Repliek
Bij het stukje getiteld ‘Rijmloosheid bij van den Bergh’ van den heer H. de Vries (pp. 350-351, Maartnummer) zou ik gaarne het volgende aanteekenen:
De heer de Vries heeft mijn term ‘verzen’ blijkbaar opgevat als ‘gedichten’ terwijl ik daaronder altijd versta: ‘versregels’. Vandaar de zoo geweldig uiteenloopende cijfers!
Dat het Rime Riche slechts in theorie werd gepredikt en door den dichter niet consequent in de practijk werd doorgevoerd; dat anderzijds van den Bergh's kracht veel meer zat in de assonantie (die niet zuiver Fransch meer kan genoemd worden), blijke uit het volgende staatje:
In ‘De Boog’ vond ik: 347 rijmlooze verzen, 76 verzen met assonantie, 392 verzen met gewoon rijm, 56 verzen met rime riche. In ‘De Spiegel’: 114 rijmlooze verzen, 423 assonneerende verzen, 246 verzen met gewoon rijm, 26 verzen met rijk rijm.
Inderdaad heb ik de meerderheid gevonden door de rijmlooze verzen met de assonneerende te combineeren tegenover de rijmende + rijkrijmende. Hoofdzaak was voor mij de... verpletterde minderheid van het rime riche aan te toonen.
M.J.P.