Onze Taaltuin. Jaargang 5
(1936-1937)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||||||||
[Nummer 7]Het woordGa naar voetnoot1)II. De weg van de bewuste gedachte naar den uitgesproken of neergeschreven volzin.VEEL ingewikkelder is echter het verloop der gedachtetreinen op onze verbindingsbaan, als wij niet meer met losse woorden tevreden zijn, maar met woordverbindingen, zinnen, samengestelde zinnen of zelfs een heel verhaal of betoog te doen krijgen. Dat in het algemeen hier ook dezelfde disproportie heerscht tusschen de moeite van spreker en hoorder, hebben wij hierboven in onze inleiding reeds bewezen. Om dit echter in bijzonderheden uit te werken, doen wij goed de omgekeerde volgorde van onze eerste studie te laten varen; en nu in dit tweede gedeelte: eerst de betrekkelijk eenvoudige moeilijkheden en remmingen van den spreker te behandelen, om de zware beslommeringen van de reconstructie in den toehoorder voor het slot te bewaren. Om nu den weg van de uitvoeriger gedachte naar de taaluiting te beschrijven kies ik een voorbeeld van twee collega's advocaten, die elkander nog niet of bijna niet kennen, doch op één bureau werkzaam zijn. Zij hebben voor een paar dagen pas kennis gemaakt. Voordat er nu een gesprek begint, moet er eerst toch reeds eenige toenadering komen, men moet willen gaan praten. Dit komt echter op den duur vanzelf. Wanneer men toch met tweeën vaak in één vertrek samen is, heeft men den instinctieven drang, om verschillende indrukken, die men in de eenzaamheid zonder taal of teeken stil met zich zelf zou verwerken, even uit te spreken. Er ontwikkelt | |||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||
zich toch vanzelf een begin van meevoelen met elkander en er behoeft maar iets opvallends te gebeuren of in ons bewustzijn te komen om ons tot spreken te brengen. Een lang stilzwijgen, als er geen bijzondere reden voor is, wekt zelfs instinctief eenigen afkeer van elkander, een geheim uit-elkander-denken. Let er evenwel op, dat al deze aanleidingen en voorbereidingen volkomen wederkeerig zijn, en zoowel den spreker als den hoorder bewerken, zoodoende dat ze voor onze vergelijking van spreker en hoorder nog niet in aanmerking komen. Maar nu gebeurt er in een der twee aanwezigen iets, dat hem tot spreken gaat brengen, en dat wij dus, als het uitgangsstation der verbindingsbaan mogen beschouwen. Ik koos met opzet een slim maar niet al te beschaafd type van spreker, om al de verschillende storingen en remmingen, die zich bij zoo'n eerste gesprek kunnen voordoen, volop tot hun recht te laten komen. | |||||||||||||
10. De intellectueele inval, gedragen door emotie.Een onzer twee advocaten krijgt een inval; een idee over de binnenlandsche politiek, hij zat namelijk het kamerverslag te lezen en verfoeide ineens het gekonkel van de verschillende, elk weer aan andere tradities vastzittende partijen, die volgens hem geen van alle de volle werkelijkheid onbevangen in de oogen durven zien, en nu zegt hij nog zonder woorden in zich zelf in één intuïtief verbum mentis:
| |||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||
20. De wil om hem uit te spreken en de eerste logische uiteenwijking.Deze vraagt een tweede station of tusschenstadium, waarin na een poosje in onzen krantenlezer uit dezen oogenblikkelijken totaal-indruk, of uit dit ongedeelde complex van totaal-indrukken het wilsbesluit gevormd wordt tot spreken en als gevolg daarvan zich een duidelijke opvolging van twee verschillende gedachten na elkander ontwikkelt, terwijl daarbij elk dier nog vage gedachten zonder besliste duidelijkheid toch reeds een vleugje van distinctieve aandacht krijgt: 10. geen ruzie over het verleden! 20. oogen open voor de realiteit van het oogenblik! - Hiermee is de nog sterk als eenheid gevoelde indruk toch reeds in tweeën gedeeld; doch nog altijd zonder woorden. | |||||||||||||
30. De verdere uiteenlegging met behulp van taalmiddelen in telegramstijl.Maar wat gebeurt er nu. Onmiddellijk daarna herkent hij bewust de verdeeling als een deeling in tweeën als een tegenstelling. Bij het uiteenleggen van dien indruk in de twee opvolgende gedachtenphases, wordt nu zijn inwendige taal wakker, en begint hij heel zwakjes in elk dier twee phasen 't een of ander woord mee te denken. Niet in den vorm waarin wij het zoo juist formuleerden, maar veel eenvoudiger in telegramstijl, misschien zoo: 10. verleden, 20. heden; of wellicht 10. niet zoo, 20. maar zoo. Dan plotseling komt er nog een 3de deel bij b.v. 10. heden - 20. verleden, 30. toekomst; of 10. tweedracht, 20. eendracht, 30. macht; er komen dus in zijn bewustzijn woorden naar boven, en vaak gelijk hier ook reeds een begin van een grammatisch schema: 10. niet dit, 20. maar dàt, 30. dàn is er kans... daardoor is het spreekmechanisme nu volop gemobiliseerd. | |||||||||||||
