Onze Taaltuin. Jaargang 6
(1937-1938)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Intervocalische tenuis-verschuiving in VlaanderenIN zijn Tenuis en Media (Rec. de Trav. Facult. Phil. et Lettres, Univ. Gand, 1908.) citeert Logeman, § 134-152b, talrijke voorbeelden van midden-tenues die stem krijgen, in het gesproken Nederlandsch en in een aantal andere Germaansche talen. Op een nog breeder basis was dit verschijnsel behandeld geworden door Van Ginneken in zijn Grondbeginselen eener psychologische Taalwetenschap (Leuv. Bijdr., 1906, § 522 v.v). Logeman geeft als verklaring of althans als conditio sine qua non op, een laagtepunt van het expiratorisch en (of) chromatisch accent; Van Ginneken spreekt eenvoudig van psychische inertie en voorbarigheid, waardoor de stem van de omstaande vocalen op de intervocalische tenues overgaat. Hij wijst er zeer terecht op, dat opening van een tenuis of een media door omstaande vocalen een gelijkaardig verschijnsel mag heeten. Beide auteurs beschouwen den overgang van intervocalische tenuis naar media binnen eenzelfde woord als verwant met de bekende sandhiverschijnselen die een gelijkaardig resultaat opleveren in de samenvoeging van woorden. Het is niet de bedoeling van deze korte bijdrage, over deze kwesties een debat te openen. Wel stellen wij als onze meening voorop, dat de feiten zelf in het licht der dialectgeografie verdienen te worden bekeken, en dat een volledig taalgeografisch overzicht van het verschijnsel (om te beginnen in ons eigen taalgebied en zoo mogelijk ook daarbuiten) ons wellicht een precieser verklaring of een vaster causaal verband zal kunnen bezorgen. Met een dergelijk geografisch overzicht willen wij hier slechts een bescheiden begin maken. Door een gelukkig toeval ligt namelijk een nogal uitgebreid relict(?)-gebied van intervocalische tenuisverschuivingen in het veld van onze dialect-atlassen van Zuid-Oost-Vlaanderen (Antwerpen, De Sikkel, 1930), Noord-Oost-Vlaanderen en Zeeuwsch-Vlaanderen (ibid., 1935) en het aangrenzende gebied van den dialectatlas van West-Vlaanderen en Fransch-Vlaanderen waarvoor de opnemingen ongeveer klaar liggen. Wij geven dan op bijliggend kaartje de gevallen aan die in onze vragenlijst voorkomen voor intervocalische t, k en p, binnen eenzelfde woord, namelijk voor de woorden pater, schutter, boterham (ook stute), witte, geitenbok, ik weet niet (ik en wete...), begieten, liters, 't water (in | |
[pagina 6]
| |
2 versch. zinnen), beet (bete), eten, moeten, groote (in 2 versch. zinnen), snuiten, te laat (late), soldaten; bakken, gebakken, zoeken, krieken, eik (eike), eikels, koken, dik (dikke), slikken, klak (klakke), hoomkweeker, beukenhout; kleppen, knuppel, doopen, loopen, open, rijp (rijpe), geroepen; dus 17 verschillende gevallen met intervocalische t, 12 met intervocalische k en 7 met intervoc. p. Het sandhi-verschijnsel komt in den regel op dezelfde plaatsen voor, maar ligt over een veel grooter gebied verspreid. Wij willen de vraag, of de intervocalische overgang binnen eenzelfde woord op één lijn te plaatsen is met sandhi-overgangen, voorloopig noch ontkennend noch bevestigend beantwoorden; wij constateeren echter dat het dialectgeografisch aspect van deze sandhi-verschijnselen veel onregelmatiger is dan dit van de hier besproken tenues-verschuivingen binnen het woord. Een van deze sandhi-gevallen hebben wij in gansch het gebied van onze beide O.