb als de Indogermaansche kṷ en gṷ, de aangewezen overgangen zijn tusschen de clicks en onze consonanten, omdat deze alle ten minste nog twee mondsluitingen of mondvernauwingen rijk zijn, terwijl onze moderne consonanten op een enkele mondsluiting of -vernauwing berusten. Om bovengenoemde redenen kwam ik er dus toe, om bij wijze van eerste proeve, eens na te gaan, of de Zuid-Kaukasische talen, en wel speciaal het Oudgeorgisch, gelijk wij dat uit de Evangelievertaling der eerste Christen-eeuwen kennen, er nog niet de duidelijke sporen van droeg dat het eenmaal uit een loutere click-taal was ontstaan. Welnu, die sporen zijn er niet alleen, maar zij zijn er in zoo massale vormen en getallen, dat ik durf zeggen, dat er de heele taal van wemelt en krioelt, zoodat b.v. de heele woordvorming met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
al zijn wondere wetten erop berust en onmogelijk anders kan verklaard worden. 1o Daar is dan op de eerste plaats de wet der homogeniteit. Het Oudgeorgisch begint zijn woorden met consonantclusters om van te rillen, tot van zes en zeven consonanten achter elkaar zonder een zweem van vocaal ertusschen. Welnu, van de secundair ontstane s en de r afgezien moeten al die consonanten in één cluster homogeen zijn. Alle enkelvoudige consonanten (behalve de sonanten) zijn toch òf zacht stemhebbend òf scherp stemloos òf scherp supraglottaal. Welnu al de genoemde consonanten van zoo'n cluster moeten nu tot één en dezelfde groep behooren. Alle woorden zijn dus uit één stemhebbend-zacht, stemloos-scherp of scherp supra-glottaal clickphoneem ontstaan. 2o Daar is ten tweede de wet der retrograde opvolging, die consonantgroepen beginnen vóór in den mond en gaan geleidelijk naar achter. D.w.z. de labialen staan voorop, de dentalen volgen en daarna volgen de velaren en laryngalen. Bij een click die door ingezogen lucht verwekt wordt kan het wel niet anders. Eerst moet de labiale occlusie worden verbroken, dan pas de dentale, en daarna de velare, en ten slotte pas de glottale. 3o Daar is ten derde de wet der afdaling. Voorop staan de affricaten en occlusieven, daarna volgen de spiranten, en daarachter moet nog een primaire sonant staan (alhoewel gelijk wij al zagen ook secundaire sonanten al na de affricaten en occlusieven kunnen binnen dringen.) Met al deze wetten komt mutatis mutandis de door H. Vedder ontdekte grondwet der Hottentot-woordvorming volkomen overeen.Ga naar voetnoot5) 4o Daar is tenslotte wat Vogt en Marr-Brière: de klinkersyncope noemenGa naar voetnoot6) maar die ik als de wet der klinkerinvoeging durf te betitelen. Want een loutere clicktaal had natuurlijk noch medeklinkers noch klinkers. Hier nu heeft zeker de Sanskrit-guna gewerkt precies gelijk de Indische grammatici de voornaamste gevallen van den Idg. Ablaut hebben willen verklaren, en deze guna heeft van de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
prae-Georgische loutere consonanttaal een moderne gevocaliseerde taal gemaakt. Men ziet het en men begrijpt, dat, toen ik dit eenmaal gevonden had, ik nog los van één enkele etymologie reeds subjectief vast overtuigd was, dat het heele Georgisch uit de laterale-clicks der Noordelijke Kaukasus-talen kan en moet verklaard worden. En toch begon toen pas de improbus labor van maanden en maanden om nu woord voor woord van het Georgisch uit de Noord-Kaukasische click-lateralen te verklaren, gedeeltelijk door een vergelijking van het Georgisch met de overige Kaukasustalen, en gedeeltelijk door een reconstructie van de Georgische vormen op zichzelf; en zoo ben ik er toe gekomen, een eerste proeve te ontwerpen van een Etymologisch woordenboek der Georgische taal, waaraan ik meer dan de helft van mijn boek heb besteed. Het omvat ongeveer 2500 Georgische woorden, die ik allemaal tot clicks uit de Kaukasische grondtaal heb kunnen herleiden. Voor de détails hiervan moet ik naar mijn boek verwijzen. Maar hiermee acht ik mijn hoofdstelling voorloopig heel veilig en nu ook objectief te hebben bewezen: dat het Georgisch en al de Zuidelijke Kaukasus-talen dus wel degelijk en ten nauwste met al de Noordelijke Kaukasustalen verwant zijn. Maar bovendien meen