40. De concurrentie der verschillende constructie- en zinschema's in gewone taal met de censuur en de keuze daaruit.Hierop volgt nu echter weder een remming, vaak zelfs het stoppen van den taaltrein. Derde station: Onmiddellijk na die trits van vluchtige gedachten dringen zich nu toch verschillende zin-schema's aan den ontevreden politicus op: Hij denkt een oogenblik aan den persoon, met wien hij in de kamer is, en dat hij diens politieke overtuiging niet kent. Hij moet zich dus een beetje inhouden. Het eerst invallend zinschema: ‘d(ie) ver(dom)de (politiek), d(at) ver(vloek)te (gekonkel)’ wordt dus onmiddellijk gecensureerd; dan komt | |||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||
naar boven: die be(donder)de vastklevers aan de (traditie). Het tweede schema: weg met de... wordt inwendig reeds ingevuld als: weg met de politieke partijen, weg met de hindernissen der traditie, ‘weg met dat politieke gekonkel van thans’. Maar ook dat lijkt hem met reden nog onbeleefd en gevaarlijk jegens een nieuwe kennis. En nu komt er eindelijk voor de eerste der drie gedachtephasen een beter schema naar boven: wij hebben ... ...... noodig. Dàt is goed. En hiermee is zijn keuze bepaald. | |||||||||||||
50. De definitieve woordenkeus onder nieuwe censuur en hun invulling in het gekozen schema.Dat kon er wel door, en hij wou het reeds invullen tot: wij hebben een nieuwe politieke partij noodig, toen hij zich nog tijdig bedacht, en dit mildelijk generaliseerde tot: zeg, we hebben nieuwe menschen noodig. | |||||||||||||
60. De automatische innervatie en de gevoelsbetoning.Onmiddellijk volgt de innervatie van de spreekorganen, die onder-tusschen automatisch dit zinnetje met den toon der vrij felle emotie produceeren. | |||||||||||||
70. Gedeeltelijke herhaling derzelfde phasen.Daarna duikt nu met de veel duidelijker zich afteekenende tweede gedachte-phase - het begin is altijd het moeilijkste - in hem het relatieve-zin-schematje ‘die bij het... der... niet door h.. ......be-.... worden’ op, en hij kreeg reeds de verzoeking om het in te vullen tot: ‘die bij het oplossen der huidige moeilijkheden niet door hun traditie beduveld worden’, maar juist bij tijds verandert hij het nog met behulp der reeds uit de verworpen clichés gereed liggende woorden in: ‘die niet zoo vastkleven aan het verleden, en niet door hun traditie gehinderd worden in het oplossen der huidige moeilijkheden’. Terwijl hij deze woorden uitspreekt, komt nu de derde gedachtephase heel duidelijk voor hem liggen, met eenige zinschematjes ter keuze, omdat de.... veel.. er is dan, want...... is veel.... er dan.... Hij kiest: want de wereldcrisis (wou hij zeggen, maar met het oog op de groote oogen van zijn nieuwen collega) corrigeert hij weer tijdig: want het actueele probleem is veel gewichtiger dan die oude tradities. Maar zoo bevredigt het hem nog niet, het geheel is zoek geraakt onder de deelen; en daarom vat hij nu zijn drie deelen nog eens samen in het daar straks reeds gereedstaande maar verworpen zinsbegin met een kleine verzachting: wij moesten maar een nieuwe politieke partij stichten! Ziezoo, dat is er uit. | |||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||
Ik heb de heele oplossing met opzet in één fictief maar aanschouwelijk tooneeltje samengevat, maar zal nu onmiddellijk alle détails wetenschappelijk verantwoorden. | |||||||||||||
De intellectueele inval.Dwelshauwers: La synthèse mentale 1908, 35 zegt: Avant de prononcer une phrase dans laquelle s'aligneront successivement les mots, nous avons l'intuition de la pensée, que cette phrase exprimera; cette intuition précède le choix des concepts qui la développeront dans le temps pour la rendre accessible à l'auditeur et par conséquent aussi des mots, qui la rendront sensible. Ach (Willensakt und Temperament) zegt: Ausserdem sehen wir zuweilen ein blitzartiges momentanes Aufleuchten eines komplexen Inhaltes, der sich verbal nur durch mehrere Sätze ausdrücken lässt, ein Vorgang, der bei seinem kurzen Bestehen unmöglich durch inneres Sprechen gegeben sein kann. Dabei ist der Sinn des Inhaltes eindeutig gegeben und die Erinnerung klar und bestimmt, ohne das irgend welche Empfindungsqualitäten nachweisbar wären. D(ies)er unformulierte Einfall, zegt Gomperz, Noologie 59, stellt vielfach die Blüte geistiger Funktion dar. Die Meinung, es gebe kein anderes Denken als ein solches in Worten, scheint uns deshalb jeder intellektuellen Erfahrung zu widersprechen. | |||||||||||||
