Onze Taaltuin. Jaargang 6
(1937-1938)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdStructuurtypen in de beteekenis van Nedl. bewegingswerkwoordenDe ontwikkeling der algemeene beteekenisleer is zeker niet de sterkste zijde geweest van de taalwetenschap der negentiende eeuw. Nergens heeft de mechanistische associatiepsychologie die daaraan ten grondslag was gelegd zich ernstiger gewroken dan hier, bij dit onaanschouwelijk deel van het woord waar zij uiteraard ook het minst vat op de feiten had. Van Paul's overigens zoo kostbare Prinzipien vormt het vierde hoofdstuk over Wandel der Wortbedeutung ongetwijfeld niet het best geslaagde deel. En ook het Deutsche Wörterbuch, hoe zelfstandig ook in opvatting en bewerking tegenover dat van Grimm, Heyse, Weigand, e.a., en hoe geniaal zelfs in het anticipeeren op de sociologische stratificatie der verschillende woordgroepen die later de ontdekking van de fransche school heeten zal, schijnt niet het groote principieele werk geworden te zijn dat Paul tientallen jaren voor oogen heeft gezweefd. Weinig nieuws brengen ook de vele tientallen paginas door Wundt aaneengereid in het tweede deel van Die Sprache. Nog sterker dan bij Paul blijven de beschouwingen hier steeds maar draaien rond het zeker opvallende maar toch singuliere verschijnsel van den ‘Bedeutungswandel’. Rond de wending van de eeuw verandert de orientatie. Eerst worden door Meringer, Schrader e.a. ineens de Sachen achter de Wörter teruggevonden; nog later ook de taalsprekers zelf, die deze beide in één act telkens onwrikbaar met elkaar hebben verbonden. Zoowel de gevoelsfactoren als de sociale taalkringen krijgen de volle aandacht (Erdmann, Jaberg, van Ginneken, Meillet, Nyrop, Bally, Sperber, Stern e.a.). Het eigenlijk keerpunt ligt echter pas voor en na den wereldoorlog, als de nieuwe totalitaire opvattingen zich evengoed in de taalwetenschap een | |||||||
[pagina 312]
| |||||||
baan gaan breken, als in de philosophie, de psychologie, de biologie of de staatkunde. Na het detailonderzoek en het geweldige opgestapelde materiaal der voorgaande jaren gaat men zich thans op de meer algemeene en structureele problemen richten, de methoden van onderzoek worden meer immanent en objectief, bijna wiskundig. Men neemt in deze sfeer van nieuwe zakelijkheid allereerst het verschijnsel van het beteekenen als zoodanig onder de loupe en gaat na hoe geheel de structuur van het woord bij den spreker en den hoorder innig daarmede samenhangt; onderscheidt de volle symbolen van de vage teekenindices zonder meer en beseft allerduidelijkst, dat er reeds een beteekenisprobleem ligt vóór de grammatica, hoe nauw dan ook daarmede verbonden. En zonder den vroeger zoo gewichtigen Bedeutungswandel te ontkennen of in waarde te verkleinen, is men thans toch vóór alles geimponeerd door het zooveel karakteristieker en zooveel dieper liggende feit van de ééne objectieve en totale beteekenisstructuur van het woord, waaruit successievelijk al de practische nuancen voortkomen naargelang het steeds weer wisselende syntactische verband. Men tracht verder ook systematisch de typische structuur te achterhalen van den woordvoorraad waarover een taal in een bepaald semantisch rayon beschikt, als b.v. de modale hulpwerkwoorden of de woorden voor ethische begrippen, en belooft zich gouden bergen wanneer het op deze wijze eenmaal zal gelukken ook de volledige semantische structuren van bepaalde talen of taalkringen met elkaar te vergelijken. De vooruitzichten zijn inderdaad aanlokkelijk. Op al de aangeroerde problemen in te gaan ligt natuurlijk ver buiten het bestek. De bedoeling is thans alleen te laten zien hoe de onveranderlijke beteekeniseenheden van de verschillende woorden zich volgens bepaalde wetten tot een beperkt aantal typen terug laten brengen. Als punt van uitgang zijn daarbij gekozen de volgende veertien nederlandsche werkwoorden van beweging:
Men weet waarlijk niet wat er aan de beteekenis van een bepaald woord meer te bewonderen valt: de constantie van de totale eenheid of de aanpassing zoowel aan den spreker met al diens speciale eigenschappen en ervaringen als aan de uiterlijke realiteit. Al deze trekken zijn even onmis- | |||||||
[pagina 313]
| |||||||
baar en even karakteristiek. De beteekenis van een woord is een veel persoonlijker bezit van het sprekende individu dan de uiterlijke klank die zonder noemenswaardig onderscheid met duizenden taalgenooten wordt gedeeld. Een schat van ervaring en een geweldige denkarbeid, vooral in analytischen zin, ligt erin opgestapeld. Bij het kind is de semantische ontwikkeling nog vaag en zonder reliëf. Het niveau is nog weinig abstract, en zelfs de namen en de aangeduide dingen zelf worden nog min of meer verward. Ook als Keesje uit den Kleuterroman reeds lang weet dat zijn eene voetje voetje heet, blijft het b.v. nog een heele ontdekking voor hem dat ook het andere voetje met denzelfden naam wordt genoemd. En met de borden op de tafel, de stoelen langs den wand gaat het evenzoo. Maar later (b.v. in den leerplichtigen leeftijdGa naar voetnoot1)) wordt de wereld der onaanschouwelijke beteekenissen natuurlijk volop als zelfstandig erkend, en iedere ervaring die het kind opdoet, iederen nieuwen kant dien het aan de dingen ontdekt, vindt daarin onmiddellijk zijn reflex. De heele mensch met al de vermogens van zijn ziel en zijn zinnen leeft het leven, maar dit alles, het voelen zoo goed als het willen, het waarnemen niet minder dan het oordeelen, vindt op deze wijze ook zijn neerslag in de beteekenis. En dat de oorspronkelijke structureele eenheid van het geheel bij al deze bewegingen niet verloren gaat maar veeleer dieper wordt bevestigd, is in dit tijdschrift naar aanleiding van het werkwoord zitten, dat in onze taal niet minder dan twintig zeer uiteenloopende beteekenissen kan hebben, reeds eerder (I, 333) uitvoerig aangetoond. De verschillende beteekenissen van een woord in de taal van een volwassene vormen evengoed een vast en gesloten systeem als b.v. de uitdrukkingswijzen voor den genitief, de aspecten van het werkwoord of welk ander onderdeel van het morphologisch of syntactisch stelsel ook. Zoo gezien, valt het niet te verwonderen dat men de beteekenisstructuren van de bovenstaande bewegingsverba in het algemeen genomen naar juist dezelfde richtingen of maatstaven meten kan, als waaraan practisch elk menschelijk gebeuren van eenigen omvang kan worden getoetst. Daar is vooreerst een horizontale richting of as, die van objectieven oorsprong is, en waarop de verschillende zakelijk-logische elementen aangeteekend worden, waarin de handeling uiteenvalt. De tweede verticale as beweegt zich daarentegen geheel in de subjectieve orde en omvat de reflectie van den spreker op het gebeuren, op de uiterlijke beweging in engeren zin en de eigen innerlijke veranderingen daardoor gewekt. En tenslotte is daar de derde transversale as, die men de sociale of de complexe zou kunnen noemen, en waarvoor de verschillende standpunten beslissend zijn van de | |||||||