-Vla. atlassen slechts éénmaal genoteerd, nl. tap ons (met stemhebbende p) te I 226 (Poeke)Ga naar voetnoot1), terwijl wij echter weten dat het vrij algemeen Limburgsch is. Andere gevallen bezetten nagenoeg hetzelfde gebied als dat van het hierbijgevoegde kaartje; bv. de stemh. k van dat hij gelijk (h)ad, en de stemh. p van op(h)effen; nog andere tenslotte zijn over het grootste deel van Oost- en Zeeuwsch-Vlaanderen sporadisch verspreid als b.v. de slot- en beginklank van gezeid dat en (in een nog dichter net, ditmaal ook in het Z.-O. en over de Brabantsche grens) de d van te koud om. De sandhi-verschijnselen vergen dus een aparte behandeling. Bij ons Oostvlaamsch kaartfragment passen thans nog enkele toelichtingen omtrent den aard en de verspreiding van het verschijnsel dat wij hier willen bestudeeren. Wat den aard van dit verschijnsel betreft moet eerst en vooral worden gezegd dat de stemhebbende t-k-p evengoed tusschen vocaal en l, m, n, r als tusschen vocaal en vocaal voorkomt; dus evengoed in botram als in botteram, in schuttre als in schuttere, in gieëtnbok of gieëtmbok als in gieëtebok, in klepm als in kleppe, in kniple als in knippele, in kookn als in dikke enz. Alles samen genomen zijn er eigenlijk méér gevallen met l, m, n, r in tweede positie dan met vocaal. Wat den duur van de eerste vocaal betreft, deze is overwegend lang (zie de opgesomde gevallen aan het begin van dit opstel en de eigenlijke vormen in onze | |
[pagina 7]
| |
OOST-VLAAMSCH KAARTFRAGMENT INTERVOCALISCHE TENUIS-VERSCHUIVING IN VLAANDEREN
| |
[pagina 8]
| |
beide O.-Vla. atlassen), maar ook korte vocalen gaan aan de verschoven tenuis vooraf, als b.v. in een aantal varianten van boterham, schutter, witte, potten, gieten, liters, moeten, snuiten, rijpe, geroepen, gebakken, krieken, koken, enz. Absoluter schijnt wel de tendens te zijn om verschuiving slechts na beklemtoonde vocaal te laten plaats grijpen. Wij hebben er althans onder onze gevallen geen enkel na doffe vocaal en slechts een paar na bijtonige syllabe: De tweede k van boomkweeker op twee verschillende plaatsen; en een enkel t-geval, nl. zaampotten (I 205) met stem. Het is bovendien opvallend dat het aantal gevallen waarin stem optreedt beneden het gemiddelde peil blijft telkens waar het woord een minder sterk accent krijgt in den zin. Aldus de t van liters (ze hebben met hun vijven drie liters wijn uitgedronken), waar het zinsaccent op wijn ligt, de t van 'k wete in 'k wete niet waar ik hem moet gaan zoeken, waar het zinsaccent meestal op moet of op zoeken, soms ook op niet, zelden op 'k wete lag; de t van eten in eten zij ook gaarne kaas? waar het zinsaccent op zij of op ook lag. Het lijkt ons dus toegelaten te besluiten dat de aanwezigheid van klemtoon vóór de consonant de verschuiving van intervocalische p-t-k begunstigt. Deze constateering vergemakkelijkt wellicht ook de verklaring van een laatste bijzonderheid die wij even willen bespreken: onze opnemingen wijzen namelijk, op een paar uitzonderingen na, niet op vervanging van t, k, p, door d, g (explos.) en b, maar wel door stemhebbende t, k en p. Dit beteekent dus dat wij nog wel degelijk gespannen consonanten hoorden, met stem, en nog geen echte mediae. De uitzonderingen zijn voor de t die met d geschreven werd: 1 × in boterham, 1 × in schuttere (en dan nog met gereduceerde d), 1 × in