De eerste logische uiteenwijking.Der erste noch ungegliederte Einfall erfährt zuerst eine logische Gliederung; die nullius idiomatis ist (Gomperz Noologie, 59 ff). Die Logik der Taubstummen ist für diese These von Gomperz das experimentum crucis (Pick 200). Ook Vignoli, bij Jode geciteerd, spreekt van een ‘der artikulierten Sprache voraufgehenden “Artikulation des Gedankens”. B. Erdmann (Archiv f. Syst. Philos. 7, 3, 348): Es arbeitet vielmehr unser formuliertes Denken so, dass wir nur in prädikativer Notwendigkeit feststellen, was uns im intuitiven Denken vorher gewiss geworden ist. Messer: Wir glaubten aber in der vollständigen sprachlichen Formulierung des in jenen Bewusstseinslagen gedachten Inhaltes lediglich eine entwickeltere, reichere Ausgestaltung dessen zu finden, was dort nur keimhaft gegeben war’. Archiv f.d. ges. Psych. 8. | |||||||||||||
De verdere uiteenlegging in telegramstijl.In diesem folgenden Stadium vollzieht sich durch das Wirksamwerden | |||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||
einer bestimmten Sprachform ein Fortschritt der Formulierung zu weiterer logischer Präzision (Gomperz), Lotze (Mikrokosmus II 243. Wie für ein Bauwerk zunächst die Bausteine in sich gegenseitig bestimmenden Formen behauen werden müssen, so muss auch unser Denken jedes der Elemente, die zunächst nur Zustände unseres Erregtseins sind, in eine Form fassen, die ihm in der späteren Verknüpfung die Art seiner Verwendung und die bestimmte Weise seiner Verknüpfung mit anderen zuteilt. O. Dittrich (Phil. Stud. 19, 95) zegt: ‘Das Denken mit potentiell determinierter Sprachform geht insofern über die rein logische Gliederung hinaus, als ihm schon gewisse sprachliche Kriterien anhängen, die durch das Denken in einer bestimmten Sprache gegeben sind’. Dem sprachlich formulierten Denken geht ein Stadium voran, dem Wortfragmente oder einzelne Worte begleitend folgen, die nicht als adäquate Zeichen der Bedeutungsinhalte angesehen werden können (Ach 215 ss.)Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||
De syntactische schema's.Reeds William James, Psychology I. 255 spreekt van ‘these rapid premonitory perspective views of a scheme of thought no yet articulate’ en ‘the feeling: what thoughts are next to arise, before they have arisen.’ De zin ‘is indeed in a measure existing in consciousness precedent to any utterance even before we have opened the mouth. E. Owen (Transactions Wisconsin Academy 14, 375) spreekt van het bewustzijn van een gedachten-skelet, vóór het uitspreken van den zin. Ook Moskiewicz (Archiv 18, 347) heeft voor den Vorstellungsablauf im Satze: Obervorstellungen noodig ‘die mir Schemata sind, die sich erst (noch) mit Vorstellungen füllen sollen; nur Angaben von Richtungen. Pick Agrammatische Sprachstörungen 234: Man wird sich vorstellen können, dass das durch die Denkprozesse gewonnene gedankliche Schema ein sprachliches Schema emporhebt, das wir uns etwa nach Analogie eines in einer Grundmasse ausgeführten Linien-entwurfes eines Mosaikbildes vorzustellen haben, in dessen Maschen in dem nun folgenden Stadium der Wortwahl die Worte versetzt werden. P. Peeters (Revue des Questions scientifiques 42, 461): Antérieurement à tout travail réfléchi ces mots et ces tronçons d'expression forment comme un pointillé plus ou moins | |||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||
espacé, dessinant par avance la structure d'une phrase. In dit Stadium zijn volgens Gomperz reeds ‘Formalgefühle (von Sprachregeln) vorhanden, noch ehe die Worte für den Ausdruck der Totalimpression gefunden sind. Eine gewisse grammatische Bestimmtheit (oder ein grammatisches Schema) geht als Gestaltqualität der Wortfindung des Satzes voran. Bühler Archiv 12, 86: Ich hatte erst etwas wie ein Netz in das sich die Worte einfangen sollten. Ich hatte, bevor die Worte kamen ein Bewusstsein des Rhythmus, so etwas wie ein Zeitschema. Ook de Engelsche syntacticus Morris (Principles and Method in Lat. Syntax 1902, 38-42 en Fr. Baumann (Sprachpsychologie und Sprachunterricht 1905, 101 houden: dat wij eerst den zinvorm kiezen voor dat wij tot de woordkeus komen. | |||||||||||||