[pagina 314]
| |||||||
onderscheiden bij de beweging betrokken personen en objecten, zooals bij een werkwoord als deelen, geven etc. die van den agens, den ontvanger etc. De verschillende assen laten zich natuurlijk niet steeds scherp uit elkander houden, min of meer komen ze alle (althans de horizontale en de verticale as) in de meeste gevallen eendrachtig naast elkaar voor. Men vgl. de bijgaande teekeningen. Het aantal te citeeren voorbeelden van elke beteekenis blijft tot het uiterste beperkt. | |||||||
De horizontale as.Het eerste wat opvalt bij de horizontale as is de geweldige kracht, waarmede de analyse hier in de feiten is ingedrongen, en waardoor de geleding buitengewoon bewegelijk en lenig is geworden. Regelmatig worden drie phasen onderscheiden in de verschillende bewegingstypen: een beginen een eindpunt, waartusschen dan het verdere deel van het geheele gebeuren komt te liggen, dat naargelang de omstandigheden meer of minder onderverdeeld kan zijn. In de litteratuur geeft men in dergelijke gevallen gewoonlijk op, dat de beweging perfectief, inchoatief, duratief etc. is, of men stelt bepaalde bewegingsparen tegenover elkaar die resp. als centripetaal en centrifugaal gelden tegenover het subject. Het goede hierin is, dat zulke karakteristieken aangeven waar het voornaamste deel, het hoofdaccent van het geheele bewegingsverloop gelegen is. Maar ze zijn in den grond partiëel en onvolledig. Zoo zou men van buiten af b.v. in het scènetje Jan-komt-naar-Piet, waaruit de verschillende beteekenissen van ons werkwoord komen zijn afgeleid, nauwelijks gewicht hechten aan de vanzelfsprekende omstandigheid, dat Jan eerst zijn aanvankelijk standpunt los moet laten alvorens naar Piet te kunnen komen. De hoofdrichting van het gebeuren is hier immers duidelijk perfectief-centripetaal. Maar toch berust enkel en alleen op dit minimale element de karakteristieke nuance komen=loslaten, van standpunt veranderen, zooals men die b.v. aantreft in een uitdrukking als het eenigszins ironische Kom, kom! (iets minder kan ook nog! loop heen! ga weg!), dat in de omgangstaal van de meer beschaafde klassen volkomen is ingeburgerd. Vgl. eng. Oh come now! hgd. Ach was, gehen Sie (mir) doch! Ital. va' via! via! Omgekeerd kan langs denzelfden weg gaan ook gemakkelijk komen, naderbij komen beteekenen. Dat gaat te ver! Dat gaat mijn eer te na. Een typische karakteristiek van het nederlandsch (meer nog dan van het engelsch of het duitsch) schijnt het te zijn, dat de verschillende bewegingstypen, zooals die zich in de taal reflecteeren in het algemeen zeer regelmatig doorloopen worden. De initiale of de finale phase kan, zooals gezegd, als daar aanleiding toe bestaat wel de meeste aandacht opeischen, | |||||||
[pagina 315]
| |||||||
maar dit leidt niet tot verwaarloozing van de andere zijde. Dit gevoel voor evenwicht zal zeker met het koele phlegmatische germaansche volkskarakter samenhangen, althans romaansche talen als het fransch, het italiaansch en het spaansch geven op dit punt een veel grooter neiging te zien tot een sterker cholerisch-extreme doorleving. Een eerste voorbeeld van dit interessante onderscheid heeft men reeds bij het algemeene werkwoord bewegen zelf. In onze moedertaal geven de begin- en de eindphase elkander hier in ontwikkeling vrijwel niets toe, in het fra. en het ital. (ook eenigszins in het eng.) daarentegen heeft duidelijk de dynamiek van de eerste phase het meest geimponeerd. Men vgl.BEWEGEN
de volgende serie voorbeelden. 1. in beweging zetten, naar voren doen komen. B.v. hemel en aarde bewegen. In 't midden van de oproer, door 't ontroerde volk bewogen (de Brune); eng. to move a question, a resolution; fra. mouvoir une querelle (exciter), une guerre, tous procès mus et à mouvoir (en termes de palais); ital. muover dubbio, quistione, lite. 2. van plaats veranderen, verroeren. De zieke bewoog even het hoofd in zijn slaap. 3. zoover bewegen, zoover brengen, ergens neerleggen. Tot tranen bewogen. 'k Voel dat ik mij te zeer ontstel -, Dat men mij op 't bed bewege (Ledeganck, brenge). Legghende... de slotels van den sterfhuuze upt lijck ofte graf, of emmers die beweeghende in handen vanden clerck vanden... sterfhuuzen (Cost v. Brugge). Nog sprekender is misschien het geval van de reeds genoemde werkwoorden komen en gaan. Bij komen is de overheerschende tendenz niet minder duidelijk centripetaal gericht dan bij de overeenkomstige romaansche vormen; de dynamisch-resultatieve beteekenissen zijn hier echter niet alleen grooter in aantal, sommige zijn zelfs gegrammaticaliseerd en helpen mede het aspect van het werkwoord uit te drukken. De slotphase heeft bijna alle aandacht voor zich alleen opgeëischt! Bij aller, andare, andar | |||||||
[pagina 316]
| |||||||
