Blank en zwart
Blank is van ouds blinkend, licht en helderwit. Zoo is het ook nog in het Katwijksch. Een pekelharing, ‘licht van kleur in zijn vleesch’, wit in gebakken staat, is 'n blank vischje. Bij een geweldige vangst zegt de visscher: ‘We hadde-n-ən blanke plecht mit haering’, dus een plecht die blank ligt van de vele haring. Ja zelfs zal van den verkooper worden gezegd: ‘Hij gooide de markt blank’ voor: Hij loste zooveel haring of visch, dat de markt geheel vol (éen veld van blanke haring) was.
Het tegendeel van blank is zwart. Een haring of andere visch, die niet helderwit van vleesch is, ‘ziet zwart as 'n kòòl’. Een grauwe lucht is in het Katwijksch zwart; een pik-zwarte heet er ‘loodgraeuw’. Wanneer de ‘blanke’ oppervlakte van de zee bij opkomenden wind wordt gerimpeld, dan constateert de uitkijk ‘maêr zwart’. Een stuk linnengoed dat niet goed helder en schoon is gewasschen, is ‘zwart’, ‘zoo zwart as te nacht’. Niet alleen de slecht-gevoede visch is ‘zwart’, ook een mager mensch ‘ziet zwart van de maegerte’. Hij lijdt dan allicht ‘zwarte aermoe’, of ‘zwarte honger’.
Woorden voor kleuren en tinten in de volkstaal zijn veel minder ‘vast’ dan men oppervlakkig zou denken: er zit leven en beweging in.
G.S.O.