Daarna volgt pas de woordkeus.Nach B. Erdmann vollzieht sich erst die logisch gedankliche Verarbeitung, dann tritt (meistens) unbewusst erregt, die Sprachform, die Satzform in Tätigkeit, und in diese fügen sich dann die Worte ein’ (Pick 209). Bühler (Archiv 12, 85 ss) zegt: Wenn wir einen schwierigen Gedanken ausdrücken wollen, dann wählen wir zuerst die Satzform für ihn, wir werden uns innerlich erst des Operationsplanes bewusst und dieser Plan ist es dann der erst die Worte meistert. Dass die schematische Formulierung des Satzes der Wortwahl vorausgeht, wird dadurch bewiesen, dass der Sinn des einzelnen Wortes, der ja ein sehr verschiedener ist, erst durch die Stelle an der es angewendet wird, bestimmt wird, bzw. mit dieser wechselt, demnach muss das geistige Gerüst im Wesentlichen auch in grammatischer Beziehung fertig sein, bevor die Wortwahl erfolgt. Wenn wir einen Zwischensatz mit ‘als’ beginnen und am Schlusse des Nebensatzes plötzlich abbrechen, dann kommt uns zum Bewusstsein, dass wir etwas erwartet haben; das ist nicht nur eine sachliche Ergänzung, sondern auch eine grammatische, wir erwarten einen Hauptsatz. (Bühler Sprachtheorie 253). Bühler (79 ff.) ‘man hat schliesslich den fertigen Gedanken und zu ihm sucht man die Worte’ - ‘Ist nun die (Satz)-Form des Gedankens gefunden... dann ist damit auch das zweite Stadium des Prozesses, das Auffinden der Worte schon bedeutend gefördert (Bühler Archiv 12, 84) - ‘Die Worte kamen unter dem leitenden Bewusstsein der Satzform (Bühler 86) - Ich hatte vor den Worten das Bewusstsein einer Form, etwas in das die kommenden Worte sich einordneten (Bühler). Mitunter passierte es, dass Gehalt und sprachliches Darstellungsschema getrennte Wege gingen, so dass sie auch im Rückblick der Psychologen, die dies Erlebnis schilderten, noch verwunderlich getrennt | |||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||
erfassbar blieben. Und immerwieder wurde dann beschrieben dass dies oder jenes ganz oder teilweise leere syntaktische Schema der eigentlichen Formulierung einer Antwort vorherging, und das faktische Sprechen irgend wie erkennbar steuerte. Häufiger wurden diese Berichte noch in Erinnerungsversuchen. (Bühler Sprachtheorie 253). Auch nachdem der ungegliederte Einfall sich in einen gegliederten Komplex von Bedeutungsgefühlen differenziert hat, denen zahlreiche einzelne Worte entsprechen, bleiben diese doch alle in eine Satzbedeutung eingebettet (Gomperz Methodenlehre 260). | |||||||||||||
De censuur.De censuur omvat de beide keuzeperiodes. Over het ingrijpen van de censuur, wegens welstands- en fatsoensmotieven met het oog op dengene tot wien wij spreken zie men Freud: Der Witz und seine Beziehung zum Unbewussten2 1912. Zur Psychopathologie des Alltagslebens 1907. Die Traumdeutung4 1914. Maar behalve de fatsoensmotieven werken hier bij het spreken meestal ook mede: 10. waarheidsmotieven: of het in taal geformuleerde immers overeenkomstig de innerlijke bedoeling is: It appears that any rule to guide the speaker would again be merely a part of a larger rule distinctly proper: Say what you think, as you think it (E. Owen 235) en 20. grammatische en stylistische motieven: of de formuleering er van volgens de taal- en stijlregels immers toelaatbaar en behoorlijk is. Stets oder fast stets vermittelt zwischen Gedanken und Wörtern ein Wissen um die Satzform und das Verhältnis der Satzteile unter sich: etwas was als direkter Ausdruck der grammatischen Regeln, die in uns lebendig sind, zu gelten hat (Bühler). A moins d'être très emporté dans la discussion, je surveille la correction grammaticale de mes phrases et la propriété de l'expression. (Ajam La Parole en public2, 190). Das Sprachgefühl kann man ansehen als ein Organ, das die richtige Grammatisierung des zu Sprechenden überwacht, ein Vorgang der sich bei Erwachsenen ganz automatisch vollzieht (Pick 212). | |||||||||||||
De automatische innerveering.Bühler: Bezüglich dieses dritten Stadiums wissen die Versuchspersonen nur anzugeben ‘dass sie anfangen, die Worte zu sagen, und dass dies (oft zu ihrer eigenen Überraschung) geschieht’. | |||||||||||||
De emotie.Welk een invloed ten slotte de emotie op al deze phasen uitoefent, bemerkten wij juist aan al die woorden, die door de censuur werden ge- | |||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||
