De vraag rijst: hoe komt het Sittardsch aan de nevenvormen naast het gewone grondwoord? Hoe zijn deze ontstaan? Waarom gebruikt het in deze omstandigheden geen versterkende woorden als toch, wel, zeker, waarachtig etc., zooals het algemeen beschaafd doet; of komen deze althans slechts zelden voor? Het antwoord schijnt te moeten luiden, dat de complexe accentverhoudingen hier mogelijkheden boden die langs een eenvoudiger weg tot het gewenschte doel voeren.
Evenals in geheel Z. Limburg is het accent in het dialect van Sittard van gemengd dynamisch-muzikaal karakter; de muzikale component beteekent hier veel meer als in andere deelen van ons land. De Z. Limburgsche dialecten zijn veel meer ‘zangerig’ dan b.v. de saksische of het friesch. Voor alle taalvormen die voorkomen is dit natuurlijk van beteekenis, maar woorden als ja! en neen! stellen op dit gebied wel heel bijzondere eischen. Ze vatten als het ware een geheele zin samen en zoo moet wat elders over subject, verbum en andere zinsleden verdeeld is hier in enkele silben worden uitgedrukt. Daarenboven moet het aantal variatiemogelijkheden groot zijn; er is bijna geen ontkenning of geen bevestiging te vinden die geheel gelijk is aan een andere. Telkens is de situatie in het gesprek, de nuance in gevoelstoon weer even anders.
Nu zijn de variatiemogelijkheden van het complexe dynamisch-muzikale accent niet onbeperkt, vooral niet als de spanning toeneemt. Een sterke en een hooge accentuatie sluiten elkaar bijna buiten, de beide accentscomponenten die elk hun speciale physiologische voorwaarden hebben, zitten hier elkaar in den weg. Bij eenigermate forceeren ontstaat een ruw en onbeschaafd spreken; wil men dit vermijden dan is een differentiatie der beide componenten het eenige wat mogelijk is.
Hiermede hebben we waarschijnlijk ineens de sleutel in de hand voor de verklaring der besproken Sittardsche vormen. Aan de verontwaardigde bevestiging en ontkenning onder 2. genoemd ligt zeker een groote spanning van den spreker ten grondslag, maar een vorm van spanning die tot een korte snelle ontlading dringt. Wie verontwaardigd is spreekt niet lang. Men zou geneigd zijn aan Huyghen's ‘Hamer’ te denken:
Een kort woord, snel en fel gesproken heeft meer kracht
Dan een lang swaer bericht dat slaep'righ uytgeseght werd...
Het dynamisch accent dat in z'n plotselinge val zooveel arbeidsvermogen verbruiken kan is hier zeker eerder op zijn plaats dan de muzikale toon, die wat gerekt moet worden, die tijdsduur vraagt wil ze indruk maken. Zoo verdween hier de muzikale component uit het accent en ontstond uit joa (sleeptoon) het korte krachtige joa (valtoon); op dezelfde wijze uit nei (sleeptoon) ook nae (valtoon). De laatste vorm is