Onze Taaltuin. Jaargang 6
(1937-1938)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TrudonianaMET de uitgave ‘Trou moet blijcken’Ga naar voetnoot1) verrichtte Dr. G. Kalff, nu een halve eeuw ongeveer geleden, een werk, waarvoor de toenmalige literatuurhistorici hem zeer dankbaar moesten zijn. Weinig bekend en niet voor iedereen toegankelijk materiaal werd te hunner beschikking gesteld. Ook de filologen en lexicologen konden hun voordeel doen met de taal dezer 16e-eeuwse stukken. De talrijke aanhalingen uit de bundel in het Woordenboek der Nederlandse Taal zijn in dit opzicht karakteristiek. Nog steeds is ‘Trou moet blijcken’ uit een literair-historisch oogpunt van belang. De filologie heeft intussen aan tekstuitgaven andere eisen gaan stellen dan in 1899.Ga naar voetnoot2) Het is onze bedoeling in deze bijdrage enige aanvullingen te geven op deel I van het spel van St. Trudo, waaruit een nieuwe uitgever van het heiligenspel misschien profijt kan trekken. De taak van dezen laatste is overigens daarom al gemakkelijker dan die van G. Kalff, omdat hij gebruik kan maken van een tweede handschrift, dat de eerste uitgever niet kende.Ga naar voetnoot3) Dit tweede handschrift (L. 19) geeft van deel I ongeveer dezelfde tekst als het eerste (L. 78). De titel, in L. 78 ontbrekende, luidt ‘Het leven van Sintruijden in rethorijcxsche dichte hier voermael ghemaeckt van heer Cristiaen Fastraets preecheer van Loven uut dien Convent’.
Verder wijkt L. 19 af op de volgende plaats:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L. 19
Levi
Spannen wy ons net
Baal
Wy souwenter ghern onterven
Levi
Wt dat hemelsche vet
Baal
Och costen wy dat verwerven
Levi
Ent kerckwerck op hem viele
Baal
En soe quam te sterven
Levi
Dan waer ons die ziele
Baal
Hola kossyn ick vlie
Ook de toneelaanwijzingen verschillen somtijds.
L. 19
Pauseren
Die pate metten kinde op den
arm ende noch twee peters,
ende noch veel edel vrouwen
die ter kerstenheyt met gaen
ende het sullen wesen al eedel
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
persoenen indt habijdt wel
verciert met gouwen kettenen
inden hals
Kleine verschillen ook na 322, 902, 1163. Grote afwijkingen zijn dit niet. Volledigheidshalve vermelden we, dat in L. 78 soms in margine met andere hand de bijbelplaatsen vermeld worden, waarop de versregel betrekking heeft. Zo staat bij de regel 168:
met een andere hand bijgeschreven Ephe. 4. Idem bij regel 178 Matt - 7. Deze marginale aantekeningen ontbreken in L. 19. De hoofdverschillen tussen L. 78 en L. 79 zitten in de spelling en de taalvormen en in het al of niet aanwezig zijn van lidwoorden, bijwoorden, voornaamwoorden, klein goed, waarvan echter dikwijls de verstaanbaarheid van de versregel afhangt. L. 19 maakt, wat de spelling betreft, een meer verzorgde indruk dan L. 78. De meeste regels beginnen ook met een hoofdletter, terwijl bij L. 78 de kleine letter overheerst, maar in deze ook geen consequentie gevonden wordt. Hetzelfde woord in dezelfde omstandigheden schrijft L. 78 nu eens zus, dan weer zo. L. 19 is ook niet altijd consequent, maar men meent toch een streven te kunnen waarnemen naar consequentie o.a. zich uitend in de verbeteringen van verkeerd geschreven woorden. Zo verbetert L. 19 stieren (T.M.B. 1520) in stiren door doorhaling van de e, omdat er onmiddellijk op volgen verciren, goedertiren, stiren, roosiren, maniren, ofschoon we elders (b.v. T.M.B. 1212) bij L. 19 de vorm stieren vinden. In de taalvormen bestaat echter groot verschil. De taal van L. 78 is veel dialectischer gekleurd dan die van L. 19. Vormen als layt, bayt, gayt, bestayt enz. in L. 78, vindt men in L. 19 meestal gespeld als laet, baet, gaet, bestaet. Dit