weerd. Telkens en telkens weer, wilde de emotie zich al te kras uiten. ‘Die Gefühle als Grundlage der Denkakte haben, insbesondere als Stellungnahme, für die Satzformulierung eine den rein intellektuellen Faktor weit überragende Bedeutung. Der emotive Einschlag ist (schon lange) fertig ehe die sprachliche Formulierung einsetzt (Pick 229). Wunderlich Der deutsche Satzbau I 1901 zegt ‘dass der Affekt und die unbewusste Sprachgebung des naïven Menschen die Sätze formt, ehe dieser der Worte sich bewusst wird. Het is trouwens uit de aphasie-leer bekend, dat juist vloeken en krachtwoorden bij toorn van onbeschaafden als loutere reflexbewegingen afloopen; en juist daarom bij het uitvallen van alle andere taalfuncties trouw gespaard blijven. Zie verder passim H. Maier: Die Psychologie des emotionalen Denkens 1908. Zoo is dus op de verbindingsbaan onze op de 5 tusschenstations telkens weer aangevulde en verbeterde eerste zin langs de helling van den gedachten-berg omlaag gekomen in het dal der phonetische klanken; maar toen eenmaal de baan zoo veilig en bereidbaar gemaakt was, volgden er onmiddellijk en veel vlotter nog vijf andere zinnen, die bijna onmiddellijk na den eersten wagen beneden in het dal der phonetische klanken aankomen. Wij moeten nu dus gaan onderzoeken: hoe komt nu die heele trein langs de helling van den anderen berg weer omhoog? m.a.w. hoe verstaat nu de toehoorder den uitgesproken volzin? | |||||||||||||
III. De weg van den gehoorden of gelezen zin naar het zinsverstaan.Eer wij er nu echter toe overgaan om het zinsverstaan in den toehoorder te ontleden, moeten wij eerst goed begrijpen, dat de nieuwe kennis van den spreker, de andere advocaat in het zelfde bureau 10. niet de krant zat te lezen, en heelemaal niet aan kamerzitting of politieke partijen dacht. 20. dat hij met zijn nieuwen collega nog nooit over politiek of den nijpenden nood van de wereldcrisis had gesproken, 30. geheel en al verdiept was in de studie van een ingewikkeld reeds jaren hangend rechtsgeding, omtrent een groote erfenis, en 40. dus ook niets van de zichtbare ontevredenheidsuitingen van zijn nieuwen collega had opgemerkt. Hij is er dus heelemaal niet op voorbereid. En wij hebben natuurlijk juist deze ensceneering gekozen om onze lezers van te voren reeds te doen begrijpen, dat hier alles niet van een leien dakje zal gaan, en dat het heusch heel wat in zal hebben, eer hij dien langen trein van phonetische klanken die daar plotseling zijn studie komen storen, in hun samenhang zal hebben begrepen, en daaruit de bedoeling van zijn collega zal hebben verstaan. En als wij ons even uit ons eerste deel (Onze Taaltuin V, 97) | |||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||
herinneren, dat een enkel los woord, toegeroepen aan iemand, die met zijn volle aandacht klaar stond om het op te nemen en te verwerken: dat m.a.w. een losse locomotief onder gunstige omstandigheden zes maal moest remmen of stoppen, om naar boven te komen op den berg van het verstaan, dan zal het niemand meer verwonderen, dat hier van den toegesprokene een intellectueele praestatie wordt gevraagd, die gerust vergeleken mag worden met de moeite om een duidelijk inzicht te krijgen in een sinds lange jaren hangend erfenis-proces. Wij moeten dan ook niet meenen, dat hij er, trots alle moeite en de vele remmingen of stoppingen op de tusschenstations langs de stijgende helling aanstonds in slagen zal: de volle bedoeling van zijn nieuwen collega compleet te realiseeren. Het eenige wat hem lukken zal, is zoo ongeveer uit de verte te bevroeden wat zijn collega bezielde, en waarover hij zich had verontwaardigd. Bij de verdere en diepere kennismaking in de volgende maanden zal hij dan telkens weer even terugdenken aan dit eerste ernstige gesprek, dat hij met zijn nieuwen collega gevoerd heeft, en pas na een vol jaar misschien als die kennismaking tot een echte vriendschap is uitgegroeid, en hij zoo in staat is, om de verschillende nuances en schakeeringen van sprekers emotie aan te voelen, de portée van zijn gedachten en vergezichten met juistheid af te meten en de vastheid van zijn levenswil te benaderen, zal hij op een mooien dag de confidentie wagen: Zeg, John, ik heb nog dikwijls teruggedacht aan ons eerste gesprek over de politieke partijen, en ik geloof je nu zoo ongeveer wel te begrijpen, maar meende je toen heusch, dat er geen enkele traditie is, die zich in belangrijkheid met de tegenwoordige moeilijkheden laat vergelijken? Bij traditie hoort toch ook iemands levensbeschouwing! Dit was een waardig antwoord. Toen pas hadden zij elkander verstaan. Dit zal nu echter wel duidelijk zijn, dat Wilhelm Wundt, die hield dat een zin: de uiteenlegging van een Gesammtvorstellung en Hermann Paul die zei, dat een zin: de verbinding is van verschillende ideeën of voorstellingen tot een hoogere eenheid in zoover beiden gelijk hebben gehad, dat de definitie van Wundt voor den spreker geldt, en de definitie van Paul voor den toehoorder opgaat, daar de zinsvorming van den spreker alles te zamen niets anders is als een analytische uiteenlegging van den intuïtieven invalsinhoud in zijn logische en syntactische deelen, onder den invloed van emotie, sociale aanvoelingen enz., terwijl het zinverstaan van den toegesprokene: een bijeenraping zal moeten zijn van een heele reeks voor hem voorloopig nog onsamenhangende gegevens om te komen tot een synthese der werkelijke bedoeling. En het is duidelijk, dat pas na vele étappes althans een vaag idee van die bedoeling in | |||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||