geldt ongeveer hetzelfde voor het initiale centrifugale moment tegenover het nedl. gaan. B.v. naar voren komen etc.: De tandjes komen erg laat (van een kind). Veniunt felicius uvae. fra. Les enfants viennent mal dans les grandes villes; ital. venire a formare, a comporre qc. ‘gelingen etwas zu bilden, zu gestalten’. Verkrijgen etc.: U en comter af nemmer goet (Seven Vroeden). Hereditas mihi venit. spa. Le vino una herencia; venga esa carta (geven!); ital. per avventura mi venne trovato un buon uomo (erin slagen). Hulpwerkwoord: Fra. si je venais à mourir (vooruitblik); je viens de le voir (terugblik); spa. en qué vino á parar? ‘wohin ist er geraten, was ist aus ihm geworden?’ vengo de verle (terugblik); ital. venire dicendo (terugblik). Naargelang het object waarop de geleding zich richt kan de horizontale beteekenisas verder drie verschillende vormen vertoonen. Bij al de voorgaande bewegingstypen was het uitsluitend de verdeeling in de ruimte of in den tijd die den doorslag gaf. Dit is ook inderdaad het meest gewone geval, waarbij het aantal te onderscheiden leden zelden hoog oploopt en de onderlinge verhouding ook meestal eenvoudig nevenschikkend blijft. Het werkwoord brengen telt b.v. in het geheel slechts drie van dergelijke leden, komen zes, maar nemen acht of negen. In andere gevallen hangt echter alles af van de verschillende zakelijke elementen die bij de beweging betrokken zijn. Daarmede verkrijgt de horizontale as ineens een geheel ander aanzien; ze dringt zeker minder diep in de feiten door, maarDRUKKEN
wint daarvoor aan concrete overzichtelijkheid. Zoo kan b.v. ieder gemakkelijk nagaan, hoe de acht beteekenissen van het werkwoord drukken, | |||||||
[pagina 317]
| |||||||
dat een ongecompliceerde menschelijke handeling noemt met een sterk motorischen inslag, weer in drie ondergroepen verdeeld kunnen worden die zich ongedwongen rangschikken resp. A. rond den agens die den druk uitoefent (1. druk, kracht uitoefenen; 2. zwaar wegen op, nadruk aan iets geven; 3. nauw, krachtig aanraken); B. het object dat daardoor getroffen wordt (4. naar beneden duwen, drukken; 5. onderdrukken, dwingen; 6. terneerslaan, bedroeven); en C. het resultaat dat door de handeling ontstaat (7. maken, doen; 8. zoo doen, zoo maken). Men nadert op deze wijze reeds het type verdeeling volgens de derde transversale as. Tenslotte is er nog een derde zeer gewichtige orde waarin zich de horizontale as bewegen kan, nl. de syntactische of in iets ruimer zin de synsemantische. De bedoeling van het bewegingswerkwoord in deze gevallen is op de eerste plaats een verandering uit te drukken ten opzichte van de onmiddellijk voorafgaande situatie, die daarom ook tot op zekere hoogte in de uiteindelijke beteekenis verdisconteerd blijft. De verhoudingen zijn nu dus meer complex dan ooit. Men dringt niet tot de juiste bedoeling van den spreker door dan na een vrij diepgaande analyse van het geheele psychische milieu. De horizontale geleding draagt een bijna abstract-philosophisch karakter. Het eenige werkwoord uit onze serie dat deze merkwaardigheid regelmatig vertoont is blijven. Het werkwoord blijven kent allereerst een vier- of vijftal beteekenissen die buiten ons onderzoek vallen omdat ze zuiver statisch van karakter zijn. Des te belangwekkender is het rijke stelsel der glijdende of complexe beteekenissen, waarbij soms nuancen ontstaan die op het eerste gezicht eenvoudigweg onvereenigbaar lijken. Het zoo blijven wordt hier steeds gezien in tegenstelling met het wel veranderen in den tijd van andere dingen, in verband waarmede telkens ook een bepaald moment (b.v. het heden of ook een ander tijdstip) als punt van uitgang bij de beoordeeling wordt gekozen. Het Groot Woordenboek brengt ten onrechte de gansche reeks nuancen, die hiermede ineens mogelijk wordt gemaakt, alle onder een en hetzelfde hoofd bijeen met het weinig zeggende motto ‘perfectief’. I. Vooruitblik. Vooreerst bedoelt men in een groot aantal gevallen enkel uit te drukken, dat het onderhavige feit zich niet met de andere mee ontwikkelt. Deze tegenstelling met het wel verschuivende deel der werkelijkheid, dat de meeste nadruk blijft behouden, wordt uitdrukkelijk geconstateerd: 6. voortaan zoo blijven, niet verder meer veranderen. Zij wierp een peignoir over haar sarong en kabaai en bleef zoo (Couperus). 7. Als het perspectief achter het zoo blijven overweegt ontstaat op deze wijze de interessante nuance worden, zoo worden, die vooral ook in de | |||||||
[pagina 318]
| |||||||
naburige talen zeer frequent is. Wettige erfgenaam blijven. De dierbare Lijderes storf... en ik bleef nog geen zeventien jaar oud zijnde, ouderloos (de Brune). Fra. Son bras est resté paralytique. Ital. restar d'accordo. De. no. blive til en Stodder ‘(tot) een bedelaar worden’. In het deensch heeft blive zich vanuit deze nuance soms zelfs ontwikkeld tot het hulpwerkwoord voor den toekomenden tijd ‘zullen (zijn)’, ja, wat misschien nog sterker is, ook van de zoo voorname passieve functie heeft deze vorm zich hier meester gemaakt (vgl. no. bli); b.v. vi blev slaaede ‘wij werden geslagen’. 8. Een karakteristieke neventak van deze geheele ontwikkeling is nog de beteekenis afstammen, voortkomen uit, die in het mnl. voorkomt. Karle bleef keyser vort sijn leven, so daden selke die van hem bleven (Maerlant). Schematische voorstelling voor alle gevallen:
II. Het aantal verschillende beteekenissen, dat ontstaat bij den terugblik onder deze omstandigheden is veel grooter. Karakteristiek echter voor onze natuurlijke leefrichting, die vanzelfsprekend ook aan de taal ten grondslag ligt en die een vóórtleven, een vóórtstroomen is, ligt daar dan steeds een zekere negatieve tint over. Vooreerst kan de verandering van situatie, die in de gegeven omstandigheden zeker de normale gang van zaken gevormd zou hebben, door onverwachte oorzaken van buiten af tòch nog achterwege blijven; 9. niet verder (behoeven te) gaan. Ja, als ik blijven mag, zal ik mijn jas maar even uittrekken (toevallige gast die te dineeren is gevraagd).
Veel scherper wordt de tegenstelling als het punt dat in het tegenovergestelde geval bereikt zou zijn uitdrukkelijk aangewezen wordt of vanzelf uit de scène blijkt; 10. niet tot hier, niet zóóver komen. Blijf van mij af (tegen een aanvaller, = kom niet tot hier)! Waar blijft toch de bakker vanmorgen )uitblijven)!
Nu zijn er dus zelfs twee vaste punten in de beteekenis opgenomen. Een bijzonder geval hiervan is de bekende beteekenis van blijven in poëtische taal etc. 11. sneuvelen, omkomen. Zeer complex wordt tenslotte de situatie, als een deel der bedoelde feiten wèl maar een ander, grooter deel nièt in de verandering gedeeld heeft. De beide mogelijkheden worden nu min of meer bewust naast elkaar gesteld; 12. overblijven, resten. Van Vondels kinderen is er hem aan het eind van zijn leven geen een meer gebleven.