kan niet alleen een spellingverschil zijn. De verschoven vormen vrouwen chrachtere (410) brecht (615, 767, 895 en passim) uit L. 78 luiden in L. 19 vrouwen crachtere, breeckt (breecket). De voorliefde voor verkorting van klinkers in L. 78 b.v. (1396 en vlg.) ghecrokt, ghestockt, ghecockt, (1759 en vlg.) karken, parken, varken, harken vermijdt L. 19, zodat we daar vinden ghekroeckt, ghestoeckt, ghecoeckt, wel karken, parken, maar vaerken, haerken, niettegenstaande het rijm op karken, parken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In L. 78 (1405 en vlg.) ontmoeten we sentken, diamentken, twawentken, quentken tegenover santken, diamantken, trawantken, quantken in L. 19. Het is waar, dat veel van deze vormen uit L. 78 in de mond gelegd worden van de duiveltjes en dat men zou kunnen denken aan een poging om hiermee de rouwe, onbeschaafde taal van de beide hellewichten beter te typeren. Maar in de eerste plaats, niet uitsluitend bij Leviathan en Baalberith komen ze voor en in de tweede plaats, waarom zou L. 19 dan dit hulpmiddel niet aangewend hebben? Zijn die vormen echter van den kopiist of van den oorspronkelijken schrijver? Indien we iets meer van Cristiaen Fastraets wisten, inzonderheid waar hij geboren was, dan zou dit ongetwijfeld een kostbare aanwijzing kunnen zijn omtrent de oorspronkelijke taal van het spel en meteen omtrent de prioriteit van een der beide handschriften. De verschuiving en de umlaut wijzen in alle geval in oostelijke richting evenals de regels 578 en 579, T.M.B. Baalb. Ick sallen noch vueren. Levi. Over berch van Gulpen. We hebben met opzet boven bij de aanhalingen naast de tekst uit T.M.B. ook de tekst uit L. 78 en L. 19 medegedeeld. Daar blijkt duidelijk uit, dat in T.M.B. de interpunctie min of meer gewijzigd is naar het persoonlijk gevoelen van den uitgever. Dit kan echter gevaar opleveren niet alleen wat de betekenis van de tekst betreft, maar ook in een ander opzicht. De interpunctie in de beide handschriften dient namelijk dikwijls om den lezer opmerkzaam te maken op de kunstigheid van het rederijkersvers. Het gebed b.v. dat Trudo (T.M.B. 1081 en vlg.) richt tot God, heeft de uitgever van T.M.B. zeer vrij geïnterpungeerd. Ter vergelijking plaatsen we hier de fototypie van f. 24 vo uit L. 78 naast de tekst uit T.M.B. 1091[regelnummer]
Patientie iont my teghen syn spouwen,
Grouwen mach wel elck voor sviants presentie.
Violentie es syn excellentie.
Resistentie iont my tallen daghen.
1095[regelnummer]
Iaghen compt my ten wercke diligentie.
D'intentie layt u, o Jesu, behaghen.
Vraghen en sal (ick) na vrinden noch maghen.
Waghen sal ick om u ziele en lyff, ghelt en goet,
Al moet ick hun altyts eere draghen,
1100[regelnummer]
Knaghen compt my u liefde inder hertten gloet.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SPEL VAN ST. TRUDO DEEL I f. 24 vo UIT L. 78
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vroet compt hier myn vader, ghaende metter spoet.
Soet willicken groeten voor alle ghequel:
Wel moeyt ghy varen, reyn vaderlyck bloet!
Doet my doch weten, hoet met u es int leven hel.
Wilboldus.
1105[regelnummer]
Willecoom, sone, zeerGa naar voetnoot1) wel behaght my uwen rel;
Naden licham ben ic relyck wel varende,
Als ick u aensien, verlichten die sinnen snel,
God sy u altyts wel bewarende!
Een dinck is u myn hertte openbarende,
1110[regelnummer]
Begherende, dat ghy my datte octroyeert:
Gheen ander erffghenaem en es my narende,
Dan ghy, die na my theel goed noch possideert.
Dus dat myn herte nu aen u begheert:
Dat ghy u doch voecht totten houwelyken staet,
1115[regelnummer]
Ghy syt van edelen bloede, twoort u vercleert,
En uwen ryckdom veel lien te boven gaet.
