Onze Taaltuin. Jaargang 6
(1937-1938)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGerard Manley Hopkins S.J.Ga naar voetnoot1)HIJ is geboren in 1844, gestorven in 1889, maar het litteraire levenslicht heeft hij pas gezien in 1918. Een merkwaardig geval. Gedurende zijn leven was hij enkel bekend als bekeerling, als Jezuiet, als leraar en later hoogleraar van het Grieks. Slechts bij hoge uitzondering werd er een enkel versje van hem gedrukt. Alleen zijn meest intieme vrienden wisten - en zij wisten het nog slechts met halve zekerheid - dat er een dichter in hem stak. Hij dichtte weinig, en met zeer grote inspanning, en wat hij aan verzen schreef, stuurde hij meestal in brieven weg, vooral aan den hofdichter Robert Bridges, dien hij alleen in staat achtte om zijn werk te begrijpen en te waarderen. Robert Bridges, die even oud was als Hopkins, heeft zijn vriend een-en-veertig jaren overleefd. Hij bewaarde Hopkins' verzen als een kostbare schat. Hij heeft ze dertig jaren lang in zijn schatkamer - of in zijn ijskast, of op zijn lessenaar - bewaard. En eindelijk in Januari 1918 liet hij een bundeltje drukken: 74 verzen op 92 bladzijden, met nog 30 bladzijden aantekeningen van hem zelf, en met een sonnet dat eindigt: Go forth: amidst our chaffinch flock display
Thy plumage of far wonder and heavenward flight!
Dit bundeltje was opgedragen aan de toen nog levende 98-jarige moeder van den dichter. | |
[pagina 96]
| |
In Januari 1918 was de oorlog nog niet uit, en het bescheiden bundeltje trok weinig aandacht. Totdat het tien jaar later ontdekt werd in Amerika door een Communistisch dichter Hart Crane (geb. 1899), die in den ascetischen priester een verwante geest vond. In 1930 bezorgde Charles Williams toen een nieuwe en vermeerderde uitgave van Bridges' bundeltje, en zond een ordebroeder G.F. Lahey S.J. de eerste levensschets van den bedeesden kloosterling de wijde wereld in. Van dien tijd af trekt de dichter Hopkins door Engeland en Amerika, en zijn tocht is een sensationele triomftocht. Dat wil zeggen, een triomftocht onder de dichters, meer dan onder de critici en vooral meer dan onder het grote publiek. Want Hopkins is een poète difficile, als er één is. Maar hij is The Poets' Poet bij uitstek. Het zijn vooral de jongere uiterst-links georienteerde dichters, als C. Day Lewis (geb. 1904), W.H. Auden (geb. 1907), S. Spender (geb. 1909), die hem bewonderen en tegen hem opzien als een voortrekker. Maar ook voor Edith Sitwell (geb. 1887) vertegenwoordigt hij een ideaal. Onder de allerjongsten zijn er zelfs die zich met handen en voeten aan hem overgeven en heel hun kunst op Hopkins modelleren. Het is al zó ver gekomen dat een Fellow van Oxford het nodig oordeelt in volle ernst de thesis te verdedigen: - de karakteristieke eigenschappen van de moderne poëzie zijn niet enkel en alleen aan Hopkins te danken.Ga naar voetnoot1) De kritiek, de orthodoxe kritiek, staat perplex, en de meest gezaghebbende stemmen spreken elkander vierkant tegen. Een veteraan als de Emeritus Professor van Liverpool, O. Elton (geb. 1861) vindt hem ‘invincibly queer’Ga naar voetnoot2). De officiele Poëzie-Professor te Oxford, E. de Selincourt (geb. 1870) ontdekt in zijn ‘eccentricity and extravagance’ slechts ‘intermittent flashes of real beauty’Ga naar voetnoot3). De Professor der Londense Universiteit, L. Abercrombie (geb. 1881), die zelf dichter is, aanvaardt Hopkins' poëzie als ‘profoundly original’, maar hecht weinig waarde aan zijn metrische theorieënGa naar voetnoot4). Herbert Read (geb. 1893) ten slotte, de gewezen Professor van Edinburg, wil voor het kleine bundeltje van Hopkins al de poëzie van al zijn tijdgenoten cadeau geven; en daarenboven meent hij dat Hopkins de techniek van het Engels vers beter begrepen heeft dan iemand nà Dryden, en dat Hopkins pas de grondslag heeft gelegd van een wetenschappelijke Engelse | |
[pagina 97]
| |