Ook de frequente beteekenissen met de nuance vastzitten die blijven hebben kan, berusten weer op de tegenstelling met den eeuwig voortijlenden stroom van den tijd. De sfeer is daarom negatief, maar de beschouwing behoeft niet van een vast punt uit te gaan; 13 vasthouden aan, niet loslaten.
of
| |||||||
[pagina 319]
| |||||||
Het aantal beteekenissen dat op één van de bovenbeschreven wijzen uit een bepaald bewegingsgebeuren kan worden afgeleid is reeds vrij groot, juist omdat de analyse hier zoover doordringt. Voor het practisch taalgebruik met zijn zeer veelzijdige behoeften behouden ze echter steeds één groot nadeel: het vitium originis van een al te grooten concreten inslag (vooral bij de beide eerste vormen). En voor de andere assen geldt, naar we nog zien zullen, mutatis mutandis hetzelfde. De beteekenissen komen niet los van hun materieelen feitelijken grondslag, en daarop berust toch pas de vlotte algemeene toepasselijkheid, hun volle linguistisch-sociale waarde. De taal kent nu twee gewichtige middelen om aan dezen ongewenschten toestand een einde te maken en meer profijt van de bewegingswoorden te trekken. Het eerste middel is een zeker ontledigingsverschijnsel; het bestaat hierin dat in een bepaalden context één of meer der meest concrete elementen die daarin niet passen eenvoudig wegvallen. Niet ten onrechte leerde reeds Paul met nadruk, dat de beteekenisinhoud en de beteekenisomvang van een woord twee omgekeerd evenredige zaken zijn. Een mooi voorbeeld daarvan levert het Groot Woordenboek bij de behandeling van het werkwoord keeren uit onze lijst. Het oorspronkelijk richtingselement (in het algemeen trouwens één van de meest vluchtige onderdeelen der motorische structuren) is hier zuiver renversief (omkeeren). Wordt dit echter gesublimeerd, dan wordt het werkwoord ineens minstens een dozijn gebruikswijzen rijker die het aanvankelijk niet bezat. Men kan evengoed zijn jas keeren als een rijtuig in een nauwe straat of de poffertjes in de pan, het opdringende water wordt evenzeer gekeerd als de eigen verdedigingswapens tegen een vijand, ja men kan ook in zichzelf keeren. Juist het omgekeerde, een zeker verzadigingsverschijnsel, heeft plaats wanneer de oorspronkelijke eenvormige motorische beteekenis in een bepaald milieu zoozeer met nieuwe elementen wordt doordrongen, dat het bewegingswoord tenslotte meer gaat beteekenen dan het oorspronkelijk wel uitdrukte. Ook dit kan weer in zeer verschillende graden en vormen plaats hebben. Iets dergelijks heeft men b.v. bij de zeer onbepaalde beteekenis 2. in beweging zijn, van plaats veranderen van het reeds besproken werkwoord bewegen. In de sociale orde ontwikkelt zich deze gemakkelijk tot de zooveel meer complexe nuance 4. omgaan met, of wanneer de nadruk meer op de subjectieve zijde valt 5. zich gedragen (beide in de romaansche talen onbekend). Zoo ontstaat hier uit de beteekenis 3. zoover bewegen op dezelfde wijze spoedig ook die van 6. overhalen, overreden, aanleiding geven tot. Zoo ergens in de taal een redelijke aanpassing vruchten draagt dan is dit hier in de beteekenisleer! Wanneer de oorspronkelijke en de latere beteekenis in dergelijke ge- | |||||||
[pagina 320]
| |||||||
vallen sterk van elkander afwijken of men daartusschen iets als een analogie meent te kunnen ontdekken, spreekt men in de taalwetenschap gaarne van een ‘overdrachtelijke’ beteekenis of een metaphora. Naar men ziet wordt er hier in werkelijkheid echter in het geheel niets overgedragen. Men kan den gang van zaken het best vergelijken met de bekende natuurkundige schoolproef, waarbij de constellatie van een aantal kleine ijzerdeeltjes in een magnetisch veld zich geheel wijzigt, omdat de polen verplaatst of verwisseld worden. Telkens komen weer andere elementen naar voren en schuiven andere naar den achtergrond. Zoo worden ook hier in den nieuwen context zonder eenig uiterlijk geweld telkens die deelen uit de volle beteekenisstructuur teruggedrongen, die daar onder de gewijzigde verhoudingen niet meer passen. Op uiterst eenvoudige wijze en met vol behoud van de oude uiterlijke vormen wordt de taal voor het nieuwe doel geschikt gemaakt. De term overdrachtelijke beteekenis is dus buitengewoon ongelukkig, ze berust op een onnatuurlijke isolatie van het woord ten opzichte van zijn syntactisch milieu en houdt niet in de minste mate rekening met het aandeel dat de levende en denkende mensch heeft aan dit gewichtige gebeuren. Het is echter moeilijk er iets anders voor in de plaats te stellen dat beter geschikt is.Ga naar voetnoot2) | |||||||
De verticale as.Voor verder indringende zelfbeschouwing blijft er bij een beweging niet veel gelegenheid over, vooral niet als deze eenigszins snel of met veel verandering van den uiterlijken vorm verloopt. De aandacht is te zeer voor andere dingen benoodigd. De variatie zit hier daarom niet in de uiterlijke feiten, zooals bij de horizontale as, maar in de twee of drie graden van diepte die men kan bereiken. En het gaat daarbij juist zooals in de moderne natuurkunde: naarmate men dieper doordringt en de analyse van de aanvankelijk zoo uiteenloopende structuren verder doorzet, blijken de | |||||||
[pagina 321]
| |||||||
elementen die voor den dag komen meer gelijk en verwisselbaar te zijn, zoodat hun gebruik in de taal ook des te algemeener kan worden. Juist bij dit type voorbeelden doet zich gaarne het hierboven genoemde verzadigingsverschijnsel voor, waarbij de motorische beteekenis achteraf met allerlei nieuwe elementen wordt verrijkt. Tenslotte ontwikkelen de bewegingswerkwoorden zich zelfs tot modale hulpwerkwoorden van allerlei soort en type. De eerste graad is nog nauw verwant aan de meetwijze van de horizontale as. De beteekenis sluit eenvoudig aan bij het een of ander subjectief moment uit het oorspronkelijke scènetje. De keuze die de taal daarbij doet is soms verrassend. Zoo vindt men bij het werkwoord deelen b.v. herhaaldelijk de beteekenis beslissen, bepalen; de schakel ligt blijkbaar in toedeelen, toewijzen. Mnl. vore (een) recht deelen = bij vonnis voor recht verklaren; een ordeel delen. Eng. to deal = to take measures (als handelsterm), the New Deal (amerikanisme); ital. dividere la battaglia ‘den Streit schlichten’; Plautus: vos (ista) inter vos partite (uitmaken); vgl. ook gri. νέμω. Bij werkwoorden van lichaamshouding of lichamelijke beweging, die innerlijke waarnemingen betreffen welke zich met