stijl van een bepaalden schrijver, in een bepaald stuk, dus van een zeer bepaalde taal. Voor deze 200 zinnen vond ik als gemiddelde van het aantal lettergrepen: 47.53, als dat van het aantal woorden: 26.10. Voor de lettergrepen was de gemiddelde afwijking van dit gemiddelde: 26.97, voor de woorden: 15.72.
Zooals ten deele in de figuur te zien is, waren er een zestal abnormaal lange zinnen (meer dan 120 lettergrepen) en ook een zestal abnormaal korte (minder dan 5 lettergrepen). Deze zijn, misschien ten onrechte, bij de berekening van de gemiddelden mee in aanmerking genomen.
Het schijnt voor de hand te liggen te verwachten, dat in lange zinnen naar verhouding meer leege woorden gevonden worden. Dit is, althans in dit voorbeeld, niet het geval. Het samenstel van den zin schijnt ook in dit opzicht zoozeer bepaald, dat alle zinnen daaraan beantwoorden, behoudens onbelangrijke afwijkingen.
Uiteraard is het onmogelijk hier uit te maken, wat persoonlijk en wat algemeen is. Ik vergeleek het bovenstaande vluchtig met twee andere texten, n.l. met een stuk uit de Zuivere Rede van Bolland en met een stuk uit het Leerboek der Natuurkunde van Lorentz. Het bleek, dat de gemiddelden bij Bolland zeer veel hooger, bij Lorentz zeer veel lager lagen. Bijzonderheden van deze beide schrijvers kunnen hier niet gegeven worden; bij Bolland trof, zooals te verwachten was, het betrekkelijk zeer groote aantal zelfstandige naamwoorden.
De uitkomsten uit bovenvermelde tellingen zijn dus tweeledig. Ten eerste geven zij een aanwijzing, dat het aantal woorden en het aantal lettergrepen in het Nederlandsch in een vaste verhouding tot elkaar staan, die misschien voor verschillende schrijvers dezelfde is, misschien individueel wisselt.
In de tweede plaats is gebleken, dat in een gedeelte van: De Nieuwe Richting in de Taalwetenschap, Van Ginneken zijn zinnen gebouwd heeft van gemiddeld 47.53 lettergrepen (m 47.53) en gemiddeld 21.10 woorden, met als gemiddelde afwijkingen resp. 26.97 (v 26.97) en 15.72.
In Statistiek en Taalwetenschap noemt Van Ginneken (m) en (v) een thermometer voor zieleleven en temperament. Voor een wetenschappelijke stijlleer schijnen dergelijke gegevens betreffende een groot aantal schrijvers inderdaad onontbeerlijk.
L. KAISER.