metriekGa naar voetnoot1). Herbert Read is zelf een van de jonge revolutionnaire dichters, en dit verklaart misschien voor een gedeelte zijn enthusiasme. Een min of meer gefundeerd oordeel, een oordeel dat zich kan rechtvaardigen en verantwoorden, over Hopkins als dichter, is misschien alleen te vormen op grond van een wetenschappelijke studie van Hopkins als theoreticus. De metrische en rhythmische theorieën van Hopkins worden pas in den allerlaatsten tijd meer in bijzonderheden bekend. Hij heeft er nooit iets van laten drukken, maar hij heeft er zeer uitvoerig en herhaaldelijk rekenschap van gegeven in talrijke brieven aan vrienden en kennissen. Een gedeelte van die brieven is in twee delen verschenen in 1935 en was de grote litteraire sensatie van dat jaar in Engeland en Amerika. Voor 1937 zijn weer nieuwe brieven en aantekeningen beloofd. En misschien staan ons nog allerlei verrassingen te wachten. Een globaal overzicht van Hopkins' theorieën heeft Collega Van Ginneken reeds gegeven in de Juli-aflevering van Onze Taaltuin en hij heeft daarbij de verrassende verwachting uitgesproken, dat die theorieën de sleutel kunnen bevatten van het nog altijd gesloten probleem van het rhythme der Hebreeuwse Psalmen. Hij gaat nog verder. ‘Alles belooft - zo schrijft hij - dat Hopkins' techniek ons ook een heel eind verder zal brengen niet in de Hebreeuwsche metriek alleen, maar ook nog in de versmaat van allerlei andere oude talen, wier verzen wij tot nu toe wel kunnen verstaan, maar waarvan ons het rhythme nog ten eenen male ontgaat’.Ga naar voetnoot2) Een grondig en methodisch onderzoek van die theorieën, en zorgvuldige analyse van Hopkins' eigen poëzie kunnen dus zeer belangrijke resultaten opleveren. Een mijner dichterlijk-begaafde en rhythme-gevoelige leerlingen, A. Etman, is met zulk een onderzoek bezig. Ik hoop dat hij het tot een bevredigend einde kan brengen. De moeielijkheden zijn groot, en zijn dubbel-groot voor een buitenlander, die het Engels niet volkomen als zijn moedertaal beheerst. Maar er zijn reeds belangrijke Engelse en Amerikaanse vóórstudiën, en hij heeft twee dingen vóór. Het is voor een buitenlander makkelijker om objectief en onpartijdig te zijn. En deze buitenlander is katholiek en toch geen Jezuïet. De strijd om Hopkins, een moderne Battle of the Books, is in | |
[pagina 98]
| |
Engeland niet een zuiver wetenschappelijk en artistiek geschil tussen dichters en critici, tussen jongeren en ouderen, tussen revolutionnairen en conservatieven. Een kwaadaardig element heeft van het begin af de strijd vertroebeld. Ik heb het reeds aangeduid. Heeft Robert Bridges, de hooggeëerde Poet Laureate, die vooral na 1889 (het stervensjaar van Hopkins) telkens opnieuw artikels en boeken schreef over Engelse prosodie, en die met zijn Testament of Beauty op meer dan 80-jarige leeftijd zoo plechtstatig is ondergegaan, heeft Robert Bridges tegenover zijn ‘vriend’ eerlijk spel gespeeld? De strijd om Hopkins is in Engeland voor een gedeelte een strijd om Bridges geworden. En de Jezuïeten zelf hebben Bridges al meer dan eens moeten verdedigen tegen het opdringen der Hopkins-vereerdersGa naar voetnoot1). In zijn onschuldigste vorm komt de strijd te voorschijn als Bridges geprezen wordt ten koste van Hopkins, of omgekeerd. Als een buitenlander zich gedwongen voelt partij te kiezen in deze strijd, dan zal hij zich niet zo gemakkelijk door onzuivere motieven laten leiden als een Engelsman. Een buitenlander heeft daarenboven uit den aard der zaak meer vergelijkingsmateriaal, zodat we werkelijk reden hebben van hem een meer objectieve studie te verwachten. Een zeer voorname overweging is daarenboven dat Hopkins katholiek priester is en Jezuïet. De overgrote meerderheid zowel van de critici als van de dichters, zowel van de tegenstanders als van de verdedigers van Hopkins, staat in Engeland en Amerika vreemd tegenover datgene wat de katholiek als vanzelf sprekend aanneemt. Bridges heeft zelf bekend altijd een weerzien gehad te hebben van Roomse theologie. Dat de psychoanalyse het geval-Hopkins aandurft, verwondert of ergert ons niet al te zeer.Ga naar voetnoot2) De psycho-analyse is een wetenschap-in-de-kinderschoenen; zij houdt van bravour-stukjes en vergrijpt zich zelfs aan Gods lieve heiligen. - Ontstellender echter is het, wanneer een Amerikaans dichter en vereerder van Hopkins, John Gould Fletcher (geb. 1886) durft beweren, dat Hopkins in zijn diepste wezen geen katholiek of christen, doch een heiden wasGa naar voetnoot3). Als Fletcher denken er velen, vrees ik, in Engeland en Amerika, want ze kennen de verhouding niet tussen natuur en genade. - Wie kan een dichter volledig begrijpen en waarderen, als hij geen sympathie gevoelt voor de dierbaarste overtuigingen | |
