Onze Taaltuin. Jaargang 4
(1935-1936)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTaalkaart: mispelMispel, mnl. mespele en mispele, gaat terug op Lat. mespila en is dus één van de vele vruchtnamen door ons aan de Romeinsche beschaving ontleend. Dit woordtype komt in héél Noord-Brabant voor. Alleen Gassel bij Grave gaf haogappel en Volkel bij Uden strissel. Van dit laatste woord is de etymologie mij onbekend. De vocaal van mispel is in héél N. Brabant i. Deze wordt tot gerekt in de bekende drie dorpen bezuiden de Uerdingerlinie: Budel, Soerendonk en Maarheeze waar rekking immers veelvuldig optreedtGa naar voetnoot2). In een | |
[pagina 287]
| |
aantal plaatsjes in het westen en het oude Hollandsche deel van de provincie - Hoogerheide, Ossendrecht, Gastel, Ulvenhout, Raamsdonksveer, Waspik, Loon-op-Zand, Dussen, Waalwijk, Drongelen en Elshout - gebruikt men ie. Als wij dit met de kaartjes inkt en beginnen van de Regenboogkleuren vergelijken, dan is het ie-gebied hier dus minder compact, maar van de andere kant strekt het zich ook nog over de Langstraat uit. Tenslotte kent Princenhage een gelabialiseerde vorm: mupselGa naar voetnoot1), een van de zéér weinige gevallen dat er in Noord-Brabant labialisatie van i voorkomtGa naar voetnoot2). Wij bedoelen nl. de rondingen waarvan het naburige Limburg juist krioelt: Sittard plump voor plimp = wimper, wùsj = wisch, wup = wip, krup = kribbe, lup = lip; Neeritter ummes = immers; dialect tusschen Roermond en Weert: guns = ginds, krumpe = krimpen, lup = lip, rub = rib, slum = slim, tummerman = timmerman, enz. Interessant is deze kaart om de behandeling van de inlautende sp. Deze blijkt immers in héél West-N. Br. - met uitzondering van Breda en Willemstad, waar de vrucht onbekend is, en Ossendrecht - maar ook in Hank, Giessen en Heusden omgezet tot ps, doch overal elders gewoon bewaard. Reeds in Onze Taaltuin II afl. 10 maakt prof. Van Ginneken waarschijnlijk dat deze omzetting door een Saksentocht meegebracht is en in Ras en Taal p. 34 laat hij deze voorliefde voor ps met de prae-Slavische articulatiebasis dier Saksen samenhangen. | |
[pagina 288]
| |
Volgens zijn kaartje, dat hij naar andere sp- en ps-woorden heeft samengesteld, behoort die ps-verbinding in een breede strook, waarin ook West-Noord-Brabant en het Land van Altena liggen. Op onze mispel-kaart blijkt de kern van de ps Westnoordbrabantsch te zijn en kent het Land van Altena en Heusden slechts sporadische gevallen die de brug naar mipsel in de BommelerwaardGa naar voetnoot1) vormen. Het woord mispel ligt dus in de lijn van Van Ginnekens verklaring. Het interessantst is tenslotte de anlaut. Toen Van Ginneken in Onze Taaltuin II p. 251 vlgg. Zaltbommelsch en Kerkdrielsch wuns (Hoofdplaat: wins, Yperen: wēns) behandelde leidde hij dat woord van indogerm. *mêmso af. Om die overgang van m τ; w aannemelijk te maken wees Schrijver eerst op het omgekeerd verschijnsel in voorbeelden als zwaluw: zwalm, peluw: pelm, fleeuwen: fleemen, Nederduitsch wispel (wesp): Limb. mispel, welke voorbeelden binnen het Nederlandsche taalgebied nog gemakkelijk te vermeerderen zijnGa naar voetnoot2). Maar om den overgang m τ; w zèlf te vinden moest hij verder op stap: sskr. manmatha τ; Prākrit vammaha, ital. mammana τ; Napolit. vammana. Hieraan zou men nog kunnen toevoegen bijv.: it. novero < numerus, ospa. bierven (vermis), fr. duvet (voor dumet), bretonsch nivera (numerare), gevel (gemellus), palv (palma), enz. In het Nederlandsch evenwel vond hij slechts onvolkomen parallellen. En inderdaad, sla De Bo, Grootaers en allerlei dialectgrammatica's op: zij halen geen voorbeelden aan. Tot nog toe was dan ook het eenige dat ik in die richting gevonden had: Westvoornsch kwa, Noordbevelandsch kwĂŏ (Ts. XXX, 132) en Drentsch kwo (Taaltuin III 378 v.v.) welke uit komaan ontstaan zouden zijn. Thans echter, bij mispel, ziet men in drie gebieden (1o. Drongelen, Loonsche Dijk bij Kaatsheuvel, Vrijhoeve-Capelle, Sprang, Loonsch Hoekje bij Loon-op-Zand, Baardwijk, Besoyen, Drongelen, 2o. Lieshout, Stiphout, Mierlo, 3o. Milheeze) uit mispel wispel ontstaan. En hiermee is de door prof. Van Ginneken geponeerde stelling over de m τ; wovergang weer iets waarschijnlijker gemaakt. ANT. WEIJNEN |
|