ik ook voldoende zekerheid te hebben gegeven aan het onverwachte bijproduct: dat alle Kaukasustalen, op een grondtaal teruggaan die vocaalloos en consonantloos was, maar uit louter clicks of zuigklanken heeft bestaan. Dit bijproduct van mijn onderzoek verdient nu te meer aandacht, omdat uit het verloop der bewijsvoering al gebleken is hoe deze bijproduct-stelling ook opgaat voor een bijzonder groote groep van Afrikaansche talen, waartoe niet alleen de Hottentot- en Boschjesman-talen zeker, maar ook de Bantoetalen bijna zeker, en ten slotte nog een heele groep Soedantalen, Centraal- en Noord-Afrikaansche talen met meer of minder waarschijnlijkheid blijken te behooren. Want om van Mej. Homburgers vergelijking van het Poel of Peul met het Oudegyptisch nog maar te zwijgen, juist de Chamito-Semitische talen schijnen van deze oude click-periode nog de duidelijkste sporen in hun klinkerlooze triconsonantische wortels te hebben bewaard. Dit triliteralisme toch blijkt nu niet alleen de vaste grondwet te zijn van 80% der Georgische woordstammen, maar eveneens van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijna al de Hottentot-woorden, naar H. Vedders reeds geciteerde grondformule en in alle drie deze groepen vigeert duidelijk de grondregel, dat de laatste dezer drie medeklinkers een sonant moet zijn of uit een sonant is ontstaan. Verder blijkt vooral uit de recente teksten van het Laz, dat de bij injectieve of inspiratorische zuiging noodwendige retrograde consonant-opvolging van (labiaal) dentaal, velaar, laryngaal, in de latere periodes der ejectieve of exspiratorische consonanten natuurlijk vanzelf in laryngaal, velaar, dentaal (labiaal) moest worden omgekeerd. Welnu deze zelfde Lazische metathesis vinden wij nu niet alleen reeds vroeg in een uitzonderlijk geval van het Oudgeorgisch, en als een vaak voorkomend verschijnsel in de Chamito-semitische wortels (denk aan qatal tegenover het Georgische qineba, dat wonden en krenken beteekent), maar als een klankwet zonder uitzondering in de belangrijke Oudindogermaansche woordengroep die in het Grieksch met ϰτ, χϑ of φϑ en in het Sanskrit met kbeginnen (als qineba: qatal: ϰτείνω: kanoti: wonden) en die voor meer dan 90% voor derden stammedeklinker een sonant vertoonen. Voor niet minder dan 41 dezer Indogermaansche woordfamilies, kon ik bovendien spelend, zonder eenige moeite ook etymologisch de Georgische grondwoorden en de oer-Kaukasische clicks vaststellen.Ook de Indogermaansche talen moeten dus op de een of andere wijze met het Georgisch en verderop met de oer-Kaukasische grondtaal samenhangen. Maar wat ik in mijn Fransch boek niet heb meegedeeld, wil ik er hier voor ‘Onze Taaltuin’ aan toevoegen. Zelfs in het Germaansch, ja in ons huidig Nederlandsch kunnen wij nog duidelijk deze triliterale uit clicks afkomstige woorden (soms met een klassesuffix ervoor) wedervinden. Met onze constateering omtrent de woordengroep van Grieksch ϰτείνω enz. hebben wij toch voor het Idg. een nieuw soort klankwet gevonden, dat, als wij de groep velaar + dentaal aan het woordbegin vinden, wij zeker weten, dat aan het eind van den stam dan een sonant volgen moet. Dat zulke wetten op oorspronkelijke laterale clicks teruggaan, wier oudste consonant-correspondenties natuur-noodwendig op een l, l' of lo uitgaan, die dan weldra respectievelijk in n, r, l, j of w, m overgingen, spreekt voor den lezer, die mij tot nu toe aandachtig gevolgd heeft, wel van zelf. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welnu, ik ben de vorige aflevering van ‘Onze Taaltuin’ opzettelijk met een onderzoek naar de consonantgroepen van het Nederlandsch begonnen, om er weer eens duidelijk op te wijzen, en aan sprekende tabellen te toonen, dat onze sp-, st- en sk (sch-) verbindingen aan het begin der woorden, evenals de -ps, -ts, en -ks aan het eind der woorden, eigenlijk geheel en al buiten de wetten van onzen Nederlandschen woordenbouw vallen; wat vooral hieruit blijkt, dat wij de Auslaut- en Inlaut-gevallen zoo goed als immer door een metathesis in -sp, -st en -sk (-sch) naar de algemeene wet van de stijgende en dalende sonoriteit onzer overige Nederlandsche woorden hebben