water en 1 × in bete, dus vier gevallen op 398; voor de p komt éénmaal een b voor in knuppel (knible), maar met stemlooze b, dus met zelfs nog geen normale media, op 121 gevallen. De k werd nergens als g (explos.) geschreven. Het is o.i. de aanwezigheid van den klemtoon die de spanning vrijwaart. De stembandenergie van de voorafgaande vocaal slaat over op de tenues, maar deze behouden haar spanning. Dat men in sommige teksten en woordenboeken sporadisch een media voor tenuis gedrukt vindt, is nog geen waarborg dat zij als echte mediae worden uitgesproken. Dat de gewone sandhi niet aan de aanwezigheid van klemtoon op de onmiddellijk voorafgaande vocaal (of consonant) gebonden is, beteekent wel degelijk een verschil tusschen sandhi en de hier behandelde tenues-verschuiving. Daarom zal het goed zijn, beide verschijnselen op | |
[pagina 9]
| |
zichzelf te bestudeeren, en ze slechts dan onderling te gaan vergelijken wanneer de omstandigheden waarin zij zich voordoen nauwkeurig bekend zijn. Voorloopig lijkt ons de sandhi een stem- en spanningsassimilatie, en onze Vlaamsche tenues-verschuiving in de eerste plaats een stem-verschuiving zonder wijziging in de spanning. Wat nu de verspreiding van deze tenues-verschuiving betreft, zij wordt in haar relatieve intensiteit aanschouwelijk gemaakt doordat wij op de kaart het aantal gevallen voor t-, k- en p-verschuiving met streepjes bij elke plaats hebben aangemerkt (cf. de legende). Wij zien bv. duidelijk dat deze intensiteit het grootst is in een kerngebied ten N. en ten O. van Gent, terwijl de uitloopers in de richting van westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, van Lokeren (I 208) en van Oudenaarde (O 98) een veel dunner bezetting vertoonen. Op het eerste gezicht zou men den indruk kunnen krijgen dat de t-verschuivingen in absoluten zin talrijker zijn dan de k- en p-verschuivingen. Dit is echter niet in die mate waar als men zou denken; het aantal t-gevallen die in onze vragenlijst voorkwamen en dus onderzocht werden is inderdaad grooter (17) dan het aantal k- en p-gevallen, resp. 12 en 7. Maar t met stem komt op 64 verschillende plaatsen voor; op deze 64 plaatsen kon men dus 64 × 17 = 1088 gevallen verwachten; er zijn er in de werkelijkheid slechts 398; het intensiteitscoëfficient van de t-verschuiving wordt hier dus gegeven door de verhouding 398:1088 of door het cijfer 36,5%; waar men voor deze 64 plaatsen 64 × 12 = 768 gevallen voor k-verschuiving had kunnen verwachten en er in de werkelijkheid slechts 152 voorkomen kan de intensiteit van deze verschuiving worden aangegeven door de verhouding 152:768 of door het cijfer 19,7%; waar men voor deze 64 plaatsen 64 × 7 = 448 gevallen van p-verschuiving had kunnen verwachten en er slechts 121 voorkomen, kan de intensiteit van deze verschuiving worden aangegeven door de verhouding 121:448 of door het cijfer 27%. Men ziet dat de verhouding 36,5%, 19,7% en 27% niet beantwoordt aan het onderlinge verspreidingsgebied van de t, k en p-gevallen; het t-gebied is inderdaad wel het grootste, maar het k-gebied niet het kleinste van de drie. Inmiddels geeft de p-lijn, die het kleinste gebied omvat meteen tevens goed het gebied aan waarbinnen het verschijnsel voor de drie spraakklanken het sterkst is. Opvallend wat de geografische verspreiding betreft, is dat Groot-Gent en enkele omliggende plaatsen in geen enkel van deze gevallen aan het verschuivingsproces meedoen. Ook in talrijke andere gevallen, die men bij het doorkijken van onze atlas-kaarten dadelijk kan opmerken, is Gent en omgeving een dialect-eiland. | |