een onweerstaanbare directheid opdringen waar geen enkel uiterlijk feit ooit bij halen kan, worden dergelijke beteekenissen uiteraard veel talrijker. Men telt daar soms heele series van, die alle op hetzelfde aanvankelijke element teruggaan, dat ze ook in de taal nog blijft doordringen en met elkander verbinden. Zoo kent staan b.v. niet minder dan zes nuancen die steunen op het gevoel van straf rechtop gericht, van ‘vol’ te zijn dat met het staan verbonden is, waarbij er dan nog vijf komen voor het stil en onaangeroerd zijn. Zitten heeft er op dezelfde wijze zes die aansluiten bij het gevoel van te rusten (l.c. p. 346). Een zeer bijzonder fortuin heeft het element hebben, omvat houden gemaakt, dat een deel vormt van brengen. Wie iets op een andere plaats moet brengen, dient natuurlijk - minstens een oogenblik - daarover te kunnen beschikken, dit te ‘hebben’. Zelfstandig vindt men dit element b.v. in een zin als Dit boek brengt weinig nieuws. Maar reeds in het mnl. is het vaak gedaald tot de rang van een hulpwerkwoord, juist zooals dat in de romaansche talen zoo vaak gebeurd is met stare, ire, venire, tenere, velle etc. B.v. Bringdi Renout gevaen? (Renout). Gedragen bringen = meegenomen hebben, meedragen etc. Vgl. Mnl. Wdbk. i.v. Stoett3, § 263. De volgende tweede en derde graden van de verticale as zijn nauwelijks te scheiden, omdat ze beide berusten op een orde, waarin de ontleding van het snel verloopende bewegingsgebeuren door den spreker | |||||||
[pagina 322]
| |||||||
niet verder doordringt dan de globale indruk. Het onderscheid is alleen, dat in het eerste geval de zuiver subjectieve kant overweegt, die niet meer omvat dan zich richten op, zich bezig houden met iets, en in het andere de meer algemeene en totale. Geheel op de zelfreflectie van het subject berust b.v. bij bewegen de mnl. beteekenis 7. overwegen, overleggen, zijn aandacht op iets richten, of in de passieve nuance 8. ontroerd worden, het gemoed aandoen. In het eerste geval gebruikt men in het moderne ndl. thans het compositum overwegen, cfr. hgd. erwägen. Dat is weer een algemeene trek in dergelijke gevallen. Bij gevoelsfeiten of wat daar onmiddellijk bij aansluit houden de germaansche talen (althans het ndl. en het hgd.) er niet van met een abstracte algemeene wijze van uitdrukken te volstaan, ze zoeken dan gaarne den steun van een concretiseerend partikel, zooals hier het praeverbium er een is of geven resp. de voorkeur aan een constructie met een voorzetsel boven de directe schakeling met het object. Mnl. beweecht = vastberaden, wel bedacht. Hgd. Maria behielt alle diese Worte und bewegte sie in ihrem Herzen (Luther). Een soortgelijke tegenstelling bestaat er tusschen de beide beteekenissen uit dit rayon van het werkwoord gaan; nl. 8. behandelen, het toezicht hebben over, betreffen (een soort verdichting naar den aktieven kant) en 9. beschouwd worden als, gelden als (passief). 8. Wie gaat er bij hen over het geld, hij of zij? Dat gaat op mij (die steek)! fra. Il y va de mon bonheur; zwe. det går å lif, å ära ‘it concerns my life, it touches my honour’. Vgl. Zd. Nedl. Welke dokter komt er over uwen zieken vader? 9. Abdul Hamit, die voor een groot kenner van vrouwelijk schoon gong (van Hemert, doorgaan voor). Erg ruim met dit laatste half geabstraheerde beteekenistype is het nederlandsch overigens in vergelijking met andere talen niet. Het fra. en het ital. (en vaak ook het eng.) bereiken in dit opzicht b.v. zeker een hooger gemiddeld niveau. De nederlandsche beteekenisstructuur blijft bij dit type bewegingswerkwoorden lang bij de strikt-concrete feiten staan om dan ineens af te dalen tot het algemeene type hulpwerkwoord, resp. copula dat reeds genoemd werd (vgl. ook hierachter p. 323 vv.). Tusschenvormen van den tweeden graad als zooeven bij bewegen en gaan zijn zeldzaam. De verklaring van dit gewichtige onderscheid zal opnieuw wel weer in ons spreekwoordelijk ‘nuchter’ en zakelijk volkskarakter te zoeken zijn. Daar komt bij dat ook sinds de mnl.-sche periode de practische waarde van de verticale beteekenisas nog aanmerkelijk is teruggeloopen, zooals bij werkwoorden als blijven, keeren, bewegen, staan, gaan etc. duidelijk blijkt. Ook het karakterverschil tusschen het hollandsche en het vlaamschbrabantsche volksdeel heeft hier dus blijkbaar zijn invloed niet gemist. | |||||||
[pagina 323]
| |||||||
Met het latere N.W. overwicht moge onze taal, juist als onze litteratuur, iets aan innerlijk evenwicht en zin voor consequentie gewonnen hebben, aan warme gevoeligheid die in een fijnen aanleg voor distinctie en afstand nemen een natuurlijke tegenpool vond, heeft ze ongetwijfeld verloren. Op momenten als deze worden dergelijke trekken noode gemist. Men vgl. bijv. de volgende gevallen, waar onze moedertaal practisch niets te stellen heeft naast de rijke parallellen uit de omringende talen; punt van uitgang is weer de beteekenis zich met iets bezighouden, aandacht aan iets besteden. Keeren: hgd. sich an einen kehren (= Rücksicht nehmen auf, sich kümmern um); cfr. ein Lexikon wälzen (= eifrig benutzen); eng. to turn something over in one's mind; lat. in Scipionem omnis civitas versa erat (had het oog gericht op); Livius: bellum in animo volvere; Plautus: homo in mercatura vertitur; ital. volgere i libri ‘die Bücher wälzen’; volgersi ad qualcheduno ‘sich jemandem zuwenden, seiner Partei zuneigen, auch Hinneigung zu ihm verspüren’; spa. volver por alguno ‘prendre la défense de quelqu'un’; volver en si ‘reprendre ses sens (après une faiblesse), se rendre à la raison’; volver sobre si ‘revenir d'une surprise, reprendre contenance’; dar vueltas á un asunto ‘tourner et retourner une affaire, la considérer en tout sens’; vgl. alleen ndl. inkeer. Deelen: hgd. Mit der Welt hatte ich nichts zu teilen (= zu schaffen, Goethe); eng. to deal in politics. Bij den laatsten verticalen graad is er vanzelf evenmin sprake van een verdere ontleding der beteekenissen als van den indruk die hier immers voor alles totaal is. Het eenige dat variatie brengt is het punt waarop de hoofdaandacht van den spreker komt te liggen, vóóraan of achteraan het gebeuren, of dat er wellicht in het geheel geen hoogtepunt te vinden is. De werkwoorden van beweging vertoonen een bijzonder rijke semantische structuur, omdat elk van de vele phasen en momenten als het ware weer tot afzonderlijke ontwikkelingen aanleiding kan geven. Hier wordt de diepte van de analyse echter wel op zeer bijzondere wijze beloond! Ze worden tot de pasmunt in het modale aspectenstelsel dat iedere europeesche taal bij de werkwoorden noodig heeft om het al te eenvormige tempussysteem te completeeren en bewegelijk te maken. De beteekenissen die op deze wijze ontstaan luiden er zijn, zoo zijn, zoo worden, of als het transitieve moment overweegt zoo doen zijn, zoo maken. In ieder goed woordenboek staan dergelijke feiten met massa's opgeteekend, onze grammatica's houden er echter slechts zelden rekening mee. | |||||||