omgezet. In mijn Colleges had ik deze vreemde Anlaute nu reeds in verbinding gebracht met den Kaukasischen inslag in het Indogermaansch en er op gewezen, dat die sk-, sp- en st-verbindingen waarschijnlijk wel op Georgische clickwoorden met cq of cqṷ Anlaut zouden berusten, daar de labiovelaar q hier gelijk in het Grieksch naar omstandigheden zoowel in een p als een t kon overgaan. Op de taalkaarten van wesp, gesp, hesp, rasp, rups, gispen, oprispen en berispen en een reeks parallelle kaarten met -sk- en -st- of -sk- en -ts- wees ik aan mijn leerlingen de dialectgebieden aan, waar de genoemde metathesis met meer of minder standvastigheid voorkwam, en aan welke vroegere historische invasies dat moest te wijten zijn.Ga naar voetnoot8) Wie schetst echter mijn verbazing toen ik bij een nauwkeuriger afwerking dier taalkaarten, bijna voor al die woorden, in een of meer dialecten, steeds weer een vreemd verkleinings-suffix op -el en -er begon te ontdekken; en dat niet alleen bij de substantiva, maar ook bij de verba, waar wij aan dat suffix -el-en -er-en een frequentatieve beteekenis plegen toe te schrijven. Rasp raps heeft een groot Oostnederl. gebied met raspel (ook in Maastricht). Wesp, wezzep-weps heeft in Oostbrabant vesper, wespel en hispel, terwijl Midden- en Zuid-Limburg mispel mespel, maspel en espel, en Oost-Vlaanderen wespel en Zuid-Brabant ook nog (r)ewspelGa naar voetnoot9) heeft.Ga naar voetnoot10) Rups, ropse, rops-rips, risp-resp-rusp luidt in Belgisch Limburg en Zuid-Brabant ripsel, repsel en rupsel, in Oostvlaanderen rispene, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ripsem, rissem en risme en in Westvlaanderen rutseme, retsem, ritsme en rotseme (rupsene reeds bij Kiliaen en in 't Mnl. waar bovendien ook rupseme voorkomt. (H)esp-(h)epse (ham) heeft in Overijssel den verkleiningsvorm hepsien, in Groningen den bijvorm haspel en in Friesland hispel. Gesp-geps heet in Overijssel, Gelderland en Limburg gespel, gepsel, geipel, gaspel en gaospel.Ga naar voetnoot11) Esp-epse heeft in Twente espel naast zich.Ga naar voetnoot12) Berispen-beripsen luidt in Overijssel, Gelderland en Oostbrabant respectievelijk rispelen en berzispele. Oprispen-opripsen heeft naast opritse in Gelderland ook in Limburg weer röpsele en oprupselen. Ik dacht toen ineens aan het merkwaardige feit in het Georgisch waar schijnbaar de 1 van woorden als qali water, die aanvankelijk dus zonder eenigen twijfel tot den click-stam ql behoorde, in een heele groep andere woorden als b.v. trtola sidderen voorkomt, dat eigenlijk uit een gedissimileerde reduplicatie van den stam tl bestaat, maar waarin het moderne taalgevoel een secundaire praesens-formatie op -ola meent te bezitten.Zouden al deze Germaansche woorden met -sp-el, st-el en -sk (-sch)-el ook zulke oude clickwoorden zijn, waarvan de -l dus tot den ouden stam behoorde, en slechts door de Germaansche Auslautwetten onder bepaalde omstandigheden afgevallen was, maar onder andere omstandigheden, (waar die Auslaut-wetten niet gewerkt hadden) dus gespaard was gebleven, en daar toen later als een suffix was gereïnterpreteerd volgens Ludwigs adaptatietheorie? Dat zou in het Germaansch niet zoo ongelooflijk wezen als het er op het eerste gezicht uitziet. Immers al onze meervoudsvormen op -er en -en b.v. hgd. Eier en nl. oogen zijn ook slechts neutrale -s-stammen en -n-stammen, die onder den invloed der Auslautwetten hun laatsten stamconsonant in het enkelvoud verloren, maar in het meervoud bewaard hebben; terwijl toen later die beide laatste stam-consonanten de in r veranderde -s en de n waardoor zich toen heel typisch het Meervoud begon te onderscheiden, als nieuwe | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meervouds-suffixen werden beschouwd, zoodat ze zich toen zelfs analogisch over een heele groep andere meervoudsvormen hebben uitgebreid. Al onze deminutiva zouden dan op een kerngroep van clickwoorden berusten. Dit alles wordt nu ineens tot absolute zekerheid als wij het oude Woordenboek der frequentatieven in het Nederlandsch van A. de Jager, Gouda 1875-78 opslaan. Hier toch vinden wij ineens een overvloedig materiaal van al deze gevallen.