Iemand die de beide interpungeringen vergelijkt, ziet onmiddellijk de verschillen. Niet zonder reden zou hij dan ook kunnen vragen: Is het eigenlijk wel geoorloofd, dat door zulk willekeurig wijzigen der interpunctie de duidelijke bedoeling van L. 78 om het kettingrijm aan te geven, wordt miskend? Het miskennen van de bedoeling van den schrijver heeft in een ander opzicht ook gevolgen gehad. T.M.B. heeft nl. geen rekening gehouden met de ‘Brechung’ van verschillende versregels. Noch L. 78, noch L. 19 laten de Brechung door interpunctie of op andere wijze uitkomen. Maar dat neemt niet weg, dat ze er is en dat wanneer men bij de nummering der versregels er geen rekening meehoudt, men tot een te groot aantal regels komt, afgezien van het feit, dat sommige regels schijnbaar niet rijmen. De doopplechtigheid b.v. vindt men in T.M.B. aldus gedrukt (vs. 342 en vlg.): Die Pastoor.
342[regelnummer]
Spreeckt in dit bemercken inden naem vanden kinde:
343[regelnummer]
‘Abrenuncio van sviants bewinde!’
Paten en Peters tsamen.
344[regelnummer]
Abrenuncio!
Die Pastoor.
345[regelnummer]
Van syn wercken onsachtich
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pater en Peter. (L. 78 Paten en peters; L. 19 idem)
346[regelnummer]
Abrenuncio!
Die Pastoor.
347[regelnummer]
En van syn pompen ten inde
Pater en Peter. (L. 78 Paten en peters; L. 19 idem)
348[regelnummer]
Abrenuncio!
Die Pastoor.
349[regelnummer]
Ghelooft ghy in God den vader almachtich?
Pater en Peter. (L. 78 Paten en peters; L. 19 idem)
350[regelnummer]
Credo!
Die Pastoor.
351[regelnummer]
En in synen soone ghepassiet warachtig?
Pater en Peter. (L. 78 Paten en peters; L. 19 idem)
352[regelnummer]
Credo!
Die Pastoor.
353[regelnummer]
Gheloeft ghy oock inden heylighen gheest?
Pater en Peter. (L. 78 Paten en peters; L. 19 idem)
354[regelnummer]
Credo!
Die Pastoor.
355[regelnummer]
Soo blyft als ghedoepte int gheloeve crachtich
356[regelnummer]
En God syn u behoedere voor sviants tempeest!
Dit diende op z'n minst aldus gedrukt te zijn: Die Pastoor.
342[regelnummer]
Spreeckt in dit bemercken inden naem vanden kinde:
343[regelnummer]
‘Abrenuncio van sviants bewinde!’
Paten en Peters tsamen.
344[regelnummer]
Abrenuncio!
Die Pastoor.
Van syn wercken onsachtich
Paten en Peters.
345[regelnummer]
Abrenuntio!
Die Pastoor.
En van syn pompen ten inde
Paten en Peters.
346[regelnummer]
Abrenuncio!
Die Pastoor.
Ghelooft ghy in God den vader almachtig?
etc.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tengevolge van het niet rekening houden met de Brechung stemt het aantal regels in T.M.B. nl. 1800 niet overeen met hetgeen beide handschriften uitdrukkelijk vermelden: L. 19 f. 73 vo Lanck X i i j c l X X X V ij regulen L. 78 f. 39 ro Lanck X i i j c l. x x x v ij Regulen Het zou hoogst onbillijk zijn, indien men in 1937 het bovengenoemde een uitgever van 1889 zwaar zou aanrekenen. Aan de literair-historische waarde van T.M.B. doet dit alles trouwens niets af. Daarenboven bewijzen de in T.M.B. voorgestelde tekstverbeteringen herhaaldelijk, dat de uitgever, niettegenstaande hij maar over L. 78 beschikte, de juiste lezing vond, bevestigd als zijn emendaties worden door L. 19. Juist zijn ontwijfelbaar de conjecturen in vs. 242, 546, 933, 1077, 1268, 1388, 1608. Maar er valt meer te ‘verbeteren’, vooral nu L. 19 geraadpleegd kan worden. Ziehier o.a. enige voorbeelden. Het zijn plaatsen, welke wij op grond van een hernieuwde lezing van L. 78, tegelijk gebruik makende van L. 19 en de tekst der Latijnse schoolkomedie menen te mogen anders lezen dan in T.M.B.
