Onze Taaltuin. Jaargang 6
(1937-1938)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
door A. Dassonville in de Philologische BijdragenGa naar voetnoot1) en die studie is heden nog van waarde, hoewel op veel punten verouderd. Ik wil hier beproeven om, door middel van een meer critische behandeling der talrijke moeilijkheden die de namen van S. Bertin opleveren, en met gebruik van de hulpmiddelen die ons thans ten dienste staan, de namen uit Gent en het reuzenwerk van K. de Flou vooral, enkele persoons- en plaatsnamen uit het uiterste Westen opnieuw te interpreteeren. Van het archief van de abdij, gesticht in de VIIe eeuw en verwoest tijdens de Fransche Revolutie, is het grootste gedeelte verloren. De stukken moeten we gaan zoeken in cartularia van verschillenden datum, het oudste zijnde dat van Folquinus (+ 975), dat echter alleen door afschriften bekend is. Op het werk van Folquinus, naar een copie van de XIIe eeuw, berust de uitgave van GuérardGa naar voetnoot2), terwijl Haigneré (Les chartes de s. Bertin, S. Omer 1886-1889) de varianten meedeelt van het XVIIIe-eeuwsche Grand Cartulaire van dom Ch. Jos. Dewitte. Waar men bij de Gentsche namen direct naar origineelen uit de IXe en Xe eeuw kan werken, wat een stevige basis verschaft voor de beoordeeling van oudere, deels ook van jongere naamvormen, zijn de namen uit S. Bertin alleen bekend uit de bewerking van Folquinus en dan nog niet direct, daar we deze slechts in afschrift bezitten. Een andere moeilijkheid, die we tevens in Gent, maar in mindere mate, tegenkomen, is de nabijheid van het Romaansch gebied, welke in veel gevallen de interpretatie twijfelachtig maakt, daar het niet overal met zekerheid uit te maken is, of een taalverschijnsel tot de ééne of wel tot de andere taal moet teruggebracht worden. Eindelijk moet rekening gehouden worden met ‘Inguaeoonsche’ eigenaardigheden afkomstig van het vroeger Litus Saxonicum. Als wij gelijk hebben de ingezetenen in die streek voor Engelschen te houden, dan loopt men gevaar Engelsch en Nederlandsch te verwarren. Deze Engelsche elementen zijn vooral plaatsnamen. Meer dan 40 plaats- en vleknamen, gelocaliseerd tusschen Boulogne en Waasten (W.Vla.) vertoonen -tun (thun, ton) als tweede lidGa naar voetnoot3); de meeste zijn verder nog als Engelsch te herkennen in het eerste bestanddeel. Dirlingthun, ao 865 Diorwaldingatun, is van den persoonsnaam ags. Deorweald, in Engeland wel bekend, zeldzaam op het vasteland; le Boutun (bij Boulogne) is = eng. Bolton; Witerthun laat zich vergelijken met eng. Wittering, enz.Ga naar voetnoot4). Eenige nieuwe gegevens tot staving van de stelling, | |
[pagina 34]
| |
dat vroeger in het land van Boulogne Engelsch gesproken werd, wensch ik hieronder mede te deelen. De door Guérard als nrs. XV-XXXV van het 2e boek van Folquinus uitgegeven stukken zijn blijkbaar door dezen onveranderd overgenomen uit een cijnsboek in Merowingischen tijd ontstaan. De talrijke fouten en vulgarismen, het onbeholpen en dikwijls duister Latijn kunnen onmogelijk op de rekening van Folquinus gebracht worden, zij komen ongetwijfeld van de bron, die juist daardoor voor ons aan waarde wint. Iets dergelijks hebben we in Gent in het Fragmentum Blandiniense, door Fayen uitgegeven, en waarin eveneens talrijke en kostelijke elementen voor het Oudnederlandsch gevonden zijn. | |