de gedachte van den toehoorder zal opdoemen. Trachten wij hem nu op die verschillende étappes van nabij te volgen. Maar begrijpen wij van te voren, dat in de aandacht van den toegesprokene de verschillende zinnen van onzen gedachten-trein bij het stijgen elkander onmiddellijk los laten, en ze elk afzonderlijk naar boven moeten worden gehaald. Voor het gemak van den lezer herhalen wij dus even de vorigmaal reeds genoemde zes stations tegen de glooiing van den opgaanden berg:
10. Daar onze krantenlezer geen al te goed orgaan heeft en dat ook niet keurig heeft leeren gebruiken, moet de phonetische klankenrij van het eerste zinnetje: ‘we hebbe nieuwe mense nodig’, reeds bij het phonetische waarnemingsstation even stoppen: onze vriend heeft de woorden ‘wij hebben’ niet goed gehoord. Maar wat komt er dat op aan? des te beter hoort hij en ondergaat hij de suggestie van een wrevelig trochaeisch rythme en den ontevreden kankertoon; hij ziet op, en ontwaart nu ook de gefronste wenkbrauwen en den verbeten mond in de kleine pauze. 20. Op het phonologisch station worden de drie trochaeische woorden ‘nieuwe menschen noodig’ onmiddellijk als oude bekenden herkend. De eerste wagen stopt hier dus eigenlijk niet; maar loopt onmiddellijk door naar 30. het derde station: waar onze advocaat ineens heel heter fenisproces in zijn intentie langzaam ziet achteruit wijken om plaats te maken voor de bedoeling van: nieuwe menschen noodig. De beteekenis der drie afzonderlijke woorden wordt onmiddellijk erkend, maar de richting naar buiten wil niet komen, daar hij er geen plaats voor weet in zijn erfenisproces. Dus maar verder naar 40. het raadselstation. Hier blijft de eerste wagen staan. Want de luisteraar heeft nu zijn aandacht noodig voor het onmiddellijk volgende klankenrijtje:
| |||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||
leden - geven met de 3 eerste: nieuwe menschen noodig: nog geen begin van een naar buiten richtbare gestalte, 't is een vormelooze groep.
Hier pas schuift er nu een nieuw station 2A tusschen; waar de zinschema's zich realiseeren. Maar vaak geschiedt dit ook gelijktijdig met de phonologische herkenning van de woorden, vooral als er sterksprekende vormwoorden aanwezig zijn. 2A. Hij herkent een passieven relatiefzin, en vult ‘niet oor’ nu aan tot ‘niet door’, dat zin geeft. 30. Komt met zijn nieuwen buit in het intentioneele stadium, en begrijpt dat het over menschen met een traditie gaat. 40. Op het raadselstation combineert hij de eerste zending met de derde. 't Gaat dus over ‘nieuwe menschen noodig’: wie noodig, wat noodig? ‘die niet door hun traditie gehinderd worden’. De overige brokstukken blijven liggen. Nu mikt hij vooral op ‘door hun traditie’, traditie wat kan dàt zijn? O wacht, daar zal ‘vastkleven’ en ‘aan het verleden’, bij hooren, en rijdt ermee omhoog en komt nu met z'n heele buit op 50. het station van het sfeerbewustzijn aan, ‘ja, ja’, en nu beleeft hij het eerste partieele ‘Aha-Erlebnis’: zeker door traditie vastkleven aan het verleden; wacht maar ik begin hem te verstaan; ik kom er althans dichter bij. Wat zegt hij nu verder? 10. Terug naar het eerste station: inn'toplosse der moeilekhede. Alles goed overgekomen, want hij luistert nu scherp. Het rythme interesseert hem niet meer, maar opnieuw hoort hij den ontevreden toon. 20. Alle woorden worden van elkaar losgemaakt en herkend: in het oplossen der huidige moeilijkheden. 2A. In het schema-station wordt ook de constructievorm der kwadraatsbepaling herkend, geanalyseerd en weer ingevuld. 30. Nu pas ziet hij in de handen van zijn vriend de krant en op het gezicht opnieuw den ontevreden trek. Het heele erfenis proces-complex | |||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||