Er zijn, zoo zijn, zoo worden.Over het ontstaan en de verspreiding van de beteekenis er zijn, zoo zijn | |||||||
[pagina 324]
| |||||||
bij werkwoorden als zitten, liggen, staan, vallen etc., waar het lichaamsgevoel gewoonlijk zeer diep en langdurig is, werd naar aanleiding van zitten (l.c. p. 342 vv.) reeds eerder gesproken. Niet minder interessant is die van zoo worden welke daar onmiddellijk bij aansluit. De vooruitblik blijft in al deze gevallen uiteraard dominant, maar de nuance is telkens weer iets anders. Bij geven en keeren is ze in het nedl. vrij neutraal. Dat geeft hier zeker ruzie, hommeles. Dat zou een malle historie geven (Loosjes). In andere talen is ze soms iets scherper, zoodat b.v. de beteekenis gebeuren, plaats hebben ontstaat. Hgd. er wird einen guten Soldaten geben, da wird's was geben! zwe. gifva sig till soldat ‘to enlist as (enter one's self a) soldier’; ital. può darsi ‘es könnte wohl geschehen; vielleicht’; spa. dé donde diere ‘arrive que pourra’. Veel meer resultatief gericht is direct komenGa naar voetnoot3); en nog meer gaan waar zich regelrecht de beteekenis ‘in de toekomst gebeuren, zullen’ ontwikkelt, die voor het gebruik als hulpwerkwoord natuurlijk zeer bevorderlijk is. Je zult zien, tusschen die twee komt het nooit meer goed. Hij kwam rood tot bachten zijn ooren (de Bo). eng. Come what may! lat. venire, evenire, usu venire ‘gebeuren, werkelijk gebeuren’. Hulpwerkwoord voor het futurum is b.v. de. komme, juist zooals de met lat. ire correspondeerende vormen in het fra., prov., spa., port. of gaan in sommige streken van Zd. Nederland. De. du kommer til at fortryde det ‘du wirst es bereuren’; fra. ja vais écrire (nabije toekomst); son imprudence va le perdre (verwijderde toekomst); spa. voy á escribir (als fra.).Ga naar voetnoot4) Thans ga ik U iets zeer gewichtigs vertellen (uit een brief). ‘Gaat gij zwijgen?’ bulderde Margriet. ‘Eene dienstmeid mag niet spreken’ (Conscience). Vallen wordt gekenmerkt door een plotselinge en vaak ook passieve nuance (vervallen), die den vooruitblik soms tot de meest nabije toekomst beperkt doet blijven. Zij vielen aan het werk, aan het plunderen. | |||||||
Er doen zijn, zoo doen zijn, zoo maken.De factitieve beteekenissen van den derden verticalen graad geven ons tenslotte de gelegenheid nog een andere gewichtige karakteristiek van de menschelijke bewegingen te leeren kennen, die hierboven reeds herhaaldelijk heeft doorgeschemerd, hoe deze nl. in het normale geval steeds met een bepaald doel worden gesteld. In dit doel, of dit nu van materieelen aard is of niet, leeft het subject tijdens de verplaatsing of de handeling, en dit is het dus ook dat de taal op de eerste plaats reflecteert. Het initiaal- | |||||||
[pagina 325]
| |||||||
dynamische moment is daaraan totaal ondergeschikt. Finis coronat opus! En daarom is het ook niet toevallig dat juist de werkwoorden nemen, brengen en geven hier de mooiste nuancen van dit perfectieve-resultatieve type leveren, wat de andere daaraan toe te voegen hebben is van weinig gewicht. De ontlediging van de beteekenis tot die van een hulpwerkwoord is in alle drie deze gevallen minstens even frequent als het gebruik als zelfstandig werkwoord. Er zit iets langzaams, iets omstandigs in de tweeledige constructies die op deze wijze ontstaan dat ze speciaal voor eenigszins gedragen proza bijzonder geschikt maakt. Bij nemen is de tendenz centripetaal gericht, daaraan is het zonder twijfel te danken dat ook het initiale moment hier tot op zekere hoogte in de beteekenis meespreekt. Dit werkwoord staat min of meer op de grens tusschen den tweeden en den derden graad. Men kan de beteekenis niet anders omschrijven dan aanvaarden, incorporeeren, resp. zoo doen. Brengen en vooral geven zijn daarentegen sterk actief en centrifugaal. De opvattingen van de verschillende talen wijken onderling sterk af, zooals ook nauwelijks anders te verwachten was, waar men hier zoo ver in de subjectieve orde der beteekenissen is afgedaald. Nemen: ter harte nemen (hgd. zwe. fra. ital. analoge constructies, lat. en eng. echter ineens een veel mildere opvatting, alqd. ad animum admittere, to lay to one's heart); in aanmerking nemen (hgd. de. eng. ital. spa. idem, maar weer veel gevoeliger fra. faire entrer en considération; hgd. ook in Betracht ziehen); de moeite nemen (naast zich de moeite geven; hgd., fra. eveneens beide constructies, maar eng. alleen de actieve, lat., ital. alleen de fijn-beheerschte met dare). Brengen: Henne ende ganse.. bringhen eyere (Nat. Bl.); het zoover brengen (hgd. idem; eng. to come, to rise to; fra. aller loin; lat. longius procedere honoribus, Cicero); ten offer brengen (hgd. idem; lat. fra. eng. ital. facere etc.; fra. ital. ook offrir etc.); Comt schenckt mij in dees' schale... Ick brenght U (v.d. Noot); nnedl. een dronk uitbrengen (de. idem), een toast instellen (hgd. jemandem eins bringen, einen Schluck kommen; zwe. föreslå en skål ‘to give (propose) a toast’; fra. porter un toste; ital. fare un brindisi); een bezoek brengen (afleggen, 17e eeuw ook geven; hgd. zwe. eng. fra. ital. spa. machen etc.; hgd. ook abstatten, eng. to pay, fra. rendre); got. frijana briggan (hgd. zwe. machen etc.); hgd. ein Kind zur Taufe bringen (nedl. eng. houden etc.; eng. fra. ook to present etc.); hgd. ein Kind auf das Gymnasium bringen (nedl. doen, zenden; zwe. settä; eng. to put; fra. placer; ital. mettere). Geven: rente geven (hgd. tragen, bringen; ital. spa. dare etc.; eng. to yield; ital. ook produrre); iemand verdriet geven (idem fra. spa.; nedl. ook doen; hgd. ital. machen etc.; fra. ook causer; ital. ook recar ‘più forte’; lat. | |||||||
[pagina 326]
| |||||||
affere; aegritudine afficere alqm.); geluid geven (idem hgd.; eng to emit; lat. edere, reddere; fra. rendre; ital. proferir; spa. far). | |||||||
