Bladvulling
Niet alleen in Drente (vgl. Taaltuin IV 272) roept het uitzwermen van bijen de gedachte aan de baring op; in Zuid-Nederland is de uitdrukking ‘de bijen zwermen bij haar’ zeer bekend in de beteekenis ‘zij gaat op het laatste’ (zie Corn.-Vervliet; De Cock, Sprkw. over de Vrouwen, de Liefde en het Huwelijk) en Bours vermeldt in zijn ongeleerde, maar kostelijke verzameling ‘Limbufgsche Spreekwoorden’, blz. 8 der biej es an et zwerme ‘de geboorte is op komst’. Verschijnt een boer om Enschede niet ter vergadering en wil een ander de reden ervan meedeelen, dan zegt deze met een lachje om zijn mond: hej zal wal haos an 'n tîl motn lostern (evenals de iemker luistert naar het ‘roepen’ der koningin, dat aan het zwermen voorafgaat). Over het rooven en de roofbijen raakten de boereniemkers, met wie ik vroeger nogal eens in aanraking kwam, eenvoudig nooit uitgepraat. Deze drèèges (‘dragers’, ook drèègbiejn geheeten) kunnen volgens de iemkers in één dag veertig pond honig stelen en het middel dat in dit geval gebruikt wordt, is een mondvol brandewijn in de korven te spuiten; de roovers worden dan op slag door de bewoners gedood. Ook kan een andere bijenhouder dan de schuldige zijn, die uit wraakzucht zijn bijen tot stelen brengt door ‘iets’ (slechts een enkele kent de samenstelling ervan en houdt het strikt geheim) onder zijn klompen te smeren en 's nachts naar de korven van het slachtoffer te wandelen; kort daarna volgen zijn bijen dat spoor. Merkt men dat men bestolen is, dan is het zaak gruttenmeel in de korven te strooien; daarna bezoekt men de iemkers in de omgeving en de dader wordt door zijn witbestoven bijen verraden. Wanneer iemands hoenders, appels, enz. op duistere wijze verdwijnen, zegt men van hem: hej hef te drèègbiejn dr'op; een opgewekt, bewegelijk kind heet zoo werreg as ne biej. Van een koe
met een groote holte tusschen de zitbeenderen: daor köj wa nen iemm in käörwen (ww. korven).
H.L. BEZOEN