wordt nu definitief afgecommandeerd van het intentie-veld en verdwijnt spoorloos. 40. Op het raadselstation denkt hij aan de krant: o hij zal het over de krant hebben en de politiek; ook ligt er nog onopgelost: die niet gehinderd worden. Daar sluit: in het oplossen der huidige moeilijkheden van zelf bij aan. Hij reist dus onmiddellijk door naar het classificatiestation: 50. waar nu de ontevreden stemming van den vriend als een sfeerbewustzijn werkt. Alle onderweg achtergebleven stukken passen daarin: en nu volgt een 2de partieel Aha-Erlebnis: Het is om er wrevelig van te worden, want het wordt hard noodig dat er nieuwe menschen komen. Hij reist nu door naar 6 en combineert daar: 60. Het is om er wrevelig van te worden, want het wordt hard noodig dat er nieuwe menschen komen, die ophouden met dat vastkleven aan het verleden en de traditie, waardoor ze gehinderd worden in het oplossen der huidige moeilijkheden. Weer terug naar 1. waar hij nu, van zijn gejaagdheid bekomen, een heele rij klanken ineens opneemt. 10. wantetaktueel probleem isfeel gewichteger dannal dioude tradisis. In 20 worden alle woorden herkend. In 2A worden ze in het herkende zinschema ingelascht, en worden dus hun grammatische en syntactische relaties gerealiseerd. 30. Met betrekking op de krant en de politiek wordt deze nieuwe groep ineens herkend als het symbool van een goed geconstrueerde objectsgestalte: het actueel probleem aan de eene zijde reuzengroot, tegenover die akelig petieterige tradities; en die beaamde tegenstelling vormt het 3de partieel Aha-Erlebnis. 40 en 50. Het raadselstation spoort hij rustig voorbij evenals het classificatiestation en In 60. wordt de nieuwe buit met den vroegeren gecombineerd tot: Het is om er wrevelig van te worden; want het wordt hard noodig, dat er nieuwe menschen komen, die ophouden met dat vastkleven aan het verleden en de traditie, waardoor ze gehinderd worden in het oplossen der huidige moeilijkheden, want het reusachtige actueele probleem is veel meer waard dan al die petieterige oude tradities. Hij ziet aan het tevreden gezicht van den spreker, dat hij content is over zijn banvloek, en er een eind aan gaat maken en hoort nu:
| |||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||
En dan geeft hij, die er moe van geworden is: een nog niet zoo kwaad voorloopig antwoord: En meen je dat het dan ineens allemaal koek en ei zou zijn? wat de spreker, omdat de toegesprokene zich met alle kracht aan hem geadapteerd heeft, vrij gemakkelijk althans in zijn oppervlakkige bedoeling kan verstaan. Wij behoeven onzen spreker en den toegesprokene nu tijdens de volgende maanden niet verder in bijzonderheden te volgen. Wij weten het einde reeds: zij worden vrienden en langzaam maar zeker vult de toegesprokene, met weken tusschenpoozen het vele nog vaag en onbepaald geblevene in dit gesprek uit een dagelijks meer intiem wordenden omgang met den spreker aan. Want met al zijn moeite en scherpzinnigheid had hij de toch zoo eenvoudige zinnetjes van zijn nieuwe kennis pas heel oppervlakkig en slechts in het vage begrepen. Hij wist nog heelemaal zelfs niet of hij NSB-er of Communist was of misschien een heele nieuwe midden-partij-formatie op het oog had. En daarom deed hij maar verstandig met voorloopig op die (petieterige) traditie niet in te gaan, maar een slag om den arm te houden met het verontschuldigend beroep op de algemeen-menschelijke gebreken. Dat zijn dus goed geteld niet minder dan 31 moeilijkheden, die onze toegesprokene bij het verstaan van dezen betrekkelijk eenvoudigen samengestelden zin heeft moeten te boven komen en nòg was zijn reconstructie in menig deel foutief, terwijl de diepere bedoelingen, zoowel als de aanleiding van dezen zin: hem op dit oogenblik nog volslagen onbekend zijn. Wetenschappelijk te verantwoorden heb ik in heel dit zinverstaan nog slechts vier punten:
Dit is totnutoe door de aangehaalde auteurs niet opgemerkt, maar is | |||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||
mij zelf, bij het ontcijferen van de langere zinnen der wetenschappelijke Duitsche boeken, zoo vaak opgevallen, dat ik hiervoor volkomen kan instaan. Ik red mij dan gewoonlijk zoo, door eerst de fragmenten van den uiteengevallen hoofdzin met potlood te onderstreepen en achter elkaar te lezen, twee, drie keer, om pas daarna de verschillende bijzinnen en tusschenzinnen als nadere beperkingen en bepalingen elk op hunne plaats in te voegen. En zoo ga ik dus, eer ik zoo'n zin versta soms vier vijf keer langs al de stations op en neer. 20. De inlassching van een apart station voor de syntactische constructie- en zinschema's zoowel voor den spreker als den toegesprokene is een uitvinding van Bühler. De citaten voor het station op den weg van den spreker vindt men hierboven op blz. 198 v. Een duidelijk citaat voor het station op den weg van den lezer of den toegesprokene is het volgende: Bühler (Sprachtheorie 253). Wenn wir ein kompliziertes Satzgefüge durchschauen, so is das ein Wissen um seine grammatische Struktur, wir wissen um die Beziehungen die zwischen den einzelnen Teilen der ganzen Form bestehen’. - Maar vooral Charlotte Bühler heeft in haar studies Über Gedankenentstehung- en Über die Prozesse der Satzbildung in het Zeitschr. f. Psychologie van 1918 en 1919 dit heele verloop van een zin-reconstrueerend verstaan met nog allerlei andere voorbeelden in denzelfden geest toegelicht. 