Vandaar: schwu:mme (zwemmen); zi:nge (zingen) wi:nne (winnen) etc.
Kern heeft dus inderdaad goed gezien: er is een onloochenbaar verband tusschen valtoon en diphtong, die elkaar wederkeerig aantrekken en bevorderen. En dit zal eerst aangevoeld worden bij enkele uitzonderingen op den spontanen valtoon, en, als proef op de som, bij een nadere behandeling van groep 4 evident blijken.
4. Enkele representanten der oude wgm. vokalen zijn, om welke redenen dan ook, in 't E.W. dialect verkort, mogen dus, als onze regel juist is, geen valtoon hebben, tenzij er een diphtongisch element volgt. Inderdaad vinden wij: lid (lied); hód (hoed) naast hoo:d. gód (goed) naast goo:d, maar mu:j - moe; bru:j = moes.
Zeer duidelijk blijkt het diphtongisch karakter tenslotte in de vierde groep. Hier hebben wij valtoon binnen het morphologisch systeem. Voor 't E.W. geldt hier de negatieve wet, dat de valtoon niet optreedt vóór p, t, k, (s) en hun verbindingen. Deze wet gaat echter alleen op na lange vocalen of diphtongen. Bij korte vokalen geldt de positieve eisch: diphtongeerings-mogelijkheid, dus valtoon vóór m, n, l, ng of verbindingen. Behalve bij 't werkwoord, waar de analogie werkt, bestaan hierop geen uitzonderingen.
Zoo staan tegenover elkaar:
kraag × krea:g (kragen);
schtaaf × schtea:f (staven) en
koef - küf (kuiven)
bo'f - buf (beeten);
e gree:st (een grijs) en e lost (een los);
e schee:ft (een scheef) en e laft (een laf);
schtea:fke (staafje) en schrüfke (schroefje);
rea:dje (raadje) en soms redje (raadje).
Daarentegen:
be:ng (banden) be:rg (bergen);
e du:nt (een dun) e schtó:mt (een stom);
me:ntje (manneke).
Ook bij de (sporadische geschärfte) 1e Pers. Sing. Praes. treedt soms valtoon op bij lange vokaal of diphtong (behoudens vóór de verhinderende consonanten), altijd echter vóór 'n diphtong-element na korte vokaal.
ech graa:f (graaf), maar ich blief (blijf). Maar valtoon hebben: ich kó:m (kom); va:ng (vang); ha:ng (hang); nu:m (neem); schte:rf (sterf) en ge:l (koop).