Bovendien blijkt hieruit ineens duidelijk, dat alle werkwoorden op -skelen, via -schelen tot -selen geworden zijn, denk aan de koningsnamen der Warnen ao ± 500 als Arnegisclus enz. naast Arnegisils en de vele Mnl. vormen met -skl- voor het tegenwoordige -sl- aan het begin en in het midden der woorden. Zoo kunnen wij ons dan niet meer aan de overtuiging onttrekken, dat wij hier inderdaad met een groote groep van Oudgermaansche woorden te doen hebben, waarin zeker de analogie ook even vruchtbaar moet gewerkt hebben als bij de meervoudsvormen, maar die ten slotte toch met dezelfde zekerheid op een reeks kernvormen teruggaan, die nu in het licht van al het voorafgaande zich ten duidelijkste als triliterale consonantstammen openbaren die uiteindelijk op laterale clicks blijken te berusten. En dat hierbij de tegenwoordige beginconsonant op een voor-gevoegd klasse-praefix moet teruggaan, kunnen wij zelfs uit het Nederlandsch materiaal, b.v. voor wesp(el) nog bewijzen uit het feit dat in vier ver van elkaar liggende dialecten nog de praefixlooze vormen: espel, eisp, hispel, eps en eipe voorkomen, wat door de verdere Indogermaansche vormen wordt ondersteund. De eerste taak is nu: een Oudgermaansch of zelfs Indogermaansch Woordenboek van deze frequentatieve werkwoorden en de stamverwante nomina aan te leggen; want wat de Jager met de gebrekkige bronnen van zijn tijd nog maar half wist: deze groep is algemeen- of Oergermaansch en voor een groot deel zelfs Indogermaansch, en onze moderne talen hebben er slechts een betrekkelijk klein gedeelte van bewaard. Het zou echter zeer jammer zijn, als de toekomstige bewerker van dit woordenboek ons niet tegelijkertijd ineens de volle vruch- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten van zijn noesten arbeid liet plukken door de etymologie van de oude kerngroepen meteen in de Kaukasische talen aan te wijzen, wat, naar mij uit de noodige steekproeven is gebleken, vrij gemakkelijk blijkt. Ten slotte worden in het bedoelde boek ook nog veel analoge lateralen en daaruit ontstane consonantverbindingen aangewezen in de Oeralische talen van Siberië en het Eskimo, alsmede in vele inboorlingentalen van Noord-, Centraal- en Zuid-Amerika.