[pagina 99]
| |
van den dichter? Er is toch wel geen twijfel mogelijk. Men kan Hopkins' verzen desnoods verkeerd uitleggen, maar zijn levensgeschiedenis legt een ondubbelzinnig getuigenis voor hem af. Zijn bekering in 1866 werd gevolgd door zijn intrede in de Sociëteit, omdat hij zich niet tevreden kon stellen met een minimizing Catholicism, zoals hij het noemdeGa naar voetnoot1). Toen kwamen: twee jaren noviciaat, drie jaren philosophie, drie jaren theologie, toen de priesterwijding in 1877, en later nog het derde jaar noviciaat in 1881. Het klinkt allemaal zeer eenvoudig. De vorming van een Jezuïet is weinig interessant voor den biograaf, maar de Geestelijke Oefeningen en de ascese en de hogere studies naar vaste normen brengen de beste krachten in den mensch tot ontwikkeling. Als Jezuïet heeft Hopkins zijn zuiverste wezen gevonden. Toen hij nog een schooljongen van een jaar of twaalf was, gaf hij soms blijken van een verbazingwekkende, schoon onredelijke wilskrachtGa naar voetnoot2), en toonde hij reeds aanleg als taalvirtuoos door een kameraad te beschrijven als ‘a kaleidoscopic, particoloured, harlequinesque, thaumatropic being’Ga naar voetnoot3). Later, als artistiek jongeman en student te Oxford, onderging hij Browning en Shelley en Keats en de gekunstelde naïviteit der Pre-Raphaëlieten, en vond zijn religieus instinct de Metaphysicals der zeventiende eeuw. Het Jezuïetenleven bracht hem terug tot het essentiële. Het heeft zijn wilskracht een vaste richting gegeven; het heeft hem geïsoleerd van zijn tijd, maar zijn geest gesterkt en geschokt met de hoogste begrippen en de diepste emoties. Misschien heeft de spontaneïteit van zijn genie er iets onder geleden. De geregelde concentratie op het inwendig leven en het gewetensonderzoek heeft hem bijwijlen geleid tot een ietwat ziekelijke zelf-analyseGa naar voetnoot4), en de verruiming van den humor bleef hem onthouden. Maar Geloof, Hoop en Liefde verhelderden voor hem het leven en het uitzicht. Het A.M.D.G. was voor hem iets anders dan een leuze; het werd deel van zijn gevoelsleven. Boven zijn gedichten staat het niet. Het staat dikwijls wel, dikwijls niet, in de tekst; het is altijd hoorbaar in de klanken. Zijn eerste grote gedicht schreef hij op wens van zijn overste tijdens zijn eerste theologie-jaar, in 1875, toen enige Duitse Franciscanessen, door de Kulturkampf uit Duitsland verjaagd, op reis naar Amerika bij een schipbreuk waren verdronken. Dat gedicht, The Wreck of the Deutschland, werd zijn grote bevrijding. ‘I had long had haunting my ear the echo of a new rhythm which now I realized on paper.’Ga naar voetnoot5) | |
[pagina 100]
| |
In den beginne was het rhythme! Een geheel eigen rhythme zoals in de 19de eeuw nog niet was gehoord. En in iedere regel een intensiteit van emotie en een bewegelijkheid van beeld en gedachte die het hoogste en bijna onmogelijke vergen van de taal. Asceet, sidderend geknield voor Gods raadsbesluiten, denker en taalvirtuoos.Ga naar voetnoot1) Zijn levenservaring zou zich nog verder verdiepen en zich nu en dan uiten in nog zuiverder rhythmen. Tijdens zijn theologie-studie ontdekte hij Scotus ‘who of all men most sways my spirits to peace’.Ga naar voetnoot2) In het jaar zijner priesterwijding schreef hij zijn twaalfde gedicht: The Windhover, een sonnet opgedragen ‘To Christ our Lord’, omdat hij het zelf als zijn meesterstuk beschouwde. Tien jaar later, kort voor zijn dood, toen hij hoogleraar was te Dublin, overtrof hij zichzelf in het diepzinnige: That Nature is a Heraclitean Fire and of the comfort of the ResurrectionGa naar voetnoot3). Ook dit is een sonnet. De meeste zijner gedichten zijn sonnetten. De diepste dichterlijke bewogenheid zoekt vaak de meest gebonden vormen. Het is moeielijk uit deze gedichten iets voor Nederlandse lezers te citeren en te