2. Bij de distributieve nuance valt b.v. de nadruk op het voorkomen van kleinere nauwer samenhangende ondergroepjes in het totaal, op het min of meer stootend verloopen van het totale waarnemingsproces; bij de intensieve-prolongatieve op dit verloopen als zoodanig. De nuance wordt in dit laatste geval spoedig pejoratief en verraadt zich ook in het accent. Bij duizenden waren de Londenaars opgekomen om hun geliefden Vorst ten grave te zien dragen. Langzamerhand kwamen de bekentenissen los, trokken de stakers af. De villa's lagen overal in de duinen verspreid, het groote verkeer hield de weg langs het strand. Een werk van jarèn. Urèn, eeuwigheden duurde het vóórdat Jan terugkwam. Dennèn, dennèn, dat was alles wat hij zag. Altijd die scènes thuis!
IV. De meest interessante gevallen zijn tenslotte die, waarbij er van de objectieve getelde meervoudigheid niets anders overblijft dan een globale waardeeringsnuance, die nu natuurlijk altijd positief gericht is. Daarbij sluit zich ook het reeds gegeven voorbeeld van den vrager aan. Men vindt er nog een heele reeks meer in dergelijke getraditionaliseerde constructies, die vaak een zekere nuance van deftigheid over zich hebben. Met gevoelens van ware hoogachting, de blijken van Uwe deelneming, zijn excuses aanbieden, betuigingen van diepste leedwezen; de honneurs waarnemen; fransch: mes respects à Madame; mes désirs, intentions; vos perfections, les amours. Andere gevallen in heftige gevoelsgeladen uitdrukkingen, halve vloeken etc. Bliksems, deksels, donders nog eens toe! Groote goden! engelsch: Heavens! (Many) thanks! It is a thousand pities! fransch: Mille pardons, monsieur! In de poëzie en het litteraire proza zeer frequent bij heele of halve abstracta, bij impressionisten ook wel bij concreta. Luchten, horizonten, verten, einders, de rythmen van het bloed, de geheimen van een donkere ziel, afgronden der wanhoop; kameren, vensteren, zusteren (Boutens), gelaten (v. Looy), mooiheden (v. Deyssel), schamelheden (de Bourbon), verlossingen (Slauerhoff). Dat in deze laatste gevallen juist de pluralia op -en voor den dag komen is geen toeval. Merkwaardigerwijze zit de deftige nuance daaraan veel meer vast dan aan het s-plurale; het rythme zal hier wel een woordje meespreken. Men vgl. de bekende doubletten uit de oudere grammatica's Akelige schepsels! De schepselen Gods. De vaders: onze (voor)vaderen; de zoons, dochters: de zonen van Zebedeus, de dochteren
Bij de pronomina, waar de situatie van nature reeds zooveel meer subjectief gericht is, Sions; leesteekens: de teekenen des tijds etc. In het mexicaansche spaansch wordt op deze wijze soms zelfs het meervoud gebruikt van voor- en eigennamen, ook wanneer het over één persoon gaat, nl. tegenover kinderen wanneer men bijzonder lief wil zijn. Ook in het Rijnland schijnt dit voor te komen. Qué lindos son los Manuelitos! Ja, wenn einmal die Pückchens (= een kind met den bijnaam Pückchen) grosz sind ...
zijn de verhoudingen nog duidelijker. Voor vorstelijke personen, bisschoppen en andere zeer hoog geplaatste personen is de aanduiding van zichzelf bij het officieele optreden met een meervoudige vorm (pluralis majestatis) het gewone geval. Wij Wilhelmina, koningin der Nederlanden... En zal dit ons herderlijk schrijven... Men heeft dit karakteristieke gebruik, dat in alle talen van W. Europa en nog verschillende andere daarbuiten regelmatig terugkeert, vroeger wel anders trachten te verklaren, maar de invloed van de geschetste waardeeringsnuance is de eenige oplossing die stand houdt. Dat dergelijke nuancen spoedig af gaan slijten en vervagen is duidelijk. In het fransch beperkt de Grammaire Nationale b.v. de pluralis majestatis uitdrukkelijk tot ‘les actes émanés d'un chef suprême’, practisch komt deze echter ook voor bij prefecten, burgemeesters van groote steden etc. In het duitsch is men tot tweemaal toe van een singulare tot een plurale vorm overgegaan; steeds moest het beleefder! (1. du; 2. Ihr; 3. Er; 4. Sie). Onze nederlandsche ontwikkeling is daar nog eenvoudig tegen (1. du; 2. ghi; 3. U). In het tamoul van de dravidagroep in Voor-Indië is de aanduiding van ouderen en hoogergeplaatsten met het meervoud in alle personen zelfs zoo gewoon geworden (‘wij’ het stamhoofd, ‘jullie’ mijn oom), dat men op den duur voor het gewone niet-deftige meervoud andere vormen heeft moeten gaan invoeren in den trant van ons ‘wij-lieden, U-lieden’ etc. De geheele grondslag van de aanvankelijke plurale kategorie is door de waardeeringsnuance omgevormd. Of deze dus ook van beteekenis is!
J. WILS