Als laatste moeilijkheid tegen het vroeger zoo frequente voorkomen van die taalclicks of zuigklanken komt ten slotte misschien de gedachte bij ons op: Allemaal mooi en goed, maar ik geloof het pas, als die smak- of zuigklanken ten minste hier of daar in de peripherie onzer talen nog als relicten of in bepaalde kringen tenminste als ‘Gesunkenes Kulturgut’ voortleven. Welnu, dat doen ze. De clicks komen 1o in Europa als gewone consonanten in woorden voor in verschillende Kaukasustalen, in de Raetische en Fransche Alpendialecten (b.v. te Vionnaz, Bas-Valais), in Bretagne, in Wales, maar 2o leven ze niet alleen in alle Europeesche talen; maar naar het zeggen van StopaGa naar voetnoot13) e.a. in alle huidige talen der wereld, die overigens heelemaal uit gewone consonanten en vocalen bestaan: in de Interjecties! Wie kent niet het vaak herhaald smakkend geluid van kinderen, als hun iets lekkers wordt beloofd. Dat is een alveolare click. Onze kus is niets anders als de bilabiale click der Boschjesmannen. ‘The Cabby's click used for urging on a horse’ bij Londensche koetsiers en jockey's is met min of meer variaties in heel Europa bekend, en is een dentale click. Daarentegen maken alle Midden- en Oost-Europeesche voerlui en koetsiers om hun paard te doen ophouden een dento-labiale click. Ten onzent is deze click volgens mijn Nijmeegsche zegslui ‘alleen voor Russische paarden’ in gebruik. Vendryes zegt dan ook (Le langage p. 39): Il a été établi (par Loth en l'abbé Rousselot) qu'en breton moderne le développement d'un p à la finale des premières personnes du pluriel (soit karomp = aimons de karom) résulte simplement de la production d'un clic. C'est un fait exceptionnel dans les langues modernes de l'Europe. En revanche, les clics servent dans toutes les langues à donner des interjections. Ainsi le français a un t inspiré pour exprimer le doute ou attirer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l'attention; en inspirant un t alvéolaire on marque l'admiration la surprise; l'inspiration de f exprime tantôt la satisfaction du gourmet, tantôt la sensation d'un effort ou d'une douleur vive et légère; le mot oui quand il s'agit d'un ‘oui’ douteux ou complaisant, est souvent prononcé par inspiration, et de même le mot non quand il est dit à voix basse et négligemment. Hiermee is dus ook het laatste bezwaar wel voldoende weerlegd. Maar juist om dit allerbelangrijkste relictgeval dus eens wat uitvoeriger toe te lichten, zullen wij in een of meer der volgende afleveringen van ‘Onze Taaltuin’ de primitieve taalcategorie der tusschenwerpsels in verband met de onomatopee en de clicks eens aan een degelijk onderzoek onderwerpen. Het eenig ongerief dat zich dan bij zoo'n tijdschrift-opstel zal voordoen is, dat wij die clicks zoo moeilijk met gewone letters op papier kunnen weergeven. Wij moesten er eigenlijk een grammophoon-plaat bij kunnen geven. Dan pas zouden de lezers ineens allerlei oude bekenden uit hun kinderjaren terugkennen. Want ook mij is het ten opzichte van de clicks gegaan als die type van Molière, die tot zijn groote verbazing ontdekte, dat hij levenslang ‘proza’ had gepraat. Pas sinds ik nu al vrij lang geleden met de echte clicks kon kennis maken, was mijn onmiddellijke indruk, dat ik vooral in mijn jeugd blijkbaar een volmaakte Hottentot was geweest, daar ik zoo goed als al hun clicks in een sterk gevarieerde reeks van allerlei emotioneele beteekenissen tot mijn dagelijksche beschikking heb gehad. Trouwens alle kinderen beginnen daarmee reeds in de wieg: tijdens de babbelperiode. En dat is begrijpelijk. Want het is hun aangeboren zuigbeweging. De eerste taaloefening der babbelperiode blijkt nu niets anders als een verbeelde maaltijd in moeders afwezigheid. Maar wat in een tijdschrift-artikel niet kan, kan wel op een Congres. Van 18 tot 22 Juli a.s. wordt daarom nu te Gent in Vlaanderen, niet heel en al per toeval, het Derde Internationale Congres der Phonetische Wetenschappen gehouden, waar speciaal door allerlei Africanisten het clickprobleem zal behandeld worden, maar in verband daarmee en ter toelichting daarvan zullen Prof. Daniël Jones uit Londen, Dr. Stopa uit Krakow, Dr. Zwirner uit Berlijn, Prof. Blanquaert uit Gent, Dr. L. Kaiser uit Amsterdam en ondergeteekende uit Nijmegen en omgeving ook nog een of meer grammophoonplaten meebrengen, met levende clicks uit hun eigen Europeesche omgeving. Men kan zich alsnog als lid voor dit Congres | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgeven bij den Secretaris Dr. Willem Pée, Phonetisch Laboratorium der Gentsche Universiteit. Het wordt zonder eenigen twijfel een zeer belangwekkende bijeenkomst, waar bijna alle wereldstaten door officieele Regeerings- en Universiteitsgedelegeerden zullen vertegenwoordigd zijn en speciaal voor het clickprobleem is zeker nog nooit ter wereld van zoo vele en verschillende zijden eendrachtige samenwerking en medehulp toegezegd.
Nijmegen, 9 Juni 1938. JAC. VAN GINNEKEN. |
|