A. Persoonsnamen.Alfunard ille Saxo 107Ga naar voetnoot1) (ille = lidwoord), cijnsplichtige te Thorbodessem (Tubersent, cant. Etaples, een 25 km. bezuiden Boulogne); zeer waarschijnlijk te lezen Alfuuard, d.i. ags. AElfweard, een in Engeland wel bekende naam (vgl. Searle). Typisch is eveneens de bijnaam Saxo. Amalwaldu's 107, ook te Tubersent: misschien is de bewaring van de w - op het vaste land meest -oaldus, -oldus - Angelsaksisch; de naam is zeldzaam. Ded 97, te Quelmes (cant. Lumbres), ags. Deda (Searle); sterke verbuiging van vleinaam is in de ags. namen een gewoon verschijnsel (zie Redin). Megel 100, te Bainghen (cant. Desvres): ags. Moeg, Megla (Redin); vgl. ook Tunel, beneden. Lanfredh 100, te Bainghen, ags. Landfrith. Twijfelachtig: de spelling met e en dh, niet th, is eer Frankisch. Mortbert 102, te Poperinge (W.-Vla.). Vgl. Morta, Mortuingus Searle. - Onzeker. Roolf 105, te Guisnes. Naar on. Hrólfr zou aan een Scandinaviër kunnen gedacht worden; aan een anderen kant is het wegvallen van de intervocalische d een rom. verschijnsel (± XIIe eeuw) en de echt rom. nominatief zou op -s moeten uitgaan (Kalbow, Germ. Personennamen 28), men zou dus *Rools verwachten naar ofra. Raols uit Radulfus. Er zijn dus vermoedelijk verschillende elementen in het spel en de beoordeeling blijft onzeker. - Naar voorbeelden Adlingeem 176, Bortheem 80, Ricolvingeem 80, Huolingaam 107 tegen Huolingaham Haigneré, schijnt de dubbele vocaal niet als lengteteeken te moeten opgevat | |
[pagina 35]
| |
worden, wel als getuige van een hiatus, ten gevolge van wegval van h of van een anderen consonant. Salaca major 104, te Audrehem (cant. Ardres), vgl. ags. Salc bij Redin. Saxger 107, te Tubersent, wegens de x voor Eng. te houden? In Vlaanderen eveneens Saxbertus OGN. 262 met on-Dietsche x. Stitwinus 105, te Guines, te vergelijken met de talrijke Stith-namen bij Searle; buiten Engeland is dat element onbekend. Suithger 104, te Audrehem (cant. Ardres), ags. Swithgoer Searle. Inguaeonisme suit in Engelsuit OGN. 115, 175. Thegen major 98, te Moringhem (cant. S.-Omer) kan even goed Engelsch als continentaal zijn. Tunel 103, te Wizernes, cant. S.-Omer, typisch eng. naam, vleivorm van een met tun-aanvangenden vollen naam (Tunbeorht, Tuneman, Tunfrith enz. Searle). Ags. Tunel is slechts door één voorbeeld gestaafdnl. Tunles weorþ ao 947 (or.), Pl. N. of Surrey 43, thans Tollsworth. Er kan evenwel geen twijfel bestaan aangaande de verwantheid van het eng. Tunel met zijn continentaal equivalent, dat als zoodanig onverklaarbaar is. Dat juist in de streek waar plaatsnamen op -tun naar een Engelsch-sprekende bevolking wijzen, de ags. mansnaam Tunel opduikt is geen toeval, integendeel het is een bewijs te meer dat de streek bij Boulogne Angelsaksisch geweest is. | |
B. Plaatsnamen.Bagingatun 72, ao 811, Baincthun bij Boulogne. Als -thun-naam duidelijk Engelsch, vgl. Bainton, Yorksh., Bagentone D.B. Beingahem 100, Beinga villa Haigneré nr. 40, Bainghen, cant. Desvres. Evenals het vorige van patronymicum Baging, vgl. ags. Baga, Redin 83. Bermingahem 98, ao 844-864, Berningahem 100, thans Barbinghem wijk van Moringhem (cant. S.-Omer) naar de Flou. Eng. Bermingeham D.B., de stad Birmingham, af te leiden van een patronymicum van Beornmund of iets dergelijks (z. Ekwall, Dict.); geen overeenkomstige formatie op het vasteland. Botniggahem 99, Bodningahem Haigneré nr. 40, niet geïdentificeerde plaats. Afleiding Botening van Bota of Botta (Searle); voor de n voor ing, vgl. Hildening OGN. 29. In Engeland Bottingehamm (ao 1279), Bottesdene Pl. N. of Sussex 563. Helicbruna 113, ao 867, waterloop in de nabijheid van Marquise (arr. Boulogne), thans Hellebronne. De Middel- en Nieuwndl. vorm is eer born dan bron; ags. brunna en burna (burne). Vgl. Ekwall, Riv. | |
[pagina 36]
| |
