Taalkaart neus
Het Oudfriesch nose: Nieuwfriesch noas, evenals het ags. nosu bewijzen, dat wij van een stamklinker o moeten uitgaan, en de verwachte Umlautsfactor komt in ofri. nosi voor den dag. Wij moeten deze kaart dus met die van deur vergelijken. Friesland komt daarmee, bijna geheel en al overeen. Maar de eilanden wijken af. In de plaats van den gedelabialiseerden vorm deer heeft Vlieland hier naas (overeenkomend met ‘daar’ op Schiermonnikoog). Deze aa blijkt dus nu duidelijk een delabialiseering van de naburige ao. En mijn verklaringen bij deur en leunen behoeven dus hiermee aangevuld maar misschien nog niet geheel en al verworpen te worden. Ook reus en zeven luiden op Vlieland raas en zaven. De oostelijke ö-vormen (met den klank van Götter) zijn voor neus opvallend schaarsch. Verder komt in de Beemster evenals bij deur, de ui voor, die ons bovendien voor neus ook uit Hoorn wordt opgegeven. De drie groote gebieden met hun voorliefde voor den trochee-vorm der woorden, komen op beide kaarten weer sprekend overeen. Alleen kan ik er hier even op wijzen dat de twee Oostelijke niet-apocapeeringsgebieden nog niet zoolang van elkander gescheiden zijn, daar in de neuz-vorm met stemhebbende z nog duidelijk de pas afgevallen tweede silbe naklinkt.
En in het Zuiden vertoonen zich weer onze drie ultra-laryngale delabialiseerings-gebieden: de twee westelijkste juist als bij deur: deer en leunen: lenen, hier met den vorm: nees, die dus niet als Franck van Wijk en Schönfeld meenen, uit *nasi kan, doch uit nosi moet zijn ontstaan; maar het derde Oostelijke gebied vertoont nu over bijna heel Limburg naas, met vlak er naast in de Haspengouw naos en nòòs, die door delabialiseering natuurlijk ook de Limburgsche aa weer hebben opgeleverd. Vergelijk deur: daar in Vaals en Herzogenrath. Of daarmee nu ook de mnd, ohd. en zelfs de ags. a van nase, nasa en nasu op dezelfde wijze uit een ao als b.v. in on. nós kunnen verklaard worden, laat ik aan de meer-deskundigen over; maar voor Nederland hebben wij in elk geval geen vormen met a als stamklinker noodig, om alle vormen te verklaren. Ook niet voor de plaatsnamen Nes en Nisse, en het tweede lid der samengestelde plaatsnamen op -nes (se)en -nis(se), (vergl. Ter Neuzen)