zijn object-vorm zelf reeds de beteekenis heeft van: de opmerking maken, dat..., is het nog eens causativeeren als in strijd met de behoeften der taal absoluut te verwerpen.
Naast het gebruik van ‘doen’ als overtollig-foutieve causatieve vorm wordt dit werkwoord gebruikt als manusje-van-alles, een vergaarbak, die allerlei nadere preciseeringen opvangt, als: de heer R. deed daarna verslag van de provinciale vergadering, inplaats van: verslag uitbrengen of geven of leveren. Uit een onzer groote dagbladen noteeren we het zinnetje: Twee zoons zaten in de bus, die de aanrijding deed.
Een recent geval: Spr. doet het verlies van de Chr. Hist. Unie leed, gelijk hem de opruiming onder de partijen vreugde doet.
Het is duidelijk, dat deze primitiveerende tendens zeer vervlakkend op het beeld onzer taal werkt en we derhalve moeten spreken van taalverarming.
In de lijst van ‘primitieve vormen’ wenschen we voorts nog het verschijnsel te plaatsen, door ons in berichten van dagblad- correspondenten opgemerkt, dat het nl. voor velen dezer scribenten zeer moeilijk blijkt te zijn te voldoen aan de eischen der constructie van de ‘nadat’-zin.
Ieder ook maar eenigszins ingewijde in de syntax van de volkstaal, zal het met ons eens zijn, dat dit type zinnen daar taboe is. Gaat de man uit het volk zich daaraan wagen, dan is het gevaar van te struikelen over de tijdstrap, zeer groot. Op het Plusquamperfectum grijpt hij niet terug, maar hij klampt zich angstvallig vast aan het Praeteritum van het bekende type volkstaal-zin uit het verhaal: toen... en toen... en toen...
Een korte observatie leverde reeds de onderstaande gevallen op:
nadat de heer W. nog opmerkte,...
nadat een tweetal aanwezigen zich lieten inschrijven als lid...
Spr. bepleit clementie voor de vrouw, die driftig werd, nadat de vrouw hem een slag op het hoofd toebracht.
nadat nog verschillende huishoudelijke zaken werden afgekondigd...
nadat er onder het zingen van Ps. 89:1 en 2 een collecte werd gehouden, werd de ouderavond gesloten.
Dat de moeilijkheden om uit de eenvoudige ‘toen’-zin op te stijgen tot de gecompliceerdheid van de ‘nadat’-zin, niet alleen tot de zeer primitieve taalgebruikers beperkt blijft, moge hieruit blijken, dat de op een na laatste zin afkomstig is van een onderwijzer.