lidwoorden, de praeposities, de pronominale anaphora. Laat staan de diepere bouw van een roman, een drama.
De nieuwere taalwetenschap is den S. ontgaan, zelfs het eigenlijke relevante punt in de vlijtig geciteerde litteratuur tegenover de neogrammatici; het amalgama in de theorie is soms zeer duidelijk. Eén moment stoot de S. op een citaat van den genialen Sievers, dat in zijn totale visie een prachtaansluiting biedt naar de Gestaltspsychologie en de denkpsychologie van de Würzburger school en de latere franschen. Even ontstaat dan een synthese van allerlei accents- en vormfeiten die er zijn mag, maar de lijn wordt niet doorgezet. Bij de zinsbouw en de woordorde belanden we weer rustig bij Wundt, alsof er juist op deze punten sindsdien niet verschillende werken verschenen waren die van de twee deelen van Die Sprache niet veel hebben laten staan. De taal en het woord zijn nu weer eens ‘teeken’, dan enkel ‘suggestie’, ‘gebaar’ of zelfs ‘associatiewaarde’. Het beeld en de analogie overdekken de werkelijkheid als de schaduw een spiegel, nergens een keuze.
Zelfs de taal van dit boek bewijst hoe onvoldragen en onzelfstandig het is. Het wemelt van germanismen; de koenste woordexperimenten, het ongemene woord, (tegen-, tusschen-) rede, aaneenrijing van voorstellingen, de stelling van een zin, duiden, levendig (= levend), wichtig (= gewichtig). Woorden als geest, idee, gehalte waren royaler ineens in het duitsch gedrukt. De pronominale terugwijzing en het woordgeslacht worden erbarmelijk behandeld.
Een enkel staaltje althans van dit laatste, niet om als een booze schoolmeester op elk slakje zout te leggen, maar omdat ook Dr. van Mierlo daar in de vorige aflevering (IV, 380) in verband met de spellingkwestie op gewezen heeft. Pag. 138. In het eerste (het proza nl.) overheerscht het intellectueele karakter der taal, in de andere (de poëzie) zijn muzikale incantatie. Pag. 83. De synaesthesie, in zijn vluchtig raken der fijne gevoelscontacten .... is het orgaan van het moderne gevoelsleven. Pag. 34. Van veelzijdige kracht is ook de stomme e aan het einde der woorden ... Vooral bij Gezelle is deze uitgang ... rijk atmospherisch middel ... Hoor hem het werkwoord gevoelig afstemmen in ... Als rhetorisch middel... doet het zijn dienst in de kanselstijl. Hier werkt het samen... Idem pag. 14, 35, 37, 69, 81, 83, 90, 91, 92 etc.
En met deze methode zou men de stilistiek bedrijven, ‘een jonge wetenschap uit de school der psychologische taalbeschouwing’? En zou ons moedertaalonderwijs en -gebruik weer pas recht gezond gemaakt kunnen worden? Ondanks alle schijnbare nieuwheid is ze daarvoor m.i. in den grond te oppervlakkig en te ouderwetsch.
J. WILS