woord brengt deze kaart ons nog eenige provinciale synoniemen:
1o. djakke in Oost-vlaanderen, ontleend aan het Fransch jaques (Kiliaen geeft iacke): een geluidnabootsing, beantwoordend aan ons klets! klats! dat in het Fransch de naam werd voor een ekster om haar kletsende snateringen, en in het Vlaamsch de naam werd voor de klappende zweep;
2o. smik, smek in Limburg, (Teuthonista smycke) nog in 't Rijnland bekend, klinkt eveneens onomatopoëtisch en is verwant aan het Mnl. smacken, Teuth. smacken, verberare fri. smakke. Hierbij hoort natuurlijk ook het smiek van Pallmeer en Heerlen. Dit neemt evenwel niet weg, dat het woord wel eens heel oud kon zijn; want het Sanskrit en de Kaukasus hebben schijnbaar nauwverwante vormen.
3o. Hasselt geeft op: kletsjûere, Maastricht klasjoerke, en ook in Sittard komt een vorm voor van het woord dat Kiliaen als ketsoore, kletsoore voor Vlaanderen opgeeft. Trouwens ook Teirlinck geeft het met deze verklaring: de dzakke is de zweep der koewachters, de klaitsoore die der voerlui voor hun paarden, en de zweepe is de karwats der ruiters. Hieruit ziet men, dat het woord dus nog verder over Zuid-Nederland bekend is. Zie trouwens bij Schuermans op kletsoor, die ook nog klitsoor opgeeft, en de afleiding klets-snoer voorstelt. Want in Westvlaanderen komt volgens hem ook klinksnoer voor. Wat hiervan zij, ook dit woord is een onomatopee en verwant met klets! en klats!
4o. Het Hoogduitsche woord Geissel komt met de bekende phonetische voorbarigheid te Weert als glissel voor. De Teuthonista heeft gheysel. Ook het vreemde goëts uit Moulingen en Gulpen zal wel bij Geissel hooren.
5o. Het Heerlensche pietsch is natuurlijk verwant met het Hoogduitsch Peitsche, dat zelf wel uit het Czechisch bitsj wordt afgeleid.
6o. Voor het eej van 's Hertogenbosch weet ik ten slotte geen andere verklaring, dan de interjectie met denzelfden klank.
J.v.G.