Names voor talrijke voorbeelden van wateren met dit element samengesteld (in Vlaanderen vooral beke, beek). Hokingahem 161, ao 857, Okkaningahem 80, Hocquinghen bij Guisnes. - Van pers.n. Okka of Hokka, met -ning als in Botniggahem, hierboven; Okking in Oakendean Pl. N. Sussex 210. Loclesse 80, misschien met de Flou gelijk te stellen met Longuenesse, cant. S.-Omer. Loc is of wel persoonsnaam (ags. Locc), of loc, afsluiting; lesse = ags. l s, weiland?Mighem 107, Minghem, wijk van Etaples (de Flou). - Als mig gier beteekent (liquid manure, N.E.D. in zeker dialect), een beteekenis die alleen in het Engelsch schijnt voor te komen, dan laat de naam een vergelijking toe met Meshem (de Flou), waar mes = mest. Leodringas of Leodredingas mansiones OGN. 37, 39: Inguaeoonsche e in rēd = rād; ags. Leodrēd, mansn. Stapulas 175, ao 1026, Etaples. - Het woord stapol komt veelvuldig in ags. pln. voor (Mawer & Stenton, Chief Elements); de ndl. voorbeelden bij Först3. II, 879 vooral in het uiterste Westen; misschien dus van Engelschen oorsprong. Thorbodessem 106, Thorbodashem 124, ao 877, Tubersent bij Etaples (z. jongere vormen bij de Flou). Talrijke Thur-, Thor-namen bij Searle; de naam is ongetwijfeld Inguaeoonsch, dus Engelsch. Eenige pln. op -ham verdienen een aparte behandeling. Boningaham 107 schijnt één en hetzelfde als Buoningahem 124, ao 876, waarvoor Haigneré nr. 51 Buosingahem leest (z. Boeseghem de Flou). Vampingaham 107, 124, ao 877; Grampingaham Haigneré nr. 40 en Ciampingaham Haigneré nr. 51, schijnen één en dezelfde plaats te zijn. Huolingaam 107, Huolingaham Haigneré nr. 40. Widingaham 124, ao 877, Widingahammo (abl.) 133, ao 891; thans Widehem bij Etaples. De laatste benaming alleen laat zich waarschijnlijk localiseeren en de interpretatie uit Widing, patronymicum, of misschien beter afleiding van wid-, bosch, ags. widu, klopt goed met de talrijke eng. elementen in het land van Etaples gevonden (Stapulas; Alfunard; Saxger; Mighem; Thorbodessem). Wat echter de juiste lezing is voor Boningaham, is onzeker, terwijl Ciampingaham en Grampingaham blijkbaar verdorven zijn en Vampingaham vermoedelijk reeds een conjectuur van een copiist verbeeldt. - Met Huolingaham zou Oelegem uit Olenghem (Voorn. Bestanddeelen 119) kunnen vergeleken worden; dit is evenwel alles behalve zeker. Uit deze voorbeelden kan men opmaken hoe weinig namen eigenlijk | |
[pagina 37]
| |
op ham, d.i. ags. hām, uitgaan. Voegt men hierbij dat niet minder dan 22 van de door ons onderzochte pln. -hem als tweede lid vertoonen, dat de mogelijkheid bestaat dat ham of hamm (buiging) of een uit hem verzwakte toonloozen klinker vertegenwoordigt, te vergelijken met -um, -om in andere pln., dan wordt de bewijskracht der vormen op -ham zeer gering. Hier volgt de lijst der hem-namen: Adlingeem 176, ca. 1026; Aldomhem 103, 124; Beingahem 100 (hierboven); Bermingahem 98 (boven); Bortheem 80; Botniggahem 99 (boven); Buoningahem 124 (boven); Buosingahem (boven); Dagmaringahem 80, 162, 165; Ebresingahem 80, 161; Okkaningahem, Hokingahem (boven); Henrikengehem 80; Hervetingehem 203; Leodredingas mansiones (boven), later Ledringhem; Lonastingahem 80; Loningaheimo 60, 61, Loningahem 97 z. Leulinghem, de Flou; Menolvingahem 122; Mighem 107 (boven); Morningehem 98 (boven); Ricolvingeem 80, Ricolvingahem 158, 161; Selem 160; Sinningahem 80; Tatingavilla 18, Tathingahem 158; Thorbodessem 106 (boven) Namen op -sele zijn: Heingaselle 115, ao 867; ligging onbekend, aan den IJzer. Mellingasele 80, 162, ao 857, wijk van Selles volgens de Flou. Ostrasele 202, 218, enz., Ao 1084 en later, thans onbekend (de Flou). Stratsele 117, ao 875, Strazeele (dép. Nord). Selem 160, ao 838, Selles, cant. Desvres. Als wij deze en andere feiten in hun samenhang beschouwen, dan komen we zeer natuurlijk tot de slotsom dat de erkende Inguaeonismen slechts relikten zijn, sporen van een vroegeren toestand, niet gelijktijdige getuigen. De omgeving van S. Omaars en het land van Boulogne zijn tusschen de VIIe en de Xe eeuw zeker Vlaamsch geweest, hoogstens met hier en daar een overblijfsel van Engelsch spraakgebruik. Het voorkomen van namen op -hem en op -zele is op zichzelf duidelijk genoeg. In de verbinding van het woord straat met zele is in al de voorbeelden (zie de lange lijst bij de Flou) de ā door a, nergens