De transversale as.De geleding van de transversale as berust op het aandeel dat elk der bij de behandeling betrokken grootheden heeft in de totale beteekenisstructuur. De zienswijzen van de verticale en de horizontale assen worden hier dus als het ware gekruist en gecombineerd. Dat deelnemende personen veel meer aanleiding geven tot het ontstaan van aaneensluitende beteekenissen dan levenlooze zaken, spreekt vanzelf. Vandaar dat de verhoudingen hier ook pas hun scherpsten vorm aannemen bij werkwoorden als brengen, geven, deelen, die geheel in de sociale sfeer gelegen zijn. Het onderscheid is vooral gelegen in den aard der behandeling. Een model van evenwicht en gelijkmatigheid is die van deelen. Alle elementen van het oorspronkelijk gebeuren hebben hun reflex gekregen, wat mogelijk met de nominale oorsprong van dit werkwoord samenhangt. De beteekenis van geven daarentegen is op allerlei punten geabstraheerd en sterk toegespitst. Vooral bij dit werkwoord treedt het aan den dag, dat de indogermaansche talen niet alleen abstract zijn in hun grammatica maar ook in de semasiologie. Brengen staat ongeveer tusschen deze beide typen in. | |||||||
Deelen.Niet minder dan zes beteekenissen zijn afgeleid van de figuur van den agens, twee zijn van objectieven- en vier oorspronkelijk van subjectieven aard. Men heeft 1. verdeelen, splitsen, in deelen splitsen. De rivier deelde het land in twee zeer ongelijke deelen; eerlijk deelen. 2. scheiden, afscheiden van. Dat heilige herte dat sig heeft gedild van allen erderschen dengen (Limb. Serm.). Cfr. ital. non mi partirò dalle istruzioni ‘ich werde nicht von den Vorschriften abweichen.’ Bij 3. vaststellen, beslissen, aanwijzen, uitspreken, komt het aandeel van den wil naar voren die bij het deelen natuurlijk steeds zeer actief is. Dit is de zooeven reeds besproken beteekenis. Nauw daarmede samen hangt de nuance 4. de baas zijn. Mnl. Troylus, ic sie u verliesen: die Grieken delen ende kiesen; sy wanen ons dryven sonder keer (Troyen). Cfr. eng. to deal well (ill) by ‘goed (slecht) bejegenen, behandelen’. In de moreele orde wordt het moment van het deelen belicht in 5. rechtvaardig zijn, rechtvaardig deelen, waar zich dan weer 6. allerlei dergelijke juridisch getinte beteekenissen bij aansluiten. Godt hem ontfaet in gracien hem deelende zyn eeuwich goet (Everaert). Dat spel delen; mlat. partiri jocum ‘goed, gelijk verdeelen’; gedeelt, ongedeelt spel ‘gelijke (ongelijke) kamp’. | |||||||
[pagina 327]
| |||||||
De meest interessante ontwikkeling echter vertoonen hier de materieele deelen zelf die bij de hoofdhandeling aan den geadresseerde worden toegewezen of overgedragen. Zelfstandige beteekenissen zijn het niet die op deze wijze ontstaan, wel echter zeer karakteristieke nuancen die andere beteekenissen overdekken en kleuren, en ook in andere talen verspreid zijn. Twee kanten vertoonen de deelen van een geheel: hun tegenwoordig gescheiden zijn maar niet minder de vroegere saamhoorigheid. Zoo vindt men hier ook twee hoofdrichtingen 7. gesplitst zijn, verdeeld zijn, en 8. bijeen behooren, samenhangen. Hij verdeelde den kostbaren buit. Vgl. fra. être divisés sur qc.; divisé d'avec soi (overhoop liggen); souvent les familles se divisent; ital. partire la voce ‘die Laute deutlich aussprechen, artikulieren’;
DEELEN
ancora non abbiamo diviso ‘noch sind wir ja gute Freunde’; spa. se le parte el corazon ‘son coeur est navré, déchiré’. Maar mnl. in gedeelden rade = een uit verschillende groepen samengestelde raad. Zeer gewoon is de beteekenis 9. schenken, uitdeelen, toedeelen, of in iets meer speciale nuance gelijke deelen geven. Is jouw deel grooter dan het mijne? eng. to deal a blow, God dealt him happiness; fra. être bien (mal) partagé ‘door de natuur (het lot) goed (slecht) bedeeld zijn’; ital. dividere il tempo ‘den Takt angeben’. Een bijzonder geval hiervan, weer in de juridische sfeer gelegen, is de Z. Nederlandsche beteekenis 10. erven. Nu Pierlala die deelde geld, zijn moeie die was dood (volkslied). Maar als het verkregen deel ongunstig uitvalt ontstaat 11. iemand iets aandoen, een poets bakken. Er zit reeds een duidelijke subjectieve nuance in deze beteekenis. Mnl. hi was in felre stede gheraect, daer men hem deilde evel spel (Walewein). Buitengewoon fraai zijn tenslotte ook de beide laatste beteekenissen waar het sociale standpunt geheel domineert en die duidelijk teruggaan op de zienswijze van den geaddresseerde: 12. samen met iemand deel aan iets hebben, gemeene zaak maken, of iets meer objectief gezien 13. met iets instemmen, hetzelfde zijn (hebben) als iemand. Iemands gevoelens | |||||||
[pagina 328]
| |||||||
deelen. Sij deylen tegens u en sullen met geweld u dringen van den throon (Westerbaen). Mnl. word delen mit enen, zwe. dela ord met ‘to exchange words with’; fra. partager l'opinion de qn.; eng. refuse to deal with (‘associate’); lat. participare suas laudes cum Caesone (Livius). Ondanks den geweldigen afstand die hier door het volle beteekenisverloop overspannen wordt, wijken de structuren in de omringende germaansche talen slechts weinig van die uit het nedl af. Dat het eng. en het hgd. een nuance ‘aandacht besteden aan’ meer tellen is reeds gebleken. In het eng. valt het hoofdaccent in ieder geval op het transitieve moment in de beleving, hetgeen in deze taal in dergelijke omstandigheden een algemeene regel schijnt te zijn. Nog meer dan bij ons gaat de aandacht uit naar het overdragen aan den geadresseerde (vlg. 9). In de romaansche talen daarentegen valt het gansche germaansche beteekeniskluwen over niet minder dan drie totaal gescheiden werkwoorden uiteen; fra. diviser, partager, séparer etc. | |||||||
