Taalkaart: erwt
Van sommige Germaansche en Romaansche woorden neemt men op goede gronden aan, dat zij ontleend zijn aan een Europeesche oertaal, die niet Indogermaansch, maar aan het Kaukasisch en het Baskisch verwant was. Een der beste voorbeelden hiervan is het woord erwt, dat tot op den dag van heden, door zijn vreemde consonantverbinding nog aanstonds opvalt. De Latijnsch-Romaansche vormen ervum, ervilia, lijken wel iets op de Grieksche orobos, erebinthos en lebinthos, het Middeliersche orbaind en den Duitsch-Germaanschen vorm a-raw-aits; maar hun overeenkomst kan uit de geldende Indogermaansche klankwetten niet worden verklaard; terwijl de Kaukasische representanten alles duidelijk maken. Zoo blijkt ons Germaansche woord een regelmatig meervoud op -atsi of -aits met het lidwoord a als voorvoegsel, van den nominaalstam rav, die ook in de regelmatige vormen leb, regu, lob en rogu voorkomt. Van dezen stam hebben het Latijnsche ervum en het Grieksche orobos den singularis voor ons bewaard, terwijl de andere Grieksche vormen het bekende Klein-Aziatische formans -nth- vertoonen.
Het Vlaamsch heeft nu met zijn erreweete den ouden Germaanschen vorm bijna ongedeerd bewaard. Maar de andere dialecten hebben door het sterke beginaccent dit woord samengetrokken tot Mnl. erwate, erwite, erwete, en verder in den nieuweren tijd tot erwet en erwt. Het Saksisch dialect maakte hier arfte, erfte en arf, erf van. En een spoor van de oorspronkelijke w vinden wij nog in de Hollandsche labialisatie van arwet tot orret en ort, die pas later tot urret en urt werden gepalataliseerd. In de overige dialecten is die w verder heelemaal verdwenen.
Friesland ontwikkelde nu uit er + t een stijgende diphtong je + t = jet. En ditzelfde verschijnsel vinden wij in Zuid-Nederland aan de drie peripherie-punten van den driehoek, waarin ook de r is verdwenen. Waarschijnlijk kwam vroeger dus de j-Anlaut in dezen heelen driehoek voor. Thans heeft alleen Landen nog jat, terwijl Edinghen met jart en Arendonck met jert compromis-vormen vertoonen. De quantiteitsverschillen waren op de kaart slechts bij benadering op te geven. Op Schiermonnikoog vertoont zich elke -rt als -ts, vaak met een j-element ervoor. Zoo wordt hart tot hets en art tot aits. In Zuidoost-Limburg verschijnt daarentegen de Hoogduitsche z.
Wat verder de a/e wisseling betreft, zien wij in het Noorden duidelijk een groot samenhangend a-gebied, waar ook de gelabialiseerde Hollandsche vormen op teruggaan. Een uitzondering vormen alleen Twente en het gaffelvormig Tubantisch gebied in West-Overijsel en Gelderland. Gelijk van Wijk (Tijdschr. 30 blz. 31) terecht vermoedde, komen de gepalataliseerde e-vormen uit het Zuiden, en hebben zich langs den bekenden weg tot in Waterland verspreid. Het West-Brabantsch en Antwerpsch e-gebied, kan daarentegen weer een latere uitlooper van het Noorden zijn, òf het is een relict-gebied, evenals Weert, Aerschot, Landen en Edingen.
J.v.G.