Onze Taaltuin. Jaargang 6
(1937-1938)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGronings: ool hinneHet zal wel geen lezer verbazen, dat de gewaardeerde koffiepot in ‘de vrouwentaal’ soms een liefelijke benaming ten deel valt. E.M. Wright vertelt in haar Rustic Speech and Folklore (1913) blz. 341: in East Anglia the kettle is nicknamed Betty, en Ter Laan noemt gronings stientjemui als naam voor de koffiepot. Het manvolk laat zijn sympathie meer naar de jenever- en wijnfles uitgaan. Ik herinner mij een Amsterdams student die - er waren die avond al heel wat ‘lijken’ gemaakt - een volle wijnfles pakte met de woorden ‘Marietje, kom eens bij je liefje’. Zulke uitingen zijn trouwens zo algemeen, dat ik haast aarzel er meer te noemen. In een interview pakt een dichter een fles bij ‘haar hals’ en noemt haar ‘old girl’ (G.H. 's-Gravesande, Sprekende Schrijvers, blz. 51). Bij Jeroen Jeroense (Kodd. Opschr., ed. 1709 II 62) is volgend ‘glasschrift’ afgedrukt: ‘Ik heb een Lief uit regter Min. Dag en nacht speelt zij in mijn zin. Haar naam is Truitje met een oor, Die ik voor myn Santin verkoor’, wat denken doet aan het fra. dame-jeanne ‘grosse bouteille, nom facétieux de matelot, devenu familier au vocabulaire maritime’ (Sainéan III 106; dit fra. woord leverde ital. damigiana, eng. demi-john, enz.; vgl. normand christine, zie ZsfromPhil. 33, 61 en 41, 584). De Parijse volkstaal kent fille ‘toegekurkte fles wijn’, une dame blanche ‘een fles witte wijn’, une demoiselle ‘een halve fles rode wijn’ (Plate, Wortk. des modernen Französisch). Genoeg daarvan! om tenminste voor te stellen het groninger ool hinne ‘de koffiepot, en euphemistisch: de jeneverflesch’ (Ter Laan) op te vatten als ‘de oude Hendrika’ (gron. hin = Hendrika) en te menen dat ool hinne in het groninger woordenboek niet onder het artikel hin(ne) ‘hen’ hoort te staan. Een schamele kanttekening bij het grootse werk van Ter Laan, op wiens geruchtloze en onmaniakale inventarisbeschrijving (evenals op die van zijn mede-liefhebbers De Bo, Is. Teirlinck en De Jager) | |
[pagina 174]
| |
de Nederlandse dialectkennis nog vele eeuwen zal kunnen berusten en waarvoor de Neerlandicus gaarne zijn petje afneemt. Gelukkig schrijver, voor wien dit boek niet eens zijn levenswerk schijnt te zijn!Ga naar voetnoot1) Batavia. H.L. BEZOEN. |
|