Geven.Dat de toespitsing der beteekenisstructuur hier vooral aan de figuur van den agens ten goede is gekomen, kan in een indogermaansche taal niet verwonderen. Deze talen zijn als bezeten met een drang naar doen en naar drijven. Geven is naar zijn beteekenis beoordeeld het meest actieve en meest transitieve werkwoord uit onze geheele rij. De persoon van den geadresseerde is daartegenover slechts virtueel aanwezig; hij wordt tot op het uiterste benaderd, vooral in de romaansche talen, maar nooit geheel bereikt! De materieele overgedragen elementen, bij deelen zoo gewichtig, zijn zelfs geheel gesublimeerd, men vindt er in de structuur geen spoor van. Meer dan de helft van het totale aantal beteekenissen stamt van den subjectspersoon. Vooral weer in het romaansch zijn ook de subjectieve momenten naar oude en beproefde klare wijs van elkander gescheiden en tot het uitgangspunt van allerlei interessante afzonderlijke ontwikkelingen geworden. Men heeft 1. een zeker wilsmoment dat met name in sommige composita sterk is. Al mijn werken is tevergeefs, ik geef het op. Veel dieper grijpt in de nuance 2. edelmoedig zijn, loslaten, laten gaan, toegeven. Verkoop alles wat gij hebt en geef het den armen. Marc. 10, 21. Lat. date homini (terwille zijn); spa. darse ‘céder, se rendre au sentiment d'un autre, se soumettre à sa volonté’; fra. donner beaucoup à ses plaisirs; donner les chiens (op het wild loslaten); donner la bride (vieren); ital. darsi in pianto ‘in Weinen ausbrechen’. Nauw hangt hiermede samen 3. ergens iets voor over hebben, zonder tegenprestatie (afstaan). Ik geef er geen cent voor, zich moeite geven. Het is zaliger te geven dan te ont- | |||||||
[pagina 329]
| |||||||
vangen; fra. donnez cela à notre amitié (doen omwille van). 4. Zeer algemeen is weer de beteekenis 4. aandacht aan iets besteden etc. die ons reeds bekend is. Intusschen, na verloop van dagen, gaf zich de Koning weer aan 't jagen, en hield zijn maaltijd weer in 't bosch (Bilderdijk, zich wijden aan); hgd. nicht viel auf einen geben (zich storen aan); fra. Les français donnent beaucoup à l'harmonie des vers (hechten aan). Sterk negatief georienteerd in het spa. ha dado en ello ‘il s'obstine à cela.’ De praegnante ontwikkeling tot 5. beslissen, bepalen, aanwijzen, die zich hier zoo vaak voordoet kent onze taal alleen in de samenstelling aangeven;
GEVEN
vgl. lat. horam, locum dare; ital. dare gli esami ‘die Prüfungstermin bestimmen’; eng. the thermometer gives 80o in the shadow. Ook in de uiterlijke sociale zijde van de handeling is de analyse diep doorgedrongen; 6. schenken, verleenen. Iemand weer moed geven. Hetzelfde meer van de zijde van den begiftigde gezien: 7. toebedeelen, iemand met iets verrijken, verleenen, opdragen, toekennen. God geeft kracht naar kruis; eng. to give into custody, in charge. Evenzeer subjectief als objectief georienteerd zijn beteekenissen als 8. toestaan, meegeven. De hemel geve...; weten te geven en te nemen. Eng. to give ear (leenen aan); spa. dar oidos ‘prêter l'oreille, croire’; de. give efter ‘toegeven, toestemmen’; zwe. gifva efter ‘to give way, to yield, to relax, to loose’; hgd. das Tuch gibt sich (rekken). In een meer verheven orde ligt 9. wijden aan, offeren. Den eerstgeborene uwer zonen zult gij Mij geven. Exod. 22, 29; eng. to give oneself up to study; lat. lunae novae dare; operam dare (besteden aan); fra. donner dans la philosophie (opgaan in). Heel fijn gevoeld is weer de zeer veelzijdige nuance 10. minder worden, kwijt raken, loslaten. Voor minder dan honderd gulden kan ik u deze waren niet geven; iets eraan geven; hgd. das Fieber gibt sich (afnemen); fra. la plaie ne donne plus (vloeien, dragen); ital. | |||||||
[pagina 330]
| |||||||
l'acqua dà alle gambe ‘Wasser schwächt die Beine, d.h. man soll den Wein nicht mit Wasser vermischen’; eng. his strength will give out (te kort schieten, opraken); her voice gave way (in den steek laten, bezwijken); to give away a secret (verklappen, verraden). Rijk vertakt en zeer frequent zijn ook weer de motorische beteekenissen, waarbij het sociale element soms geheel op den achtergrond raakt. Allereerst 11. aanreiken, bezorgen, verschaffen, verstrekken, overleggen, aanbieden. Och, geef me eens even die dictionnaire aan! De Maasbode geeft alleen de feiten. Hiervan afgeleid is 12. (zich) ergens naartoe bewegen, richten naar. Zoo dacht ik op een Lentemorgen, en gaf mij naar een stillen plek (Bilderdijk); cfr. thans zich begeven. Ital. darla per un luogo ‘sich nach einem Orte hinwenden, die Schritte irgendwohin lenken’; darsi alla testa ‘in den Kopf steigen (berauschende Getränke)’; lat. vela in altum dare; zwe. gifva sig i kloster ‘to retire into a convent’; fra. cette chambre donne sur la rue (uitzien op, gericht zijn naar; id. spa. ital. eng.). Maar de beweging van het geven heeft een bepaald doel, bij den geadresseerde is ze aan haar eindterm. Dit leidt tot een aantal beteekenissen die zich alle concentreeren rond het element zoover. Men lette er echter op, dat zooals reeds vermeld, de figuur van den geadresseerde zelf in het geheel geen aandeel aan de beteekenis krijgt. Min of meer concreet is de finalistische nuance nog in 13. (bij iemand) tegenwoordig stellen, ter beschikking stellen, brengen. Een boodschap geven, iemand iets in den mond geven; ital. quel ragazzo mi dà alla spalla ‘jener Knabe reicht mir bis zur Schulter.’ Geheel abstract daarentegen is ze in (iemand) voor den geest stellen, doen schenken. Ik geef het je te raden (id. fra.). Een gegeven lijn, onder de gegeven omstandigheden; eng. I give you the ladies (voorstellen om op de gezondheid van de dames te drinken). De germaansche talen zijn hiermede aan het eind van hun kunnen. De licht-bewegelijke en gevoelige romaansche fantasie heeft echter nog voldoende aan het element zoover in een aantal andere omstandigheden, waar hun germaansche zusters direct naar veel krachtiger en grover beelden grijpen, zonder het daardoor intusschen in praegnantie van de zuidelijke parallellen te kunnen winnen. Men heeft 14. stooten op, treffen, aanvallen. Fra. le vaisseau donna contre un écueil (id. spa. ital.); spa. dar con una persona ‘trouver une personne en la cherchant’ (id. ital.); ital. darsi nell' occhio ‘in die Augen fallen, die Blicke auf sich ziehen’; fra. donner au but (id. ital.); spa. dar en el punto de la dificultad ‘saisir le point de la difficulté’; fra. donner sur un plat, un mets (aanvallen op); les troupes donnèrent sur l'ennemi; spa. dar por el pié ‘couper par la racine’ (met wortel en al uitroeien). | |||||||
[pagina 331]
| |||||||
Tenslotte volgen dan nog de beteekenissen van het zuiver abstracte type waarover reeds gesproken is: 15. opleveren, tot iets leiden, verschaffen, veroorzaken, er doen zijn; 16. zoo zijn, zich gedragen, gelden als, zoo worden; 17. zoo doen, zoo maken etc. Het opmerkelijke hierbij is alleen, dat onze moedertaal nu voor de algemeene formule ‘er is’ opeens de voorkeur geeft aan het latijnsch-romaansche kleurlooze type ital. ce ne sono molti, v'hanno molti ‘es gibt viele davon’; fra. il y a; spa. hay etc. boven de zooveel krachtiger teekening van hgd. es gibt, de. der gives etc. J. WILS. |
|