[pagina 10]
| |
Daarentegen komen te Gent en omstreken wel de vormen wade en dade als intensiefvormen van wat en dat voor. Deze vindt men trouwens over geheel Zuid-Nederland, met afwisseling van korte en lange a. Ook de variant kobbe (voor spin, naast koppe) die het grootste deel van West-Vlaanderen en westelijk Oost-Vlaanderen bestrijkt, vertoont een veel uitgebreider geografisch gebied dan de beperkte zone van ons kaartje. (cf. E. Blancquaert, W. Pée e.a.: De Ndl. Benamingen van de Spin, den Ragebol en het Spinneweb. ‘Uit het Seminarie voor Vlaamsche Dialectologie van de Univ. te Gent’, I, 1933). Indien wade (wadde), dade (dadde) en kobbe etymologisch geen anderen oorsprong hebben dan wat, dat en koppe, dan kunnen deze wijdverspreide d-vormen wellicht wijzen op een eeuwenoud verschuivingsgebied van intervocalische tenues, waarvan de zone die op ons kaartje wordt afgebeeld een relict zou zijn. Voor deze thesis pleiten ook enkele andere gegevens die ons na een weinig zoeken en navragen, al spoedig zijn toegekomen; benevens het ook door hem opgemerkte dadde wijst Dr. J. Grauls ons nog op Hasseltsch badros voor Waalsch bottresse; Logeman citeert o.m. ook Z.-O.-Vla. patodders, dat naast peto.əters, patatten en dgl. voorkomt. Onze studente Mej. Vereecke bracht ons de vormen schuddel en bodder aan uit de Groningsche woordenboeken van Molema en van Ter Laan en sleuddel naast sleutel in de provincie Groningen (uit het materiaal van Prof. Kloeke). De gebroeders Leopold geven tenslotte in Van de Schelde tot de Weichsel een Amsterdamschen tekst van J.A. Alberdingk Thijm, getiteld It spreukie van Knubbeluitezak, waarin de vorm knubbel meermalen voorkomt. Te Tielt (H 123), vlakbij ons kaartgebied, komt een beeknaam voor, de Poekebeke, met de eerste k stemhebbend (nogmaals na het hoofdaccent!), de tweede stemloos; Dentergem (O 2) dat geen gevallen vertoonde van de bestudeerde woorden, heeft wél stemh. t in kobbenette en stemh. p in toupe (soort hoofddeksel). Buiten het gebied van ons kaartje vinden wij nog kobbenetten (met stemh. t) te Beveren (O 81), en het type flieflodder (voor vlinder) te Waardamme (H 70) en Koolskamp (H 120) naast vormen met t in de omgeving; te Axel (I 140) boterkapelle (vlinder) met stemh. t, enz. In Fransch-Vlaanderen ontdekte Dr. Pée tenslotte op 5 verschillende plaatsen (b 7, b 14, b 10, b 19 en N 55) verscheidene vormen van bakken, voornamelijk bakkede, met stemh. k. Dit alles wijst er op dat het huidige relictgebied dat op ons kaartje wordt afgebeeld vroeger een veel grooter omvang heeft gehad en wel onder den vorm van een of meer uitgestrekte, samenhangende gebieden. Deze bijdrage wil dan ook een oproep zijn voor verderen materiaal- | |
[pagina 11]
| |
aanvoer hetzij van moderne gevallen, hetzij van oudere die in de spelling zouden vastgelegd zijn en waarvoor wij voorloopig geen opzoekingen hebben gedaan. Onze fonetische beschrijving moge dan bij verdere nasporingen de aandacht inroepen op de noodzakelijkheid om hierbij nauwkeurig onderscheid te maken tusschen spanning en stem, en ook de accentligging te noteeren.
E. BLANCQUAERT EN W. PÉE Gent. Seminarie voor Vlaamsche Dialectologie. 31-XII-1936 |
|