30. De partieele Aha-Erlebnisse, die vooral in de latere stations opduiken, zijn mijn eigen vinding, maar ik had hierbij verschillende voorgangers. Zie ook K. Bühler Sprachtheorie blz. 170 en volgende. Messer (183) zegt: ‘dass das weitere Urteil über die Tauglichkeit auftauchender Denkinhalte teilweise vorbereitet, teilweise auch ersetzt wird durch die Bewusstseinslage des Passenden, des Sinnvollen und des Richtigen’. Ook vond hij ‘Bewusstseinslagen in denen Beziehungen zwischen Gegenständen oder Begriffen im Bewusstsein zur Geltung kommen.’ Marty (Unters. z. Grundl. I 145-149) Wenn auch das einzelne Wort nicht Alles zu sagen vermag, so erwecken doch schon diese aufeinanderfolgenden Teile des Satzes gewisse Vorstellungen und Erwartungen in bezug auf das durch das Ganze gemeint ist... und dass also die Gesamtbedeutung eines Satzes durch die vorläufigen Vorstellungen und Erwartungen über die Funktion der einzelnen Bestandteile desselben vorbereitet und vermittelt wird. Bosanquet (Ess. of Logic. 83) leert ons hoe het verstaan van den zin zich stuk voor stuk realiseert en Bühler heeft dit opnieuw bevestigd en geeft op blz. 18 uitvoerig antwoord op de vraag: wie sich der zu ver- | |||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||
stehende Gedanke aus den Wortbedeutungen aufbaut, und dass man manchmal von einer verschiedenen Tiefe des Verständnisses sprechen könne, und dass dem tieferen Verständnis ein oberflächliches vorausgeht und das vorläufige Ganze konstituiert. 40. Het totale Aha-Erlebnis werd het eerst door Bühler nauwkeurig beschreven in Archiv 9, 1907 als een plotseling opduiken van de gezochte zinsbeteekenis. Die Versuchspersonen wussten das nicht besser zu beschreiben, als dass sie sagten: mit einem inneren Aha! sei ihnen auf einmal die Lösung aufgegangen, und ich habe jenen Ruck darum das Aha-Erlebnis genannt. Auch heute bin ich noch der Meinung, dass unsere Sprache die Interjektion ‘aha!’ eigens für die Kundgabe solcher Ergebnisse geschaffen hat (Die geistige Entwicklung des Kindes 280). Over de taalregels zie men Fröbes2 p. 234-35. Maar ik vraag nog speciaal de aandacht hiervoor, dat gelijk men bij nauwkeurige vergelijking zien zal onze volzin allesbehalve ongedeerd is overgekomen, omdat de toehoorder 10. de beginwoorden: wij hebben niet had gehoord, 20. de woordjes ‘die niet zoo’ in den phonetischen vorm diniso - misschien onder de afleidende bijgedachte aan Dinaso - niet had teruggekend en 30. onder invloed der suggestieve vergelijkingsgestalte de tegenstelling tusschen het actueele vraagstuk en de tradities sterk heeft aangedikt. En dit is geen toeval onder zulke omstandigheden, maar juist de algemeene regel. Wij houden het dus voor zeker, dat om een goed verstaander te zijn ‘die maar een half woord noodig heeft’, men 10. den spreker door en door moet kennen en hem sympathiek moet gezind zijn, 20. al zijn aandacht hiervoor disponibel moet hebben, en 30. een goed en groot verstand moet hebben; terwijl elke toehoorder in bijna alle andere gevallen zelf met min of meer geluk uit onvoldoende gegevens zoo maar wat moet raden naar de bedoeling; zoodat het een uitzondering is, als men uit den mond van vreemden een niet artistiek bewerkt stukje proza gaaf en louter passief mag verstaan. Daarop vooral berust dan ook het zoo frequente betreurenswaardige maar algemeen bekende misverstand. Dit ligt aan de natuur der taal; omdat twee ziele-bergen altijd langs het onbezielde dal der stoffelijke klanken moeten worden verbonden. En dit misverstand is met geen significa of welke andere nieuwe middelen ook te genezen. Alleen de onderlinge intieme kennis en saamhoorigheid kan de menschen bij elkander brengen en houden. Alleen een breed verstand en warme liefde heffen alle misverstanden op. Hiermee hebben wij dus onze eigenlijke taak volbracht, wij hebben de twee deelen der verbindingsbaan tusschen de gedachten van spreker | |||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||
en toegesprokene met elkander vergeleken en inderdaad bevonden, dat het tweede deel van den weg, dat voor rekening van den toegesprokene komt, ceteris paribus veel moeilijker is dan het eerste deel van den weg, waarvan de kosten door den spreker worden gedragen. Maar ongemerkt hebben wij zoo tevens de hoofdbeginselen gevonden, waarnaar de structuur van alle talen luistert, gelijk onze slotbeschouwing dat den volgenden keer zal aantoonen. Nijmegen, 10 October 1936. JAC. VAN GINNNEKEN |
|