Fastraets maakt bijna nooit gebruik van gelijk rijm. Indien wij vadere lezen, krijgen we gelijk rijm met 102. Daarenboven geeft adere hier een zeer goede zin nl. de ‘bronaer’ van alle goed, een bijstelling bij het onmiddellijk voorafgaande U goddelycke goetheyt.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lees: voerde of vierde. Bedoeld is hier het vierde boek van het Liber Sapientiae, dat begint: O quam pulchra est castra generatio cum claritate: immortalis est enim memoria illius: quoniam et apud Deum nota est, et apud homines.
Clercken en papen is een vaste uitdrukking. Er is hier sprake van personen. Vermoedelijk is dus te lezen in 230 clercken; ook de Lat. comedie heeft:
Lees verder: 232 tsyne, dat in het handschrift staat.
Er staat duidelijk in L. 98 persoenen, als is de p ietwat ongewoon.
L. 78 moet onjuist zijn. L. 19 geeft de goede zin.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er staat in L. 78 quyten.
Lees erven. Men verg. 1449. Trudo zal namelijk zijn erfgoed aan de kerk van St. Steven in Metz afstaan, zoals ten overvloede ook in de Lat. comedie staat: Est insuper fili quod indicem tibi
A spiritus doctus Dei
Qui militare vult Deo bona fide,
Et assequi celestia:
Is abneget necesse sit quo terrea
Sit nudi Jesu ut assecla
Het ware gemakkelijk het aantal van dergelijke plaatsen aanzienlijk uit te breiden. Voor ons doel is dit niet nodig, omdat de medegedeelde plaatsen duidelijk bewijzen, dat ook de eigenlijke tekst van T.M.B. voor ‘verbeteringen’ in aanmerking komt. Bij een nieuwe uitgave van Het leven van Sintruijden in rethorijcxsche dichte zal derhalve moeten rekening worden gehouden met de interpunctie der handschriften, de versnummering, de varianten van het tweede handschrift en de Latijnse Comedie. Maar in de allereerste plaats zal de uitgever met de uiterste zorg de tekst van het handschrift, waarvan hij uitgaat, moeten weergeven. Dit laatste schijnt heel natuurlijk en is het eigenlijk ook. Indien men zich echter de talrijke staaltjes van onnauwkeurigheid, verkeerd lezen, ongemotiveerde emendaties, welke Willem de Vreese publiceerde, voor de geest haalt, dan besluipt iemand meer dan eens een zeer onbehaaglijk gevoel aangaande de betrouwbaarheid van uitgegeven teksten. Zonder twijfel zijn er filologen, wier nauwgezetheid en akribie alle waarborgen geven ten op- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zichte van de betrouwbaarheid van de tekst. Toch is ook bij hen het errare humanum ten slotte niet uitgesloten. En men vraagt zich af, of het niet beter zou zijn bij zuiver wetenschappelijke tekstuitgaven, die de basis moeten zijn voor dialectologisch en grammatisch onderzoek, de methode te volgen, die elke vergissing uitsluit, omdat de gelegenheid tot onmiddellijke contrôle aanwezig is, en waarbij tegelijkertijd een onbedrieglijk beeld gegeven wordt van de verbeteringen en doorhalingen in het handschrift zonder de rompslomp van beschrijvingen in voetnota's. Wij bedoelen natuurlijk, dat de gedrukte tekst steeds vergezeld wordt van de fotografische weergave van de bladzijde van het handschrift, zo ongeveer als wij dat sporadisch deden in de Vita Sancti Trudonis.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina p.t.o. 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VITA SANCTI TRUDONIS f. 138 vo
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het enige bezwaar tegen deze methode is het finantiële bezwaar. In aanmerking nemende de vooruitgang der fototechniek achten wij dit echter niet onoverkomelijk. Op het altaar der filologie behoeven daarenboven niet alleen arme-weduwepenningskens geofferd te worden. Maastricht. H.J.E. ENDEPOLS |
|