door e (ags. str t, strēt) weergegeven. Weliswaar kan zele niet als afdoende bewijs van Nederlanderschap gelden. Maar het is als toponiem in Engeland veel minder verbreid dan ten onzent en heele graafschappen (b.v. Devon, Surrey, Warwick e.a.) leveren geen enkel voorbeeld op van dit element (z. Pl. N. Society).Als Vlaamsche plaatsnaam bij uitstekendheid verdient nog Hostede onze volle aandacht (80, 161, ao 857), daar het een zeer oud voorbeeld uitmaakt van de assimilatie mndl. hostede, hostat uit hofstede. Het woord, dat in het Eng. ontbreekt is typisch Vlaamsch. Verder is te wijzen op Hisdenne 80, naar de Flou, Hesdres, wijk van Wierre-Effroy. Dit is de | |
[pagina 38]
| |
uiterst westelijke vorm van een pl.n. die elders veelvuldig als Heusden vertegenwoordigd is, zoo in O.-Vla., Belg. Limburg, N.-Brab., Gelderland, en die op ondl. Husdine (OGN. 73) teruggaat. In het Vlaamsch van Fransch Vlaanderen en verder naar het Westen is in dit woord de u door i, later e vertegenwoordigd, evenals in pit, pet; ric, rec, voor put en rug. Buiten Hesdres zijn er nog verscheiden Hesdin's in Artesië. Hesdin aan de Canche (Hesdinium, Hisdinium enz. van af de XIe eeuw, de Flou), Hesdin l'Abbé (cant. Samer), Vieil-Heddin (cant. Le Parcq), Hesdigneul bij Boulogne, Hesdigneul bij Houdain (Pas-de-Calais); deze laatste zijn Fransche verkleinvormen van Hesdin. Maar het mag eigenaardig heeten dat naast Houdain uit Hosdinium, met bewaarde o (vgl. talrijke pl.n. Houdan, Hodant, Hodent, Hodenc, Hodeng, Hodenger, Houdeng, in Belg. Henegouwen en Frankrijk, Longnon, Noms de lieu de la France 217), de verkleinvorm Hesdigneul, als van Hesdin is. - Wat er ook van zij, de naam Heusden, ook onder den vorm Hisdin of Hesdin, is bepaaldelijk Nederlandsch, niet Engelsch, ook niet Nederduitsch, al kan één Hüsede Först 3, I, 1532, vergeleken worden; waar hij dus in Artesië voorkomt hebben wij het recht daaruit op te maken dat de taal aldaar Vlaamsch, niet Engelsch moet heeten. Van geleerde Duitsche zijde is mij verweten dat ik bij het toponymisch onderzoek te weinig aandacht aan de ‘Siedlungsgeschichte’ geschonken had. In het onderhavig geval, kan een dergelijke blaam mij niet treffen. Integendeel, menigeen is geschrokken dat ik man en paard genoemd had, nl. dat ik de Inguaeoonsch-sprekenden van het land van Boulogne en verder brutaalweg als Engelschen bestempeld had. Deze meening blijf ik heden nog verdedigen. Ongetwijfeld zullen langs de Vlaamsche kust, ten Westen van Duinkerken en tot zeer ver in het Zuiden, Engelsche kolonisten gevestigd geweest zijn. Thorbodessem bij Etaples, ver bezuiden Boulogne, is hiervan een bewijs. Maar even beslist is m.i. aan te nemen dat zeer vroeg een machtige Frankische, juister gezegd Vlaamsche, golf, deze Engelsche laag is komen bedekken. Dat deze invloed ook zeer ver in het Z. reikte, bewijzen de Hesdin's, een pl.n. die zeker niet Engelsch is, de talrijke hem's, tot dicht bij de Canche (Bezinghem, Halinghem, Widehem...; deels sent gespeld, zie Brexent, Hubersent, Tubersent, enz. bij de Flou) en andere vele typische Vlaamsche elementen in de toponymie. Aan den anderen kant is een onderzoek naar de geleidelijke verfransching van die eens Vlaamsche gewesten dringend van noode. A priori lijkt het niet onwaarschijnlijk dat naast de Vlaamsche dorpen, misschien reeds in den oudsten tijd, Romaansche nederzettingen voorkwamen. Hoe | |
[pagina 39]
| |
zijn deze dan in aantal zoo gegroeid dat ze ten slotte de Nederlandsche bevolking geheel overvleugelden? - Enkele gegevens vindt men daarover bij Kurth, Frontière, II, 72 vlg., maar die zouden dienen aanzienlijk aangevuld te worden, wilde men een eenigszins volledig beeld van de vroegere taaltoestanden in den uitersten uithoek van het Nederlandsch taalgebied schetsen.Ga naar voetnoot1)
Luik. J. MANSION |
|