verklaren. Vertalen is onmogelijk. Hopkins is nederig, maar niet eenvoudig. Declameren doet hij niet. Hij schrijft zonder opdringerigheid, zonder luidruchtigheid, maar hij ontleedt zijn emoties met de grootste nauwkeurigheid en in de meest persoonlijke klanken en rhythmen, en die emoties zijn dramatisch bewogen en gecompliceerd. Daardoor krijgt de wijze, waarop hij de taal tyranniseert, iets van het souvereine sans-gêne van ShakespeareGa naar voetnoot4) of de meer opzettelijke moedwil van James Joyce. Ik wil een poging wagen met het sextet van The Windhover, een gedicht, waarin niets godsdienstigs voorkomt, maar dat door Egerton ClarkeGa naar voetnoot5) terecht als typerend voor Hopkins en voor zijn Jezuïetenstijl wordt beschreven, dat tegelijk een karakteristiek voorbeeld is van Hopkin's Gesprongen Rhythme, en dat de dichter zelf als zijn beste werk aan Christus heeft opgedragen. In de octave beschrijft Hopkins, hoe hij uit het raam van zijn cel een valk krachtig en prachtig had zien hangen, zien rijden, in de storm. En hij voelt zich diep ontroerd door die schoonheid. | |
[pagina 101]
| |
Dan mediteert hij: Brute beauty and valour and act, oh, air, pride, plume, here
Buckle! And the fire that breaks from thee then, a billion
Times told lovelier, more dangerous, O my chevalier!
No wonder of it: shéer plód makes plough down sillion
Shine, and blue-bleak embers, ah my dear,
Fall, gall themselves, and gash gold-vermillion.
Dit gehele sestet wordt beheerst door het éne woord: Buckle. Het heeft zeer bijzondere nadruk door zijn betekenis, door zijn plaats en door zijn zware, ploffende klank. Het is een ongewoon en daarom opvallend woord, en betekent zoveel als: samengespen, zich aangordenGa naar voetnoot1). Het wordt in eigenlijke zin vooral gezegd van ruiters - de dichter zag de valk immers rijden - en daarom wordt de vogel in de derde regel ook aangeduid als: chevalier. - Het staat met bijzondere kracht voorop in de tweede regel, na het hoge, ijle, gerekte rijmwoord: here, en als derde allittererend woord na het reeds zware: Brute beauty. De consonanten zijn in het Engels een meer expressief en wezenlijk bestanddeel van het woord dan in enige andere taal. De zware eerste noot van Buckle wordt aangeslagen door al de b's en p's tot in de vijfde regel toe. Door alle regels heen resoneert echter ook de vloeiende gedragen klank van de letter l, waarmee het woord eindigt. En misschien is het geen toeval, dat de resolute verbeten g-woorden in de laatste regel lichtelijk gepreludeerd worden in de k die tussen de b en de l instaat. Ik ken geen Nederlands woord, dat de kracht van het centrale Buckle kan weergeven. Maar voor een tamme begripsverklaring meen ik mij te mogen bedienen van: samenwerken, waarbij in het begin de nadruk dan valt op: samen, en later meer gedacht wordt aan: werken. De betekenis dier zes regels stel ik mij dan als volgt voor. Bij de vlucht van die vogel werkt alles samen: dierlijke schoonheid en moed en energie. Och, ik weet het wel: het is maar ijle lucht en ijdele trots en licht gevederte (in het Engels drie kleine woordjes na de gewichtige analyse van de eerste indruk). Doch als alle krachten samen- | |
[pagina 102]
| |
werken, dan komt er vanzelf vuur uit; dan kun je gevaren trotseren, en wie gevaren trotseert, is oneindig veel schoner dan wie niets doet. Dat geldt van jou, ruiter-van-een-vogel; maar het geldt ook van het nederigste. Het ploegijzer wordt pas blinkend als het door de akker ploetert. En lijkkleurige smeulende sintels (ach arme! hoe is het toch mogelijk?) worden nog schoon, als ze uiteenvallen en pijnlijk openscheuren; dan stralen zij nog als een heiligen-aureool. Zo volgen de gedachten op elkander. Maar in het Engels worden al de ontroeringen van den dichter hoorbaar: eerst bewondering en bezinning en een vaag heimwee, en daarna hoort men hem kreunen over de eentonige routine van het leven, zich diep verootmoedigen, en dan de tanden opeenzetten en de arbeid aanpakken in het vertrouwen op de hemel. Het ‘buckle’ klinkt uit in een ‘gold-vermilion’. Per aspera ad astra. To Christ our Lord.
Nijmegen, Kerstmis 1936. FR. AURELIUS POMPEN O.F.M. |
|